ECLI:NL:TGZCTG:2018:40 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.132

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:40
Datum uitspraak: 01-02-2018
Datum publicatie: 02-02-2018
Zaaknummer(s): c2017.132
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een tandarts. Klagers verwijten de tandarts dat zij een schriftelijke verklaring (die is opgesteld door de tandarts met wie klaagster een conflict heeft) heeft ondertekend, die in een procedure tussen klaagster en deze tandarts is overgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.132 van:

A., B., wonende te C.,

appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

D., tandarts, werkzaam te C., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.H. Wijnberg, advocaat te Groningen.

1.         Verloop van de procedure

A. en B. - hierna klagers - hebben op 7 februari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen D. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 maart 2017, onder nummer T2017/04 heeft dat College klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 december 2017, waar zijn verschenen klagers en de tandarts, bijgestaan door mr. Wijnberg. Partijen hebben hun standpunten toegelicht,

A. aan de hand van een pleitnotitie die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

         “2. Beoordeling van de klacht

Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is degene die in de hoedanigheid van tandarts in het BIG-register ingeschreven staat, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van:

1.   degene, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen;

2.   degene die, in nood verkerende, bijstand met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft;

3.   de naaste betrekkingen van de onder 1. en 2. bedoelde personen;

     b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

Klaagster heeft gewerkt als tandartsassistente in de tandartsenpraktijk waar verweerster sedert februari 2016 als tandarts werkzaam is. Klaagster heeft een conflict gekregen met de tandarts waarvoor zij werkte.

De klacht van klagers houdt - zakelijk weergegeven - in dat verweerster een schriftelijke verklaring - die is opgesteld door de tandarts met wie klaagster een conflict heeft - heeft ondertekend, die in een procedure tussen klaagster en deze tandarts is overgelegd. Verweerster kan hier volgens klagers tuchtrechtelijk op worden aangesproken.

De klacht ziet niet op enig handelen of nalaten van verweerster dat valt onder artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet BIG. Het college is van oordeel dat de klacht ook geen betrekking heeft op enig handelen of nalaten van verweerster in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg, nu de klacht betrekking heeft op een ondertekende verklaring in een arbeidsgeschil en er geen sprake is van strijd met voornoemd algemeen belang.

            Klagers zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun klacht.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

De in eerste aanleg vastgestelde feiten zijn in beroep niet bestreden en dienen ook het Centraal Tuchtcollege tot uitgangspunt voor de beoordeling van het beroep.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep hebben klagers hun klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2       De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Anders dan door klagers gesteld, is het Centraal Tuchtcollege gelet op het bepaalde in artikel 66, lid 4, van de Wet BIG, niet gebleken van processuele gebreken in de behandeling van de zaak in eerste aanleg nu tijdens het vooronderzoek is vastgesteld dat de klacht afkomstig is van tot klagen niet bevoegden.

4.4       Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat het beroep dient te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate

en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2018.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.