ECLI:NL:TGZCTG:2018:39 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.169

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:39
Datum uitspraak: 25-01-2018
Datum publicatie: 07-02-2018
Zaaknummer(s): c2017.169
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster is vanaf begin 2015 in behandeling bij het FACT team van de GGZ. De aangeklaagde gz-psycholoog is verbonden aan het FACT team en is van mei 2015 tot juni 2016 bij de behandeling van klaagster betrokken geweest. In juni 2016 heeft klaagster zich, naar aanleiding van de gemaakte afspraken, ernstig verbaal, agressief en dreigend jegens de gz-psycholoog geuit. De behandelrelatie is toen geëindigd.  De klacht houdt in dat de gz-psycholoog: 1. klaagster geen traumabehandeling heeft gegeven; 2. haar beroepsgeheim heeft geschonden; 3.wil dat klaagster een lijdensweg heeft; 4. samen met een andere cliënt van klaagster heeft gestolen; en 5. heeft geweigerd om mee te werken aan de procedure bij de levenseindekliniek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.169 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. M.J. Bos, als jurist verbonden aan

DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 30 juni 2016  bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen gz-psycholoog C. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 maart 2017, onder nummer 16/223GZP heeft dat College de  klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 januari 2018, waar is verschenen klaagster alsmede de

gz-psycholoog, bijgestaan door mr. drs P.A. de Zeeuw (een kantoorgenoot van

mr. M.J. Bos).

Klaagster is hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

De gz-psycholoog en haar gemachtigde hebben de zaak ter zitting nader toegelicht.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 25 januari 2018 heeft het College, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is sedert 1 januari 2015 als Gz-psycholoog verbonden aan het D. team van de E. (E.).

2.2. Klaagster is vanaf 1 januari 2015 in behandeling bij het D. team. Verweerster is van mei 2015 tot juni 2016 bij de behandeling van klaagster betrokken geweest. Vanaf mei 2016 is eveneens het F. (F.) bij de behandeling van klaagster betrokken.

2.3. In de door klaagster bij het klaagschrift gevoegde bijlage staat – voor zover van belang- het volgende vermeld:

" Afspraken t.b.v. behandelplan A..

Alle voorgaande afspraken komen te vervallen. Hieronder staan de nieuwe afspraken:

-                  De hulpverleners reageren niet op een vraag waar wij niets mee kunnen (bijv. dreigen met zelfmoord). Geldt ook voor anderen om het team heen, zoals de secretaresse. (…)

-                  Al het contact gaat via Lia. (…)

-                  Verbale en fysieke agressie wordt niet getolereerd, zo nodig schakelen wij de politie in. Bij verbale agressie 1 week geen contact met de E.. Bij 3 keer volgt een time-out en wordt er overlegd met de directie".

2.4. Op 8 juni 2016 heeft zich over voornoemde afspraken een ernstig verbaal, agressief en dreigend incident tussen klaagster en verweerster voorgedaan.”

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3.       De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.         klaagster geen traumabehandeling heeft gegeven;

2.         haar beroepsgeheim heeft geschonden;

3.         wil dat klaagster een lijdensweg heeft;

4.         samen met een andere cliënt van klaagster heeft gestolen;

5.         heeft geweigerd mee te werken aan de procedure bij de Levenseindekliniek.

Klaagster heeft met betrekking tot de onderscheiden klachtonderdelen nog het volgende aangevoerd. Door steeds smoesjes te verzinnen (omdat verweerster wil dat klaagster lijdt) en door niet te starten met de traumabehandeling, is klaagster "al een jaar bezig met de Levenseindekliniek" . Verweerster heeft haar beroepsgeheim geschonden door de problemen van klaagster met andere cliënten te bespreken. Voorts heeft een cliënt met goedkeuring van verweerster geld van klaagster gestolen. Bovendien houdt verweerster zich niet aan de afspraken en heeft vervolgens het F. bij de behandeling van klaagster betrokken. 

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.       De beoordeling

5.1. Verweerster heeft met betrekking tot het eerste klachtonderdeel onder andere aangevoerd dat klaagster zich herhaaldelijk suïcidaal uitte en dat zij het om die reden onverantwoord achtte om te starten met een traumabehandeling. Met name omdat deze behandeling ontregelend kan werken, hetgeen zij klaagster meerdere malen heeft uitgelegd. Verweerster heeft in het verweerschrift voorts uiteengezet, hoe en onder welke omstandigheden zij na het ernstige verbale agressie incident op 8 juni 2016 heeft besloten om zich uit de behandeling van klaagster terug te trekken. Klaagster heeft erkend dat zij "een akkefietje" met verweerster heeft gehad. Met verweerster acht het college het in deze omstandigheden begrijpelijk dat verweerster niet is toegekomen om een start te maken met de traumabehandeling. Dit klachtonderdeel is ongegrond.  

5.2. Het tweede, derde en vierde klachtonderdeel lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Verweerster herkent zich niet in de klacht van klaagster dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Klaagster heeft haar stelling dat verweerster op dit punt is tekortgeschoten ook niet nader onderbouwd. De stelling van klaagster dat verweerster haar een lijdensweg wenst dan wel dat zij tezamen met een andere cliënt van klaagster steelt, is door verweerster betwist en eveneens niet door klaagster onderbouwd. Dat betekent dat het tweede, derde en vierde klachtonderdeel om die reden feitelijke grondslag missen en ongegrond zijn.

5.3. Verweerster betwist dat zij heeft geweigerd mee te werken aan de procedure bij de Levenseindekliniek. Zij heeft onder andere aangevoerd dat klaagster tot op heden zelf het traject bij de Levenseindekliniek heeft stopgezet en dat klaagster op elk moment een kopie van haar dossier bij de E. kan opvragen om zich aan te melden bij voornoemde kliniek. Nu verweerster het niet mee willen werken betwist, kan niet worden vastgesteld of een en ander is gegaan zoals klaagster stelt. Het vijfde klachtonderdeel is eveneens ongegrond.  

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

  3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder “2. De feiten.”

4.     Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Klaagster concludeert  impliciet tot gegrond verklaring van haar klacht.

4.2       De gz-psycholoog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing in stand te laten.

Beoordeling

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich derhalve met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en de gronden waarop dit berust en neemt dit oordeel over.

4.4       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema,voorzitter; mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. E.D. Berkvens en mr. drs. L.C. Mulder, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2018.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.