ECLI:NL:TGZCTG:2018:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.131

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:35
Datum uitspraak: 01-02-2018
Datum publicatie: 02-02-2018
Zaaknummer(s): c2017.131
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een tandarts. Klagers verwijten de tandarts dat diens assistente, over de periode dat zij met klaagster heeft samengewerkt bij haar vorige werkgever (2003 tot en met 2008), een schriftelijke verklaring heeft opgesteld, die in een procedure tussen klaagster en haar werkgever is overgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.131 van:

A., B., wonende te C., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

D., tandarts, werkzaam te E., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. en B.- hierna klagers - hebben op 17 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen D. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

21 februari 2017, onder nummer T2017/01 heeft dat College klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 december 2017, waar zijn verschenen klagers en de tandarts, bijgestaan door mr. Daniëls.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht, A. aan de hand van een pleitnotitie die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

         “2. Beoordeling van de klacht

     Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is degene die in de hoedanigheid van tandarts in het BIG-register ingeschreven staat, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van:

1.   degene, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen;

2.   degene die, in nood verkerende, bijstand met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft;

3.   de naaste betrekkingen van de onder 1. en 2. bedoelde personen;

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

De klacht van klagers houdt - zakelijk weergegeven - in dat de assistente van verweerder over de periode dat zij met klaagster heeft samengewerkt bij haar vorige werkgever (2003 tot en met 2008) een schriftelijke verklaring heeft opgesteld, die in een procedure tussen klaagster en haar werkgever is overgelegd. Verweerder kan hier volgens klagers tuchtrechtelijk op worden aangesproken.

De klacht ziet niet op enig handelen of nalaten van verweerder dat valt onder artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet BIG. Het college is van oordeel dat de klacht ook geen betrekking heeft op enig handelen of nalaten van verweerder in het belang met de uitoefening van individuele gezondheidszorg, nu de klacht betrekking heeft op een handeling van de assistente van verweerder die niet verricht is binnen de werkrelatie die zij met verweerder heeft.

            Klagers zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun klacht.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

De in eerste aanleg vastgestelde feiten zijn in beroep niet bestreden en dienen ook het Centraal Tuchtcollege tot uitgangspunt voor de beoordeling van het beroep.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep hebben klagers hun klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2       De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter; prof. mr. J. Legemaate en

mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2018.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.