ECLI:NL:TGZCTG:2018:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.327

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:170
Datum uitspraak: 14-06-2018
Datum publicatie: 14-06-2018
Zaaknummer(s): c2017.327
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager heeft klachten ingediend tegen zijn huisarts, neuroloog en twee internisten. Deze klacht is gericht tegen een van de internisten. Klager is door de huisarts naar de internist verwezen. De internist heeft klager eenmaal gezien op het spreekuur en tweemaal telefonisch gesproken om de uitslagen en het advies te bespreken. De klacht betreft in essentie het handelen van verweerster met betrekking tot een eventueel vitamine B12-tekort. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.327 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mevrouw C. te D.,

tegen

G., internist, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 5 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen G. - hierna de internist - een klacht ingediend. Bij beslissing van

14 juni 2017, onder nummer 1701c heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.  

De internist heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is  in beroep tegelijkertijd  maar niet gevoegd  met de zaken C2017.325 (A./E.), C2017.326 (A./F.) en C2017.328 (A./H.) behandeld  ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 mei 2018, waar zijn verschenen  klager, bijgestaan door zijn gemachtigde - tevens partner - mevrouw C. voornoemd, en de internist, bijgestaan door haar gemachtigde mr. De Groot voornoemd.

Partijen hebben hun wederzijdse standpunten toegelicht.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende  ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager werd bij brief van 25 april 2016 door zijn huisarts verwezen naar verweerster. Als reden voor de verwijzing werd gegeven dat klager kampte met klachten van diarree, moe zijn, tinnitusklachten en gewichtsverlies. Volgens klager was dit te wijten aan langdurig Omeprazolgebruik en daardoor een vitamine B12-tekort. Ook was volgens de verwijzingsbrief sprake van angst en stress die de klachten mogelijk beïnvloedden. De vraag was een advies te geven in verband met het afvallen en de vermoeidheidsklachten alsmede met betrekking tot een adequate B12-suppletie qua frequentie.

Klager werd poliklinisch gezien op 23 mei 2016. Hij wenst een hoge dosis B12. Verweerster heeft lichamelijk onderzoek verricht. Verder besloot zij tot bloedonderzoek, urineonderzoek, een echo-abdomen, een H2 ademtest, een faeceskweek en een lactosetolerantietest, welke onderzoeken werden verricht. Als voorlopig advies gaf verweerster: ‘advies B12: één keer per week tot volgende controle’. Er werd een controleconsult afgesproken op 13 juni 2016. Op 2 juni 2016 belde klager omdat hij zich niet goed voelde en pijn had. De (geruststellende) uitslagen werden besproken en er werd aanvullend onderzoek afgesproken in de vorm van een thoraxfoto en duplexonderzoek van de bloedvaten. De uitslagen zijn op 13 juni besproken. Volgens verweerster leek sprake van een angst- en paniekstoornis met een intercurrente infectie. De thoraxfoto liet geen infiltraat zien en de urine was eerder schoon waardoor de gedachte uitging naar een virale luchtweginfectie. Het advies van verweerster was om voor de angst en paniekstoornis contact met de huisarts te zoeken en verder om een afspraak te maken bij de internist-endocrinoloog in verband met het lage testosterongehalte. Klager wilde eens per twee weken een B12-injectie. Verweerster adviseerde eens per drie maanden, maar dat vond klager te weinig. Verweerster heeft de wens van klager aan de huisarts overgebracht en contact gezocht met de internist-endocrinoloog en met hem overlegd. Daarna heeft zij klager niet meer gezien.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager heeft een in negentien punten vervatte klacht over het handelen van verweerster ingediend.

Naar het college begrijpt uit hetgeen tijdens het mondelinge vooronderzoek naar voren is gebracht, betreft de klacht in essentie het handelen van verweerster vanaf 2016 met betrekking tot het vitamine B12-tekort.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft in haar verweerschrift en bij het mondelinge vooronderzoek gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zoveel nodig zal het college hierna bij de overwegingen op dit verweer terugkomen.

5. De overwegingen van het college

Verweerster heeft gedurende de behandelperiode deugdelijke anamneses afgenomen en voldoende (laboratorium) onderzoek verricht. Op basis van de NHG-richtlijn ‘Diagnostiek van vitamine B12 deficiëntie’ mocht verweerster, gelet op de meermaals gemeten vitamine B12 en het ontbreken van aanwijzingen voor het tegendeel, ervan uitgaan dat er bij klager geen sprake was van een vitamine B12-tekort. Overigens merkt het college op dat verweerster klager wel degelijk ter wille is geweest, doordat zij klager in eerste instantie één dosering per week heeft gegeven en voorts de wensen van klager aan de huisarts heeft overgebracht.

Het college is ten aanzien van de klacht van oordeel dat al hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd niet kan afdoen aan de hierboven weergegeven overwegingen en het daarin besloten liggende oordeel.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond ”.

3.               Beoordeling van het beroep

3.1       Klager heeft met zijn beroep de oorspronkelijke klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voorgelegd. Het beroep strekt ertoe dat de klacht op alle onderdelen alsnog gegrond wordt verklaard.

3.2            De internist heeft verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

3.3            Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege toegestuurd.

3.4            In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2018 is dat debat voortgezet.

3.5             Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg.

3.6            Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.

4.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en prof.dr. J.B.L. Hoekstra en dr. R. Heijligenberg, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2018.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.