ECLI:NL:TGZCTG:2018:163 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.381

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:163
Datum uitspraak: 05-06-2018
Datum publicatie: 06-06-2018
Zaaknummer(s): c2017.381
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen keuringsarts van Bureau Rijbewijs Keuringen (BRK). Klager heeft in het kader van een vorderingsprocedure ex artikel 130-134a van de Wegenverkeerswet 1994 van het Centraal Bureau Rijvaardigheid, in opdracht van het BRK een rijbewijskeuring ondergaan. Verweerder heeft onder supervisie van de keurend psychiater de anamnese afgenomen aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten en heeft lichamelijk onderzoek verricht. Verweerder heeft daarna kort psychiatrisch onderzoek verricht. Verweerder is na het opstellen van het conceptrapport niet meer betrokken geweest bij de rapportage van de keuring. Klager verwijt verweerder, keuringsarts, dat hij: 1. klager volledig zelfstandig onderzocht terwijl hij geen psychiater is en het onderzoek onzorgvuldig heeft uitgevoerd; 2. op onzorgvuldige wijze in het rapport heeft weergegeven wat klager heeft verklaard; 3. op onzorgvuldige wijze het rapport meerdere malen heeft aangepast; 4. geen contact met klager heeft opgenomen ondanks zijn verzoeken; 5. niet heeft gereageerd op vragen van klager en hem niet heeft gewaarschuwd voor de aanpassingen van het rapport door anderen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt deze uitspraak.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.381 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

bijgestaan door mr. A.H.J. de Kort, advocaat te Sint-Michielsgestel,

tegen

F., bedrijfsarts, destijds arts, destijds werkzaam te H.,

verweerder in beide instanties, bijgestaan door mr. R.J. Peet, als jurist verbonden aan de VvAA te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 3 maart 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, tegen F. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 juli 2017, onder nummer 048/2016, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2017.379 (A./C.), C2017.380 (A./E.), C2017.386 (E./A.) en C2017.394 (A./G.) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 april 2018, waar is verschenen klager, bijgestaan door mr. De Kort, en de arts, bijgestaan door mr. Peet. Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. Mr. De Kort heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2.       DE  FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft in het kader van een vorderingsprocedure ex artikel 130-134a van de Wegenverkeerswet 1994 van het Centraal Bureau Rijvaardigheid, in opdracht van het Bureau Rijbewijs Keuringen (BRK) een rijbewijskeuring ondergaan. Verweerder heeft onder supervisie van de keurende psychiater de anamnese zelfstandig afgenomen aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten en heeft lichamelijk onderzoek verricht. De keurende psychiater (eveneens aangeklaagd) heeft daarna kort psychiatrisch onderzoek verricht. Voorafgaand aan het keuringsonderzoek was het verweerder en de psychiater bekend dat klager op 27 juli 2014 was aangehouden als bestuurder van een auto met een alcoholpromillage van 1,277 en dat klager eerder was gekeurd in het kader van een vorderingsprocedure in de zomer van 2010. Voorts was bekend dat klager in het jaar 2006 een EMA (Educatieve Maatregel alcohol en verkeer) had gevolgd.

Het conceptrapport werd vervolgens door verweerder opgesteld. Verweerder heeft het conceptrapport aan de psychiater toegestuurd ter supervisie. Verweerder is na het opstellen van het conceptrapport niet meer betrokken geweest bij de rapportage van de keuring. Uit de stukken blijkt dat de psychiater vier versies van het rapport het licht heeft doen zien, waarmee verweerder geen inhoudelijke bemoeienis heeft gehad. Wel staat zijn handtekening tezamen met die van de keurend psychiater onder elke versie.

3.         HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij:

-                  klager volledig zelfstandig onderzocht terwijl hij geen psychiater is en het

                        onderzoek onzorgvuldig heeft uitgevoerd;

-                  op onzorgvuldige wijze in het rapport heeft weergegeven wat klager heeft

                        verklaard;

-                  op onzorgvuldige wijze het rapport meerdere malen heeft aangepast;

-                  geen contact met klager heeft opgenomen ondanks zijn verzoeken;

-                  niet heeft gereageerd op vragen van klager en hem niet heeft gewaarschuwd

                        voor de aanpassingen van het rapport door anderen.

4.         HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.

Verweerder heeft de keuring verricht onder supervisie van een psychiater. Verweerder heeft eerst zelf de anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht. Vervolgens heeft de supervisor zich bij hen gevoegd en werd de anamnese en het lichamelijk onderzoek doorgenomen. De supervisor heeft waar nodig aanvullende vragen gesteld. Verweerder ontkent dat er uitsluitend sprake is geweest van een kennismaking tussen klager en de supervisor. Gedurende het onderzoek heeft verweerder de anamnese meteen verwerkt in het rapport. Aantekeningen werden dan ook niet elders bijgehouden dan in het rapport zelf. Ook de informatie die tijdens de supervisie in aanwezigheid van klager werd uitgewisseld, werd direct in het rapport opgenomen. De vragen die in het rapport staan vermeld, zijn de vragen die met klager werden doorgenomen.

Verweerder weerspreekt uitdrukkelijk dat klager niet heeft verklaard dat hij een aantal keer per jaar deelnam aan het verkeer na meer dan 3AE in een uur genuttigd te hebben. De toelichtingstekst die in het keuringsrapport bij 3.2.2.9 vermeld staat heeft verweerder tijdens de keuring genoteerd. Op 29 juli 2015 ontving verweerder via het secretariaat een brief van klager met een aantal vragen. Op 30 juli 2015 ontving verweerder van zijn supervisor bericht over de reactie die hij had opgesteld naar aanleiding van de vragen van klager. Verweerder was in de veronderstelling dat de vragen van klager hiermee naar tevredenheid waren beantwoord. Na 30 juli 2015 is verweerder niet meer bij de verslaglegging van de keuring betrokken geweest. Het corrigeren van het rapport, naar aanleiding van het correctierecht van klager, behoort tot de expertise en verantwoordelijkheid van de psychiater.

5.         DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

            5.1

Bij de beoordeling van de vraag of een rapportage van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1.               Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het

                        berust;

2.               Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de

                        voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.               In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke

                        gronden de conclusies van het rapport steunen;

4.               Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de

                        gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5.               De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.2

Verweerder heeft ter zitting toegelicht hoe de standaard gang van zaken tijdens een dergelijke keuring was. Verweerder was keuringsarts en handelde onder supervisie van een psychiater. Verweerder nam eerst de anamnese af aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten en deed lichamelijk onderzoek. Hij noteerde zijn bevindingen tijdens het onderzoek direct in het daarvoor bestemde formulier. Daarna voegde de psychiater zich bij het onderzoek. Verweerder kan zich de bewuste keuring niet herinneren. Zijn gebruikelijke werkwijze is om zijn bevindingen door te nemen in aanwezigheid van klager en de psychiater. Kennelijk is door beiden toen niet gezien dat er onder 3.2.2.9 “nee” was ingevuld waar dat “ja” had moeten zijn. Dat dit een kennelijke verschrijving is geweest blijkt uit de toelichting, een meerkeuze-optie, die verweerder ter plekke   heeft ingevuld. Klager wordt niet gevolgd in zijn stelling dat deze toelichting niet juist is. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat onvoldoende aannemelijk is dat wat in de rapportage staat vermeld een onjuiste weergave is van hetgeen is verklaard. Gelet op het bovenstaande kunnen de eerste twee klachtonderdelen niet slagen.

5.3

Dit geldt ook voor de overige drie klachtonderdelen. Het college acht afdoende aannemelijk gemaakt dat verweerder niet betrokken is geweest bij de aanpassingen in de conceptrapportage. Hij kan hier dan ook niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Dat zijn handtekening wel onder elke versie blijft staan is – naar het college begrijpt - een gevolg van het computersysteem. Hoewel dit niet wenselijk is, wat verweerder ter zitting ook heeft erkend, kan hem dit niet worden aangerekend. Het college is van oordeel dat verweerder ervan mocht uitgaan dat de psychiater de vragen van klager afdoende had beantwoord en dat op hem daarom geen plicht meer rustte om dat te doen. Het college is aldus van oordeel dat verweerder de in 5.1 genoemde criteria in acht heeft genomen.

5.4

De klacht dient, gelet op het bovenstaande, in alle onderdelen ongegrond te worden verklaard."

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de arts opnieuw aan de tuchtrechter voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2018 is dat debat voortgezet.

4.2       Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en

mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en dr. M.C. ten Doesschate en drs. HS. Boersma, leden- beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 5 juni 2018.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.