ECLI:NL:TGZCTG:2018:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.439

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:107
Datum uitspraak: 17-04-2018
Datum publicatie: 18-04-2018
Zaaknummer(s): c2017.439
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster is door verweerder in opdracht van de IND onderzocht om te beoordelen of door de IND bij het horen van klaagster rekening gehouden diende te worden met mogelijke beperkingen. Klaagster verwijt verweerder (1) dat het gesprek (te) kort heeft geduurd en (2) dat verweerder niet of onvoldoende onderzoek naar de psychische klachten van klaagster heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van klaagster slaagt voor wat betreft het tweede klachtonderdeel. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing in eerste aanleg, verklaart het tweede klachtonderdeel gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.439 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. B. Ficq, advocaat te Haarlem,

tegen

C., verpleegkundige,  (destijds) werkzaam te D.,

verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.H.J. Semeijn, advocaat te Zwolle.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 2 mei 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 augustus 2017, onder nummer 17/150vp, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft van de verpleegkundige nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2018, waar zijn verschenen namens klaagster mr. Ficq voornoemd, en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Semeijn voornoemd. Klaagster is niet ter terechtzitting verschenen.

Zowel mr. Ficq als de verpleegkundige en zijn gemachtigde hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. De beide gemachtigden hebben dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is als verpleegkundige verbonden aan de E. (hierna: E.).

2.2.      Klaagster heeft de Iraanse nationaliteit. Op 21 april 2016 is klaagster in opdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gezien door verweerder. Door verweerder is bezien  of klaagster in staat is door de IND te worden gehoord. Tijdens het gesprek werd gebruik gemaakt van een tolk, aangezien klaagster de Nederlandse taal niet machtig is.

2.3.      Het E. Advies vermeldt over tijdstip en duur van het onderzoek en de advisering onder andere:

             "datum HB          21-04-2016

Tijdstip HB         9:14

                duur intake (min) 45

(...)

datum advies      21-04-2016

                tijdstip advies     9:25

duur advies (min)             20"

2.4.      In het E. Advies  is bij de vragen over de psychische toestand van klaagster niets vermeld.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld doordat het door hem uitgebrachte advies, inhoudende - kort samengevat - dat klaagster in staat is om te worden gehoord, niet op zorgvuldig wijze tot stand is gekomen.

Ter toelichting op haar klacht stelt klaagster dat het gesprek met verweerder maximaal 11 minuten heeft geduurd en dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld . Naar de stelling van klaagster is het onmogelijk in 11 minuten een gedegen onderzoek te doen. Naar de mening van klaagster is niet of niet voldoende doorgevraagd naar haar psychische klachten.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Ter toelichting op zijn verweer stelt verweerder dat het systeem van het E. niet zodanig is ingesteld dat de werkelijke tijd dat het onderzoek duurt wordt weergegeven. Standaard wordt vermeld dat het onderzoek 45 minuten duurt. Een gesprek duurt in werkelijkheid, afhankelijk van de klachten, 20 tot 60 minuten. De vermelde begin- en eindtijd geven evenmin een juiste indicatie van de duur van het onderzoek. Dit geeft slechts weer de duur van het invoeren van de gegevens. Het gesprek waarbij klaagster ook wordt geobserveerd duurt aanzienlijk langer. Klaagster heeft tijdens het gesprek op 21 april 2016, hoewel daar uitdrukkelijk naar is gevraagd, niets gemeld over psychische of lichamelijke klachten. Naar de stelling van verweerder waren er ook geen aanknopingspunten voor het bestaan van deze klachten. Verweerder heeft verder naar voren gebracht dat hij - op het moment dat het gesprek plaatsvond - geen kennis had van het medisch dossier van klaagster en niet op de hoogte kon zijn van haar psychische klachten. In een situatie dat er geen problemen worden vastgesteld is naar de opvatting van verweerder geen reden de vragen expliciet te beantwoorden.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college stelt voorop dat het vaste tuchtrechtspraak is dat wanneer de lezing van partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de precieze (feitelijke) gang van zaken is geweest, het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden.

5.2.      Ten aanzien van het verwijt dat het gesprek op 21 april 2016 maar enkele minuten heeft geduurd, kan, gelet op de niet ongeloofwaardige weerspreking door verweerder en het hiervoor onder 5.1 overwogene niet van de door klaagster gestelde feiten worden uitgegaan.

Dit klachtonderdeel is daarom niet gegrond.

5.3.      Dat verweerder niet of niet voldoende heeft doorgevraagd naar psychische klachten van klaagster, kan, wederom gelet op de uiteenlopende lezingen van partijen ten aanzien van het besprokene, niet worden vastgesteld. Hoewel het wellicht beter was geweest onder het kopje 'psychiatrie uitgebreid' op pagina twee van het E. Advies aan te geven dat klaagster geen psychische klachten had, kan uit het ontbreken van een dergelijke aantekening niet worden afgeleid dat verweerder niet naar psychische klachten heeft gevraagd of niet voldoende heeft doorgevraagd. De omstandigheid dat klaagster in een eerste gesprek met verweerder mogelijk geen openheid van zaken heeft gegeven over haar lichamelijke en psychische toestand is spijtig, maar kan verweerder - nu niet is kunnen blijken dat hij signalen heeft gemist - niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2  De verpleegkundige voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van

het beroep.

4.3       In beroep is opnieuw aan de orde het verwijt van klaagster dat het door de verpleegkundige uitgebrachte advies niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Klaagster stelt in de eerste plaats dat het onderzoek te kort, te weten 11 minuten, heeft geduurd en voorts dat niet of onvoldoende is doorgevraagd naar de psychische klachten van klaagster. Het Centraal Tuchtcollege overweegt hieromtrent als volgt.

4.4       Met betrekking tot de duur van het gesprek op 21 april 2016 stelt klaagster ook in beroep dat uit hetgeen in het E.Advies hierover vermeld staat, valt af te leiden dat dit gesprek 11 minuten heeft geduurd. Ter terechtzitting in beroep heeft de (gemachtigde van de) verpleegkundige verklaard dat de tijdsaanduiding zoals die door het systeem in het E.Advies wordt opgenomen niet klopt. Ter onderbouwing van die stelling heeft de verpleegkundige een mail overgelegd waaruit blijkt dat er binnen het E. aandacht is voor deze problematiek en ook dat deze problematiek al langer speelt. Het Centraal Tuchtcollege acht het door klaagster hieromtrent gestelde hiermee voldoende weersproken en volgt derhalve het oordeel van het college in eerste aanleg dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

4.5       Dit ligt anders voor het klachtonderdeel waarbij klaagster de verpleegkundige verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft doorgevraagd naar de psychische klachten van klaagster. Het Centraal Tuchtcollege stelt hieromtrent het volgende voorop.

4.6       Het E.Advies is bedoeld om vast te stellen of de onderzochte asielzoeker psychische en/of lichamelijke problemen heeft die van invloed kunnen zijn op de gesprekken van die asielzoeker met de IND. De IND houdt vervolgens tijdens de asielprocedure rekening met deze informatie over de gezondheidstoestand van betrokkene. Het belang van een correcte weergave in het E.Advies van de gezondheidstoestand van de onderzochte asielzoeker is daarmee groot.

4.7       Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van klaagster verklaard tijdens haar contacten met klaagster te hebben waargenomen dat er bij die laatste sprake was van “gaten in het geheugen”. Het asielverzoek van klaagster is door de IND afgewezen. De IND heeft klaagster daarbij tegengeworpen dat zij vage, dan wel tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.

4.8       De verpleegkundige heeft ter terechtzitting verklaard zich klaagster niet specifiek te kunnen herinneren, maar dat hij in het algemeen bij een dergelijk onderzoek zoveel mogelijk relevante informatie probeert te verzamelen. In het onderhavige geval heeft de verpleegkundige bij het voor de beoordeling van de psychische gezondheidstoestand van klaagster meest cruciale deel van het formulier echter niets ingevuld.

4.9       Gelet op het hiervoor onder 4.8 gestelde oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de verpleegkundige er met hetgeen hij heeft aangevoerd niet, althans onvoldoende, in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij voldoende onderzoek naar de psychische gesteldheid van klaagster heeft verricht. De verpleegkundige heeft geen herinnering aan het onderzoek in dit specifieke geval en heeft daarom ook niet aan kunnen geven waar dit eventuele onderzoek uit heeft bestaan, terwijl ook uit het verslag niet blijkt of, en zo ja in hoeverre en op welke wijze, de psychische gezondheidstoestand van klaagster ter sprake is gekomen en door de verpleegkundige is beoordeeld. Het is derhalve niet aannemelijk geworden dat het onderzoek naar de psychische gesteldheid van klaagster (voldoende) is verricht. Dit valt de verpleegkundige tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het beroep van klaagster slaagt op dit punt.

4.10     Voor wat betreft de op te leggen maatregel acht het Centraal Tuchtcollege de oplegging van een waarschuwing passend en toereikend. Redengevend daarvoor is dat de verpleegkundige heeft verklaard zijn werkwijze inmiddels te hebben aangepast door bij het betreffende onderdeel op het formulier thans in ieder geval aan te geven dat het onderwerp aan de orde is gesteld.

4.11     Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover klaagsters klacht geheel is afgewezen;

en, opnieuw rechtdoende:

verklaart het klachtonderdeel dat de verpleegkundige niet of onvoldoende onderzoek naar de psychische klachten van klaagster heeft gedaan alsnog gegrond;

legt dienaangaande aan de verpleegkundige de maatregel van waarschuwing op;

verwerpt het beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, TvZ Tijdschrift voor verpleegkunde en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter;

mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en W.J.B. Hauwert en P.A.M. Storck, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2018.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.