ECLI:NL:TGZRZWO:2017:99 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 313/2016

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:99
Datum uitspraak: 22-05-2017
Datum publicatie: 22-05-2017
Zaaknummer(s): 313/2016
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Het had klager vrijgestaan om in de procedure de door hem genoemde geluidsopname in te brengen. Nu klager dit niet heeft gedaan zal het college voorbijgaan aan het door klager gestelde bestaan van geluidsopnamen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 mei 2017 naar aanleiding van de op 15 december 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het aanvullende klaagschrift;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          het schrijven van klager binnengekomen op 17 februari 2017.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1954, is op 24 november 2016 door verweerder gezien op de afdeling medische psychologie in het kader van geheugentraject. De vraagstelling hield in om neuropsychologisch onderzoek te doen.

Verweerder tekende naar aanleiding van zijn contact met klager op:

Anamnese:

De heer [achternaam klager, RTG], bezocht ons in zijn scootmobiel en blijkt een in zijn presentatie opmerkelijke man die op mijn vragen aangaande het cognitief functioneren voornamelijk afwerend reageert.

Het lukt niet om in het gesprek meer zicht op zijn cognitief functioneren te krijgen en dat geldt ook voor het neuropsychologisch onderzoek waarbij hij eigenlijk op geen enkele test tot enig relevant functioneren komt op basis waarvan wij iets zinnigs over zijn cognitief functioneren kunnen zeggen.

Er is sprake van prominente malingering bij een man waarbij met name het psychiatrisch beeld zijn presentatie kleur.

Hij lijkt me meer op zijn plaats in een psychiatrisch setting.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat deze klager onheus heeft bejegend tijdens het onderzoek op 24 november 2011. Er is sprake van schending van klagers mens zijn en kleineren van klager. De vraagstelling van verweerder kan niet door de beugel en verweerder heeft daarbij allerlei kleinerende en insinuerende opmerkingen gemaakt.       

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan zich niet te herkennen in het door klager geschetste beeld.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Dat klager op 24 november 2016 met verweerder heeft gesproken in het kader van een neuropsychologisch onderzoek staat vast. Verweerder heeft klager bij dat onderzoek allerlei vragen gesteld en onderzoek gedaan.

Partijen hebben in deze procedure kennis kunnen nemen van elkaars standpunt en deze worden hier als herhaald en ingelast beschouwd, voor zover ze hierboven niet in detail zijn weergegeven. Klager heeft kunnen lezen dat verweerder ofwel ontkent dat hij het (zo) heeft gezegd zoals klager stelt, ofwel een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen hij aan klager heeft gezegd dan klager daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Het had klager vrijgestaan om in de procedure de door hem genoemde geluidsopname in te brengen. Nu klager dit niet heeft gedaan zal het college voorbijgaan aan het door klager gestelde bestaan van geluidsopnamen.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit berust er niet op dat aan het woord van klager minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, S.J.M. Jorna en S.M. Pol,

leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.