ECLI:NL:TGZRZWO:2017:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 225/2016

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:65
Datum uitspraak: 27-03-2017
Datum publicatie: 27-03-2017
Zaaknummer(s): 225/2016
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Raadkamerbeslissing. Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. De diagnose van klager is bij verweerder bekend en verweerder heeft naast medicamenteuze behandeling van klager maandelijkse gesprekken met klager. De klachten omtrent de inhoud en vorm van de gesprekken zijn, voor zover ze duidelijk en onderbouwd zijn, niet gebleken noch aannemelijk geworden.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 maart 2017 naar aanleiding van de op 6 september 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,                     

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r 

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          de brief van de secretaris van 19 september 2016;

-          het aanvullende klaagschrift;

-          het verweerschrift;

-          de medische informatie binnengekomen op 1 februari 2017.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1942, ontvangt sedert 2000 zorg van D, alwaar verweerder werkzaam is.

Klager is gediagnosticeerd als lijdend aan een schizoaffectieve stoornis en cluster B-(persoonlijkheids)problematiek met gevaar voor manisch-psychotische ontregeling door medicatieontrouw. Bij ontremming is sprake van seksueel ontremd gedrag, intimidatie en dreigend gedrag. Wanneer geen sprake is van een manisch psychotisch toestandsbeeld treedt met name de persoonlijkheidsproblematiek op de voorgrond waarbij in het oog springen de krenkbaarheid, snel opkomend wantrouwen en prikkelbaarheid.

Vanaf 2008 vind ambulante behandeling plaats door de afdeling ouderen.

Verweerder is sinds 2009 de behandelaar van klager. De behandeling bestaat uit maandelijkse gesprekken met klager en een medicamenteuze behandeling. Verweerder heeft opgetekend dat klager ondanks de medicatie chronisch psychotisch is en zeer achterdochtig naar de buitenwereld.

Uit de door verweerder overgelegde medische informatie blijkt onder meer het volgende.

Op 21 februari 2012 heeft verweerder, voor zover thans van belang, opgetekend:

vertelt dat hij nu heeft ontdekt hoe het allemaal begonnen is. Nml de dochter van zijn hospita in E heeft LSD in de koffie gedaan als gevolg waarvan hij ging hallucineren.

Op 17 december 2013 is door verweerder aan de orde gesteld om klagers bezwaar tegen verweerder te bespreken en te praten over een andere behandelaar. Klager reageerde niet op verweerders vragen. Op 27 maart 2014 heeft verweerder opgetekend dat klager niet wenst te spreken over een andere psychiater.

In 2015 heeft verweerder, op verzoek van klager om een nieuwe behandelaar, een kennismakingsgesprek met een collega afgesproken. Klager is op die afspraak niet verschenen. Klager is nadien wel verschenen op de afspraken met verweerder.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

In het klaagschrift en het aanvullend klaagschrift heeft klager aangegeven dat hij in de periode van 2008 tot en met 2016 maandelijks met aangeklaagde heeft gesproken. Verweerder zou hallucinaties bij klager hebben veroorzaakt en er zou sprake zijn van homoterreur, waardoor derving van levensvreugde bij klager. Daarnaast merkt klager op dat een diagnose niet van belang is en verweerder klager vanuit een orgastisch oogpunt bekijkt, en problemen die klager aankaart genegeerd worden en een vrouwelijke therapeut wordt geweigerd. Klager derft hierdoor levensvreugde en ervaart sociale onzekerheid.  

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat klager niet-ontvankelijk is nu de gronden en feiten waarop de klacht berust niet in het klaagschrift zijn verwoord. Voorts voert verweerder aan te hebben gehandeld binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening en hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager en de onderbouwing van de klacht merkt het college op dat voldoende duidelijk is wat klager verweerder verwijt, en grotendeels deze verwijten heeft onderbouwd. Zo is het verwijt wat betreft de hallucinaties onderbouwd nu klager ook aangeeft dat dit zou kunnen komen door hallucinogenen in de koffie dan wel de instelling van verweerder. Het college is dan ook van oordeel dat het klaagschrift voldoet aan de gestelde eisen en klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

5.2

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Klager heeft een schizoaffectieve stoornis, met cluster B-problematiek, waarbij hij chronisch psychotisch is en zeer achterdochtig richting de buitenwereld. De diagnose van klager is derhalve bij verweerder bekend en verweerder geeft de medicamenteuze behandeling van klager en de maandelijkse gesprekken met klager vorm. Dat verweerder daarbij hallucinaties bij klager veroorzaakt zou hebben, zo al duidelijk zou zijn wat klager daarmee heeft bedoeld, is niet gebleken en niet aannemelijk geworden. Daarbij blijkt overigens uit het dossier dat klager anderen aanwijst als veroorzaker van hallucinaties, zoals in het medisch dossier bij 21 februari 2012 opgetekend.

Wat betreft het verwijt van klager dat hij vanuit orgastisch oogpunt wordt beschouwd is het college niet duidelijk geworden wat klager daarmee zou bedoelen. Ook het door verweerder overgelegde medisch dossier biedt voor de stelling van klager geen aanknopingspunten.

De door klager gestelde gevolgen daarvan kunnen tuchtrechtelijk ook niet aan verweerder worden verweten.

Wat betreft het weigeren van gespreksonderwerpen is gelet op de medische informatie van verweerder niet gebleken, waarbij klager dit klachtonderdeel ook niet nader heeft onderbouwd. Verweerder heeft op verzoek van klager een kennismakingsgesprek met een collega afgesproken, alwaar klager niet is verschenen. Van een weigering door verweerder van een andere (vrouwelijke) behandelaar is het college niet gebleken.

5.4

Gelet op het voorgaande is, voor zover de klacht duidelijk is, de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. dr. R.J. Verkes en

A.A.G. van den Ende, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.