ECLI:NL:TGZRZWO:2017:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 021/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:64
Datum uitspraak: 27-03-2017
Datum publicatie: 27-03-2017
Zaaknummer(s): 021/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Raadkamerbeslissing. Klacht tegen verpleegkundige over onjuiste informatie aan de schouwarts. Klacht niet ontvankelijk omdat klaagster eerder tegen de verpleegkundige had geklaagd. Ne bis in idem. Indien wel ontvankelijk, dan ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 maart 2017 naar aanleiding van de op 17 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B, 

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. B. Megens, advocaat te Amsterdam,

a a n g e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend.

2.    FEITEN

De klacht betreft de zorg van de verpleegkundige rond de verpleging van de partner van klaagster, D, geboren in 1932 en overleden in 2014 tijdens zijn opname in een verpleeghuis E tot aan zijn overlijden in de nacht van 14 april 2014, tijdens de nachtdienst van verweerder.

Klaagster heeft op 24 juli 2015 een klacht ingediend tegen de verpleegkundige die  betrekking had op dezelfde zorg rond de partner van klaagster. In die zaak verweet klaagster de verpleegkundige in eerste aanleg dat hij had gezegd dat ze net zo lang doorgingen met het spuiten van morfine tot patiënt zou overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft die klacht bij beslissing van 29 maart 2016 als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. In beroep heeft klaagster een tweede klachtonderdeel geformuleerd, namelijk dat de verpleegkundige de schouwarts ten onrechte had verteld dat D in de nacht van 10 april 2014 zijn sokken aan had en is uitgegleden waardoor hij de heupkwetsuur had opgelopen. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft met betrekking tot dit tweede klachtonderdeel bij beslissing van

1 december 2016 geoordeeld dat dit een nieuwe klacht was en dat klaagster niet in haar beroep kon worden ontvangen. Het Centraal Tuchtcollege heeft daarbij overigens vermeld dat het tweede klachtonderdeel -indien het wel ontvankelijk zou zijn geweest- ongegrond zou zijn verklaard.

Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in genoemde beslissing het beroep verworpen.

De onderhavige klacht betreft het in beroep geformuleerde tweede klachtonderdeel.  

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt aangeklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij de schouwarts verkeerde uitleg heeft gegeven.

4.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

4.1

In artikel 51 van de Wet BIG is –kort gezegd- bepaald dat niemand andermaal tuchtrechtelijk kan worden berecht ter zake van enig handelen of nalaten waarover te zijnen aanzien een onherroepelijk geworden eindbeslissing is genomen. Het zogenaamde ne bis in idem beginsel.

4.2

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft bij beslissing van 1 december 2016 een onherroepelijk geworden eindbeslissing gegeven betreffende het handelen of nalaten van de verpleegkundige. Klaagster kan in de onderhavige klacht dan ook niet worden ontvangen, nu deze klacht hetzelfde handelen betreft van de verpleegkundige. Dat klaagster daar nu een andere klacht over heeft geformuleerd maakt dat niet anders. 

Het college wijst er echter (met het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg) op dat, indien de onderhavige klacht wel ontvankelijk zou zijn geweest, deze ongegrond zou zijn verklaard.

4.3

Gelet op het bovenstaande dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht.

5.    DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.  

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, B. Nijhuis-Prigge en

B.F.A. Goosselink, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.