ECLI:NL:TGZRZWO:2017:180 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 145/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:180
Datum uitspraak: 13-11-2017
Datum publicatie: 13-11-2017
Zaaknummer(s): 145/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Huisarts zou een breuk in de enkel hebben gemist. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 november 2017 naar aanleiding van de op 13 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit het volgende:

-          e-mailbericht van klaagster d.d. 11 juni 2017;

-          het klaagschrift met de bijlagen binnengekomen op 13 juni 2017;

-          de brief namens de secretaris van 27 juni 2017 waarin aanvulling van de klacht is verzocht;

-          de aanvulling op het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 30 juni en

-          18 juli 2017;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          het proces-verbaal van het op 21 augustus 2017 gehouden mondeling vooronderzoek.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1982, is begin april 2017 bevallen van een zoon.

Op maandag 10 april 2017 heeft klaagster telefonisch aangegeven last te hebben van vocht in beide voeten, waarbij zij niet kon lopen van de pijn. Klaagster gaf aan alleen op donderdag het spreekuur te kunnen bezoeken. Een collega van verweerster heeft bij klaagster een visite afgelegd op 13 april 2017. Na het afnemen van de anamnese en het verrichten van lichamelijk onderzoek heeft die collega van verweerster geconstateerd dat klaagster gezwollen enkels had en 10 tabletten furosemide 20 mg voorgeschreven. Op 18 april 2017 heeft, conform de afspraak van 13 april 2017, een telefonisch consult plaatsgevonden. Klaagster gaf aan dat het iets beter ging en het vocht wegtrok. De enkels waren nog wel pijnlijk.

Op 2 mei 2017 heeft een andere collega-huisarts de enkels van klaagster beoordeeld. Er was sprake van een zwelling van de onderbenen, met name van de rechterenkel. De furosemide had tijdelijk geholpen. Klaagster werd geadviseerd tubigrip te gebruiken en  even geen hakken te dragen.

Op 5 mei 2017 heeft verweerster klaagster gezien voor een herbeoordeling. Verweerster noteerde, voor zover thans van belang, in het medisch dossier:

“S      Herbeoordeling. Houdt last van pijn aan de buitenkant van de linker enkel. De zwelling was eerst fors (foto) en is nu afgenomen, maar de pijn blijft. De klachten zijn ontstaan 2 dagen na de keizersnede; mevrouw heeft de enkel niet verzwikt. Het duurt nu al 5 weken en zij maakt zich zorgen over haar werk (magazijn) waarbij ze veel moet lopen.

O       Draagt dubbele tubigrip en hakken. Linker enkel: geen hematoom, geen varices, geringe zwelling en drukpijn aan voorzijde laterale malleolus. Geen drukpijn achterzijde onderste 6 cm laterale en mediale malleolus.

E        klachten enkel links, persisterend.

P        Uitleg/advies: platte schoenen en X-enkel + V/Orthopaed(…)”.

Op 12 juni 2017 ontving verweerster bericht dat klaagster een gebroken voet had (fractuur distale fibula). Klaagster heeft aanhoudende klachten van haar enkel tot op heden.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij de diagnose van een gebroken enkel bij klaagster heeft gemist. Voorts verwijt klaagster verweerster dat geweigerd is haar te hulp te bieden.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij gehandeld heeft binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en haar geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster is alleen op 5 mei 2017 betrokken geweest bij de bestaande enkelklachten die klaagster had. Het college dient gelet op de in het tuchtrecht geldende persoonlijke verwijtbaarheid het handelen van verweerster op 5 mei 2017 te beoordelen.

Verweerster heeft toen, gelet op de anamnese, het lichamelijk onderzoek en het tijdsverloop van de klachten, klaagster doorgestuurd zodat een röntgenfoto van de enkel werd gemaakt én heeft klaagster verwezen naar een orthopedisch chirurg. Verweerster heeft dus de – later gebleken – gebroken enkel niet gemist, maar zorgvuldig gehandeld door verder onderzoek te laten verrichten naar de oorzaak van de aanhoudende enkelklachten van klaagster. Van een gemiste diagnose door verweerster is derhalve geen sprake. Dat klaagster eerst door twee verschillende collega’s van verweerster is gezien maakt het voorgaande, hoe vervelend het tijdsverloop voor klaagster ook, niet anders.  

5.3

Dat verweerster klaagster hulp heeft geweigerd is door klaagster niet nader onderbouwd en blijkt ook overigens niet uit het medisch dossier. Zover klaagster heeft bedoeld dat zij indien gewenst niet op dezelfde dag terecht kon op het spreekuur of door een waarnemend huisarts is gezien kan dit niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt jegens verweerster, nu haar betrokkenheid bij dat handelen niet is gebleken. Verweerster is immers pas op 5 mei 2017 bij de enkelklachten van klaagster betrokken geraakt.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. A.P.E. Sachs en

R.O. Rischen, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 november 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.