ECLI:NL:TGZRZWO:2017:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 130/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:134
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 130/2017
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie:   Klacht van de IGZ tegen een orthodontist met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. Klacht ondanks ontkenning gegrond geacht. Doorhaling/verbod herinschrijving met onmiddellijke schorsing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 18 juli 2017 naar aanleiding van de op 18 mei 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht met verzoek om spoedbehandeling van

DE INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ,

in de persoon van mevrouw Y.E. Tuitert-van Asten, senior inspecteur voor de gezondheidszorg, kantoorhoudende te Utrecht,

bijgestaan door mr. M. Snoeks, senior adviseur juridische zaken,

k l a a g s t e r

-tegen-

A , orthodontist, (destijds) werkzaam te B en C,

bijgestaan door mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 7 juli 2017, alwaar beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun raadslieden.

Ter zitting zijn als getuige gehoord D en E.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder werkt als orthodontist bij de orthodontiepraktijk F te C. Tot 20 februari 2017 was hij eigenaar/bestuurder van deze praktijk. Vanaf 20 februari 2017 is een broer (een jurist) bestuurder van deze praktijk.

Verweerder is daarnaast als orthodontist werkzaam bij de tandartspraktijk G te B. Een andere  broer van verweerder is eigenaar/bestuurder van deze tandartspraktijk en als tandarts aldaar werkzaam.

In het rapport van de IGZ voorkomende meldingen van patiënten 1 en 2 hebben geen betrekking op verweerder.

Op 20 januari 2017 heeft de IGZ een melding met betrekking tot onnodige aanrakingen door verweerder ontvangen van patiënte 3.

De IGZ heeft voorts via de politie H aangiftes en getuigenverklaringen ontvangen van patiënte 3, patiënte 4, de moeder van patiënte 4, patiënte 5, patiënte 6, patiënte 7, patiënte 8 en een docent van patiënte 8.

Op 3 maart 2017 heeft de IGZ gesproken met de moeder van patiënte 5.

Op 10 maart 2017 heeft de IGZ een gesprek gehad met verweerder en de tandarts.

Verslagen van de door de IGZ gevoerde gesprekken zijn opgenomen in een op

27 maart 2017 vastgesteld inspectierapport.

De IGZ heeft op 22 maart 2017 een nieuwe melding over verweerder ontvangen van patiënte 9.

Bij besluit van 28 maart 2017 heeft de IGZ een schriftelijk bevel ex artikel 27 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) opgelegd aan beide praktijken en verweerder, inhoudende dat hij geen enkel patiëntcontact meer mag hebben met vrouwelijke patiënten. Dit bevel is verlengd door de Minister van VWS totdat door de tuchtrechter is beslist op de tegen verweerder in te dienen tuchtklacht.

Na het plaatsen van een mededeling van het bevel op de website van de IGZ en het uitbrengen van een persbericht op 6 april 2017 heeft de IGZ op 18 april 2017 opnieuw meldingen ontvangen. De IGZ heeft op 13 en 18 april 2017 gesproken met de vader van patiënte 10. Op 18 april 2017 heeft de IGZ gesproken met patiënte 11. Daarnaast ontving de IGZ op 18 april 2017 van de politie H getuigenverklaringen van de moeder van patiënt 12 en patiënte 13. Op 21 april 2017 heeft de IGZ een gesprek gehad met patiënte 14. Naar aanleiding van deze meldingen/gesprekken is op 12 mei 2017 een aanvullend rapport opgesteld.  

Verweerder is op 17 januari 2017 aangehouden door de politie ter zake van aanranding en tot en met 20 januari 2017 in verzekering gesteld. Tijdens de verhoren die hebben plaatsgevonden door de politie en de gesprekken met de IGZ heeft verweerder de hem gestelde vragen grotendeels onbeantwoord gelaten.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

De IGZ verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 47, eerste lid, onder a van de Wet BIG. Verweerder is, aldus de IGZ, tekortgeschoten in de zorg aan patiënten, door in strijd te handelen met 7:453 BW, punten 2 en 7 van de Gedragsregels voor tandartsen en de brochure van de inspectie, de richtlijn seksueel contact tussen arts en patiënt: ‘Het mag niet, het mag nooit’.

De IGZ voert aan dat uit de verklaringen van elf vrouwelijke patiënten, twee moeders en een vader van drie van deze patiënten, een moeder van een patiënt (als slachtoffer) en één docent van een patiënt blijkt dat het aannemelijk is dat verweerder ontoelaatbaar grensoverschrijdend gedrag jegens meerdere vrouwelijke patiënten heeft vertoond. Hij heeft onvoldoende professionele afstand tot de patiënten gehouden, zich te amicaal jegens hen opgesteld, ongepaste persoonlijke of seksueel getinte opmerkingen gemaakt die verder gingen dan normaal binnen orthodontist - patiëntcontact. Er was verder sprake van diverse aanrakingen en strelingen die op geen enkele manier gepast zijn bij de zorgverlening. Hiermee heeft verweerder het vertrouwen beschaamd van patiënten die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De gedragingen van verweerder zijn in strijd met hetgeen van een integere en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden.

De IGZ legt hieraan de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag (geciteerd uit het klaagschrift):

Patiënte 3

3.1       Patiënte 3 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 22) had drie bezoeken gebracht aan de tandartspraktijk in verband met het plaatsen van een beugel. Bij alle afspraken was de patiënte alleen. Bij elke afspraak wreef de orthodontist over haar wangen en zei hij dat hij haar zo mooi vond. Bij deze bezoeken was soms een assistente aanwezig, deze was echter nooit in de behandelruimte aanwezig. Tijdens het eerste bezoek op 28 oktober 2016 was er geen sprake van fysieke aanraking, wel maakte de orthodontist de volgende opmerking “Je bent zo’n mooie meid, dat zou je niet verwachten, als ik je zo zie, je bent zo mooi”. Tijdens het tweede bezoek op 1 december 2016 maakte de orthodontist foto’s voor het behandelplan, de aangezichtsfoto’s maakte hij met zijn telefoon. Verder veegde de tandarts tijdens de behandeling het ‘haakje’ telkens schoon aan het servet. De patiënte was hierop voorbereid, omdat haar vriendin had verteld dat dit de werkwijze van de orthodontist was. Ze vond dit wel raar en ook niet prettig, maar stond er niet teveel bij stil. Het derde bezoek, van 22 december 2016, was de eerste controle na het plaatsen van de beugel. Bij binnenkomst pakte de orthodontist haar gelijk bij haar middel vast om haar te begroeten. De patiënte vond dit niet prettig. De patiënte moest het behandelplan/de overeenkomst nog tekenen. Bij het uit de stoel komen, pakte de orthodontist haar billen vast en begeleidde haar naar het bureau. De patiënte schrok en wist niet wat haar overkwam. Toch nam zij de tijd om de overeenkomst goed door te lezen. Deze overeenkomst had zij niet eerder ter inzage gekregen. Wel kwam het overeen met wat de orthodontist mondeling had uitgelegd. Vervolgens tekende de patiënte de overeenkomst. De orthodontist gaf aan dat zij hem altijd mocht bellen. De patiënte belde gelijk haar vriendin na de behandeling en ze lachten wat om de situatie. De patiënte nam zich voor om de volgende keer gelijk te zeggen dat ze niet aangeraakt wilde worden.

Patiënte 4

3.2 Patiënte 4 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 17) kwam op 8 november 2016 met haar moeder en broertje naar de praktijk in C om haar beugel te laten verwijderen. De moeder en broertje mochten van de orthodontist niet mee naar binnen terwijl dit alle voorgaande keren wel mocht. De orthodontist had specifiek per telefoon gevraagd of de moeder mee kwam. Bij de behandeling spoelde de orthodontist met water de mond van patiënte schoon. Hij spoelde expres water over haar gezicht bij wijze van grap. Patiënte vond het niet leuk. Nadat de beugel was verwijderd, wilde de orthodontist röntgenfoto’s maken. Hij liep achter patiënte aan en bij de röntgenkamer aangekomen, pakte hij haar vast bij haar middel. Patiënte 4 gaf toen met haar ellebogen iets van tegendruk, maar daar deed de orthodontist verder niets mee. Hij wreef en kneep daarna in haar rechterbil. Daarna werden de foto’s gemaakt. Toen ze klaar waren, gingen ze de röntgenkamer uit. In de behandelkamer zei de orthodontist dat hij met haar de foto’s wilde bekijken. Hij zat toen op een krukje. Toen zei hij tegen patiënte 4: “Kom er maar bij zitten”. Toen hij dat vroeg, zag zij helemaal geen extra stoeltje of krukje staan. Toen zei de orthodontist tegen patiënte 4: “Kom maar op mijn schoot”. Zij voelde dat hij haar bij haar arm vastpakte. Patiënte 4 ging zitten. Toen zij eenmaal op zijn schoot zat, begon de orthodontist met zijn andere hand aan haar linker bil te zitten en toen kneep hij daar ook in. Toen ze de foto’s bekeken hadden, zei hij tegen haar: “Je mag wel gaan”. Toen zij opstond en van hem weg liep, zei hij: “Kom maar weer terug”. Toen hij dat zei bleef patiënte 4 bewust in het kiertje van de deur staan, zodat haar moeder haar kon zien. Toen zei hij uiteindelijk: “Laat maar, je mag wel gaan”. Toen liep patiënte 4 naar haar moeder toe. Haar moeder zag aan haar gezicht dat er iets aan de hand was. Toen zei de orthodontist dat ze nog bij de tandarts moesten komen en dat ze daarvoor nog een afspraak moesten maken. Nadat die afspraak gemaakt was zei ze tegen haar moeder dat ze moesten gaan. Toen gingen ze naar buiten en toen vertelde patiënte 4 alles aan haar moeder. Thuis heeft ze vervolgens uitgebreider verteld.

Moeder van patiënte 4

3.4 Voorafgaande aan de behandeling nam de orthodontist telefonisch contact op met mevrouw om na te gaan of ze mee zou komen naar de behandeling van haar dochter. Mevrouw vond dit vreemd maar dacht er verder niet bij na. Bij aanvang van de behandeling liep mevrouw mee naar de behandelkamer, dat deed ze altijd zo, maar de orthodontist gaf aan dat haar dochter alleen mee kon. Mevrouw bleef zoals gevraagd achter in de wachtkamer met haar zoontje. Tijdens de behandeling gaf de orthodontist aan dat ze naar een andere ruimte gingen om röntgenfoto’s te maken. Mevrouw gaf direct aan dat het niet de bedoeling was röntgenfoto’s te maken, haar bewindsvoerder heeft alleen toegezegd dat de beugel verwijderd moest worden, zodat er in het ziekenhuis een scan van het hoofd van de patiënt gemaakt kan worden. De orthodontist maakte alsnog deze röntgenfoto’s. Na het maken van deze foto’s kwam haar dochter terug met een boos gezicht en een blik die aan gaf dat ze niet opnieuw de behandelkamer in wilde. Na de behandeling aan de balie vond mevrouw dat haar dochter zich raar en boos gedroeg. Na het verlaten van de praktijk vertelde patiënte wat er was gebeurd en ze begon te huilen. Ze vertelde dat de orthodontist haar had betast en aan haar bil had gezeten en haar op schoot had getrokken. Mevrouw werd boos en wilde terug naar binnen. Haar dochter raadde dat af aangezien haar broertje mee was. Naderhand heeft mevrouw telefonisch contact opgenomen met de orthodontist. Tijdens dit telefoongesprek heeft mevrouw gezegd dat hij haar dochter had aangeraakt. Hij zei “Dochter aangeraakt? Kom maar even hier dan praten we er over.” Mevrouw zei dat zij dat niet wilde en verbrak de verbinding.

Patiënte 5

3.4       Patiënte 5 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 16) kwam op 16 december 2016 voor controle bij de orthodontist in B. Bij binnenkomst vroeg de orthodontist haar om haar jas uit te doen. Toen bukte zij zich om haar tas met schoolspullen weg te zetten. Op dat moment gaf de orthodontist haar een tik voor haar billen. Tijdens de behandeling in de stoel, wreef de orthodontist telkens langs haar hals en zat hij met zijn handen aan haar gezicht. Onderweg naar huis vertelde patiënte 5 het aan haar vriendin en op school aangekomen, vertelde zij het aan haar mentor. Deze mentor belde daarop haar moeder.

Moeder van patiënte 5

3.5       Op 16 december 2016 werd de moeder van patiënte 5 door de mentor van haar dochter gebeld omdat er iets met haar was gebeurd bij de orthodontist. Haar dochter vertelde daarna aan haar wat er was gebeurd. De moeder is vervolgens met haar man naar de praktijk gegaan. De moeder sprak toen telefonisch met de tandarts en vertelde wat er met haar dochter was gebeurd. Hij reageerde op redelijke toon en gaf aan dat hij het erg vond en dat er over gepraat moest worden. Hij reageerde niet verdedigend. Een paar dagen later werd de moeder gebeld door de tandarts. Hij vertelde dat er een gesprek was geweest met de orthodontist en dat er niets was gebeurd. De moeder moest de orthodontist respecteren, zei de tandarts. Haar dochter werd beschreven als een vrolijk meisje en ze zou ook weer een vervolgafspraak hebben gemaakt. De moeder gaf aan dat dit niet waar was, haar dochter was dat vergeten in alle commotie. De assistente heeft dat aan de moeder later ook bevestigd. De tandarts gaf aan dat de moeder een bos bloemen verdiende. De moeder gaf aan dat zij dat niet wilde. Een paar dagen later werd er een bos bloemen bij haar thuis bezorgd. Op het kaartje stond alleen “G”.

Patiënte 6

3.6       Bij het maken van de röntgenfoto’s bij patiënte 6 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 17) zat de orthodontist aan haar billen. Op een ander moment wreef hij over de achterkant van haar rechterbovenbeen. Patiënte stond toen naast hem bij de computer voor het maken van een afspraak. De patiënte heeft deze aanraking niet ervaren als “per ongeluk” maar als een doelbewuste handeling. Zij was op deze momenten alleen met de orthodontist. De patiënte zag de orthodontist op de locatie in B en ervoer hem als een onvriendelijke man, omdat hij kortaf was in zijn bewoordingen.

Patiënte 7

3.7       Patiënte 7 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 23) was op 13 januari 2017 volgens afspraak bij de praktijk in B. Toen zij binnenkwam, keek hij naar haar en zei toen: “Zo, jij hebt ook een goed lijf”, of woorden van gelijke strekking. Patiënte 7 reageerde daar niet op en was verbaasd om deze opmerking. Vervolgens vroeg hij of zij haar haar had geverfd en dat het haar goed stond. Toen begon patiënte 7 over een ‘blokje’ van haar beugel dat los zat en zij vroeg aan hem of ze het over haar beugel konden hebben.

Patiënte 8

3.8       Patiënte 8 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 15) was op 22 december 2016 voor een controle bij de orthodontist op de locatie in C. Tijdens de behandeling gaf de orthodontist aan dat ze naar een andere ruimte gingen om röntgenfoto’s te maken. De orthodontist zei dat zij naar deze ruimte moest lopen. Hij liep achter haar aan en deed een arm om haar middel en gaf haar toen een kus op haar linkerwang. Toen stonden ze bij een gesloten deur voor de ruimte waar de röntgenfoto’s gemaakt konden worden. De orthodontist vroeg haar om de deur open te maken. Dat deed patiënte 8. Hij ging een foto maken net als altijd. Toen moest zij bij hem komen toen de foto ging laden. Hij trok haar naar zich toe en deed zijn arm om haar middel. Hij gaf haar toen tikjes op haar billen. Toen legde hij uit hoe haar gebit was, dat deed hij daarvoor ook wel vaker. Hij zat op het krukje met zijn benen wijd. Patiënte 8 stond naast hem. Hij draaide het krukje bij. Toen deed hij zijn arm om haar rug en trok haar naar zich toe. Hij zei dat hij even wat ging pakken, dat pakte hij uit een hokje waar “privé” op stond. Patiënte 8 ging haar jas en tas pakken. En toen gaf hij haar als cadeautje tandpasta. Op dat moment waren er geen andere patiënten in de praktijk. Toen patiënte 8 terug op school was, vertelde zij een docent wat er was voorgevallen.

Docent van patiënte 8

3.9       De docent die kookles op de middelbare school gaf, zag patiënte 8 verbouwereerd terugkomen van haar afspraak bij de orthodontist. Patiënte 8 vertelde toen wat er gebeurd was aan de docent. Enkele andere leerlingen konden dit ook horen want het was in een kleine ruimte. De docent heeft haar toen verteld dat zij vond dat zij dit aan haar ouders moest vertellen.

(…)

Patiënte 9

3.11     Op 21 maart 2017 ontving de inspectie telefonisch een bericht van de politie dat er een nieuwe melding was binnen gekomen over een gebeurtenis die eerder die dag had plaats gevonden. Deze handeling had plaats gevonden na het gesprek met de orthodontist op het kantoor van de inspectie. De politie heeft patiënte 9 op 22 maart 2017 gehoord. Op 22 maart 2017 ontving de inspectie vervolgens een melding van de moeder van patiënte 9. Hieruit bleek het volgende. Patiënte 9 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 13) was op 21 maart 2017 samen met haar moeder bij de orthodontist voor controle. Nadat haar beugel eruit gehaald was, vroeg de orthodontist patiënte 9 om mee te lopen om foto’s te maken. Haar moeder bleef in de behandelkamer. Patiënte 9 liep de ruimte in voor het maken van de foto’s toen de orthodontist haar op haar billen wilde slaan maar haar rug raakte. Toen pakte de orthodontist haar vast bij haar schouders en wilde hij zijn armen om haar heen slaan, volgens patiënte 9 in een poging om haar te ‘knuffelen’, maar zij duwde hem weg. Daarna moest patiënte 9 in het röntgenapparaat gaan staan en deed hij een soort plastic oordoppen in haar oren. Toen zei patiënte 9 dat die oordoppen pijn deden en ze trok ze eruit. Daarop wees de orthodontist met zijn wijsvinger naar zijn lippen en begreep patiënte 9 dat hij wilde dat zij hem een kus zou geven. In eerste instantie zei patiënte 9 zacht “nee” tegen hem. Toen zei hij: “Geef mij eens een kus?” en toen riep patiënte 9 hard “nee!” zodat haar moeder dat kon horen. De moeder ging toen onmiddellijk naar haar dochter toe. Patiënte 9 vertelde haar moeder pas wat er was gebeurd toen de orthodontist de ruimte uit was. De patiënte vertelde vervolgens dat de orthodontist haar om een kus vroeg, geprobeerd had haar billen aan te raken en een knuffel te geven. De moeder heeft de orthodontist hiermee geconfronteerd waarop de orthodontist antwoordde dat hij ‘dochter ziet als zijn eigen dochter’. De moeder kreeg het gevoel dat hij het op de deze manier goed wilde praten. Patiënte 9 verklaarde ook dat de orthodontist eerder al had geprobeerd om haar naar zich toe te trekken en dat zij zich toen helemaal terug had getrokken.

Patiënte 10

3.12     Patiënte 10 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 13) was op 13 maart 2017 voor het plaatsen van de onderbeugel in de praktijk in C. Zij was alleen naar de afspraak gekomen en er was verder niemand aanwezig behalve de orthodontist. Nadat de orthodontist was begonnen met het plaatsen van de onderbeugel, begon hij haar al snel aan te raken. Soms met één hand soms met twee handen tegelijk. De orthodontist raakte patiënte 10 aan op haar wangen tot onderaan haar hals. Soms lag zijn hand even stil, op andere momenten ging hij zachtjes met zijn vingers heen en weer. Patiënte 10 was achteraf blij dat ze een vest aan had getrokken. Dit vest was dicht geritst tot bovenaan. Zij was blij dat zij dit vest aan had, want de orthodontist kwam met zijn hand tegen de boord en kon door de boord niet verder naar beneden.

Patiënte 11

3.13     Patiënte 11 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 29) was in mei 2016 voor een tweede bezoek bij de orthodontist in de praktijk in C. De afspraak begon met het maken van röntgenfoto’s. Bij het plaatsen van patiënte 11 in het OPG apparaat stond de orthodontist achter haar en raakte haar bij de borsten aan om haar zo op de juiste wijze in het apparaat te plaatsen. Dit gebeurde zo subtiel dat patiënte nog dacht dat het per ongeluk was. Vervolgens liepen beiden naar boven waar de orthodontieruimte was met meerdere behandelstoelen. Hier nam de orthodontist de gebitsafdrukken af. Op het moment dat patiënte uit de stoel opstond, raakte de orthodontist de patiënte bij de billen aan, heel subtiel. Het betrof een aanraking, geen knijpen. Patiënte 11 had het idee dat het nu niet meer per ongeluk was, maar dat het een bewuste actie was. Patiënte 11 voelde zich vanaf dat moment onbehaaglijk. Voor het maken van een vervolgafspraak zijn beiden naar beneden gegaan. De vervolgafspraak werd door de orthodontist gemaakt. Daarna gaf hij haar een hand en begon vervolgens de binnenkant van haar hand strelen met zijn duim. De patiënte was verbaasd. Daarna vroeg de orthodontist aan de patiënte om nog even mee naar achteren te komen. De patiënte dacht dat hij nog iets zakelijks moest regelen. Ze liep achter hem aan naar een kamertje bij de röntgenruimte. Hij deed de deur dicht, en zei gelijk : “Is er iets tussen ons, iets meer dan professioneel?” Hij hield haar hierbij met beide handen bij de schouders vast. Patiënte 11 zei: “natuurlijk niet” en is daarna om hem heen gelopen en gelijk weggelopen naar buiten. De patiënte was geschokt.

Patiënte 11 heeft de dag erna via het meldpunt bij het KNMT een melding gedaan (zie bijlage 3 bij het rapport M1037529 2017-2006033 voor de klachtbrief). In deze procedure was zowel haar verhaal als het verhaal van de orthodontist gehoord. De orthodontist ontkende. Uiteindelijk kreeg patiënte 11 op 18 januari 2017 bericht van de KNMT: de melding was afgesloten wegens gebrek aan bewijs.

Daarnaast had patiënte 11 een klacht ingediend bij de orthodontiepraktijk via de e-mail (zie bijlage 4 bij het rapport M1037529 2017-2006033). Ze had ook gebeld en haar verhaal gedaan en aangegeven waarom ze bij de praktijk weg ging. Ze sprak toen een andere A. De patiënte kreeg als reactie dat de orthodontist de aantijgingen niet herkende. De patiënte wilde haar behandeling niet voortzetten bij de praktijk en was naar een andere orthodontist over gestapt.

Moeder van patiënt 12

3.14 De moeder van patiënt 12 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 48/49) kwam als moeder mee naar de praktijk in C met haar zoon die een beugelbehandeling onderging. Zij kwam sinds februari 2016 ruim een jaar iedere maand een keer mee met haar zoon. Er was nooit iemand anders in de praktijk aanwezig, ook geen assistente. Na ongeveer een halfjaar begon de orthodontist bij het begeleiden van de behandelkamer naar de ruimte waar de foto’s gemaakt worden, de moeder van patiënt 12 aan te raken, aanvankelijk alleen op de schouders en later ook bij middel en billen. Zij probeerde dit gedrag te ontmoedigen door te fronsen en hem niet meer aan te kijken. Op 20 maart 2017 ging de moeder van patiënt 12 voor het laatst naar de praktijk in C om hapbeugeltjes voor de nacht op te halen en daar hoefde haar zoon niet bij te zijn. Zij had een vriendin meegenomen.

Patiënte 13

3.15     Patiënte 13 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen 39) kwam voor een beugelbehandeling bij de praktijk in C. Op 3 oktober 2016 was zij voor de tweede of derde keer bij de orthodontist. Patiënte 13 lag in de stoel en kreeg toen een mondspreider in, waardoor zij niets meer kon zeggen. De plaatsing van de beugel duurde ongeveer een uur. Tijdens het plaatsen voelde patiënte 13 dat hij eerst met zijn hand langs haar wang streelde. Zij vond dat vreemd maar dacht dat hij het deed om haar gerust te stellen. Vervolgens ging het strelen door en ging hij met zijn hand naar haar oor. Zij kon niets zeggen maar wilde niet dat de orthodontist haar zo streelde. Vanaf haar oor ging hij al strelend met zijn hand naar beneden, via haar hals en zo richting haar borsten. Toen hij met zijn hand ter hoogte van haar sleutelbeen was, was voor patiënte 13 de grens bereikt. Zij had ook niet het idee dat hij zomaar zou stoppen. Op dat moment heeft patiënte 13 hem geslagen. Zij dacht dat ze hem tegen zijn arm had geslagen. Vanaf dat moment stopten de strelingen ook. De orthodontist had de behandeling afgemaakt waarna de spreider uit haar mond werd gehaald. Op dat moment kon zij ook weer wat zeggen en heeft zij tegen hem gezegd dat hij dat nooit meer moest doen. Na die tijd heeft hij het ook nooit meer gedaan. Patiënte 13 was na die tijd nog meerdere keren bij hem geweest. Zij dacht dat hij het onthouden had dat zij er niet van gediend was.

Patiënte 14

3.16     Patiënte 14 (leeftijd ten tijde van de gebeurtenis 46) kwam voor een tandartsbehandeling naar de orthodontiepraktijk. Voor de behandeling was het noodzakelijk dat afdrukken van het gebit werden gemaakt. De orthodontist voerde dit uit. Toen patiënte binnenkwam kon ze gelijk doorlopen naar boven. De orthodontist liep achter haar aan de trap op. Hij zou de afdrukken nemen. Bovenaan de trap stond patiënte stil. Hij zoende haar op beide wangen en gaf een kus op haar mond. Patiënte 14 ging in de stoel liggen en de orthodontist nam de afdrukken. Hij liep telkens dicht langs haar heen en raakte daarbij vluchtig haar borsten aan. Patiënte 14 ervoer dit als een bewuste actie omdat het niet nodig was om zo dicht langs haar te lopen. Terwijl ze in de stoel lag, wreef de orthodontist over haar wang. Voor de patiënte duurde de vijf minuten wachttijd voor het happen erg lang, ze voelde zich erg onprettig. Nadat het happen klaar was, stond patiënte op en liep naar de trap. Daar omhelsde de orthodontist haar en gaf haar wederom drie zoenen beurtelings op beide wangen.

(…)

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het gedrag en de uitlatingen die hem verweten worden.

Het rapport van de IGZ is niet objectief opgesteld. De verklaringen die patiëntes en/of hun ouders ten overstaan van de politie hebben afgelegd zijn bij de klacht gevoegd, maar niet de processen-verbaal van het verhoor van verweerder door de politie, terwijl hij ten overstaan van de politie de gestelde feiten uitdrukkelijk heeft betwist.

Verweerder benadrukt verder dat de klachten met betrekking tot patiënte 1 en 2 geen rol horen te spelen in de onderhavige klacht. Door ‘door te nummeren’ wordt deze suggestie wel gewekt.  

Verder wijst verweerder op de omstandigheid dat het contact met andere praktijken niet goed is en dat de praktijk als net beginnende praktijk te maken heeft met wanbetalers, mensen met zware psychische stoornissen en patiënten die bij andere praktijken niet meer welkom zijn en die verder niemand wil helpen.

Verweerder vindt het opvallend dat de patiëntes niet hebben geprotesteerd tegen de beweerdelijke misdragingen. Bovendien zijn verschillende verklaringen afgelegd nadat patiëntes door de politie daarover zijn benaderd. Dat zet de waarschijnlijkheid van de verklaringen van patiëntes in een ander daglicht.

Verweerder heeft daarnaast diverse evaluaties overgelegd van (tevreden) patiënten en verklaringen van praktijkhouders waar hij heeft gewerkt en verwijst naar de getuigenverklaringen.

Ten aanzien van de afzonderlijke verklaringen van patiënten verklaart verweerder

(geciteerd uit het verweerschrift):

“3.10. Patiënte 3 verklaart over een servet dat op haar borst lag en waaraan verweerder zijn haakje steeds afveegt. Dit servet wordt door verweerder over de borstkas, vanaf de hals, van iedere patiënt gelegd, indien hij in de mond van patiënten kijkt en werkt. Daarmee wordt voorkomen dat de kleding van de patiënt vies wordt. Verder wordt er altijd een extra servet tussen de schouder en de nek gelegd en dit servet wordt inderdaad gebruikt om het haakje aan af te vegen. Dat is een gebruikelijke werkwijze zonder enige (seksuele) bijbedoeling. Zij zegt verder dat verweerder haar bij binnenkomst bij haar middel zou hebben gegrepen om haar te begroeten. Dit zou dan gebeurd zijn in een volledig open behandelruimte waar iedereen hen kon zien. Bij het uit de stoel komen zou verweerder haar bij haar billen hebben gepakt. Opvallend is dat patiënte tegen dit alles volgens eigen zeggen niet geprotesteerd heeft, sterker nog, zij zou er volgens haar eigen verklaring niets van gezegd hebben.

3.11.    Patiënte 4 stelt dat verweerder expres water over haar gezicht zou hebben gespoeld. Verweerder betwist dit ten stelligste. Waarom zou hij zoiets doen? Voorts zegt zij dat haar moeder en haar broertje niet mee naar binnen mochten. Verweerder begrijpt niet waar dit op gebaseerd is. Het is geen enkel probleem als ouders meekomen. Vrijwel alle ouders doen dat ook. De behandelruimte van de orthodontiepraktijk is bovendien open zodat iedereen kan zien wat daar gebeurd. De moeder van patiënte 4 zegt dat ze bezwaar maakte tegen het maken van foto’s na de verwijdering van de beugel. Het maken van een foto na verwijdering van een beugel is echter vast protocol. Verder zegt patiënte 4 dat verweerder haar bij haar middel zou hebben vastgepakt, in haar rechterbil zou hebben geknepen en gewreven, haar op schoot hebben getrokken en in haar linkerbil hebben geknepen. Dat laatste zou in de behandelkamer zijn gebeurd waar ze door iedereen gezien kunnen worden. Verweerder betwist deze gedragingen dan ook ten stelligste. Verweerder heeft geen verklaring voor de onjuiste informatie die over hem wordt gegeven, maar kan hierbij wel een aantal e-mails overleggen waaruit blijkt dat (naam patiënte ) bij herhaling niet op afspraken verscheen en dat rekeningen niet betaald werden.

3.12.    Patiënte 5 zou verweerder bij binnenkomst een tik voor haar billen hebben gegeven. Verweerder betwist dit ten stelligste. Hij acht het uitgesloten maar ook onwaarschijnlijk dat hij dit zou doen en al helemaal niet midden in de praktijk waar iedereen dat immers zou kunnen zien. Ook zij zou hier niet op gereageerd hebben. Tijdens de behandeling zou verweerder langs haar hals hebben gewreven en met zijn handen aan haar gezicht hebben gezeten. Onduidelijk is hoe patiënte 5 dan verwacht had dat verweerder zijn werkzaamheden zou doen?

3.13.    Patiënte 6 had van 2011 tot 2013 een beugel gehad bij haar vorige tandarts. Zij moest opnieuw een beugel krijgen omdat haar tanden in onderkaak scheef waren gaan staan. Patiënt kwam altijd met haar moeder en terwijl zij behandeld werd, was haar moeder de hele tijd aan het praten met de assistente. Zij praatten maar door, wilden maar niet weggaan, verweerder kreeg ze moeilijk de deur uit. Hierdoor liepen de afspraken van andere patiënten uit. Dat patiënt verweerder nu als kortaf en onvriendelijk kenschetst is gezien haar gedrag en dat van haar moeder te verklaren. Patiënte beweert dat verweerder haar ongepast heeft aangeraakt. Dit klopt niet, haar moeder was er altijd bij en de assistente was er ook altijd bij. De patiënten in B kennen elkaar heel goed en de assistente kent deze patiënten al circa 15 jaar. Verweerder vreest dat deze assistente in deze beschuldigingen een rol heeft gespeeld. Verweerder vond dat deze assistente niet precies genoeg werkte en heeft daar discussie met haar over gehad.

3.14     Patiënte 7 heeft het alleen over opmerkingen over haar uiterlijk. Van aanrakingen is blijkbaar bij haar geen sprake geweest. Van het maken van die opmerkingen is bovendien geen enkel bewijs. Zij had van 2007 tot 2009 in dezelfde praktijk een beugel gehad bij de vorige tandarts. Zij moest opnieuw een beugel krijgen omdat haar tanden weer scheef waren gaan staan. Deze patiënte is goed bekend met de assistente. Elke keer als zij er was praatten zij over alles en ook over privé zaken. De patiënt beweert dat verweerder een keer tegen haar zou hebben gezegd dat zij een mooi lijf had. Dit klopt niet. Zij is nog steeds in beugel behandeling bij verweerder. In het verleden heeft verweerder duizenden patiënten behandeld zowel volwassenen en kinderen, man, vrouw, jongens en meisjes. Hij heeft nooit eerder problemen gehad.

3.15     Patiënte 8 was patiënte in C. De patiënten in C zijn via mond op mond reclame bij ons in de praktijk terecht gekomen. Alle patiënten die bij ons onder behandeling zijn kennen elkaar zowel binnen de praktijk als buiten de praktijk. De patiënt beweert dat zij ongepast aangeraakt zou zijn en dat ik een spin van haar kleren heb weggeslagen en daarbij haar borsten heb aangeraakt. Het hele verhaal klopt niet. Deze patiënt is bij mij ruim 1 jaar behandeld geweest en met de behandeling ging het heel goed. De voortgang van de behandeling was sneller dan verwacht.

3.16     Patiënte nr.9 uit C. De patiënten in C zijn via mond op mond reclame bij de praktijk terecht gekomen. Alle patiënten die bij de praktijk onder behandeling zijn kennen elkaar zowel binnen de praktijk als buiten de praktijk. Deze patiënte had slechte mondhygiëne, kwam vaak met losse blokjes. Haar moeder was altijd mee met de behandeling. Haar medewerking was slecht, zij kreeg een aantal malen uitleg hoe om te gaan met beugel en waarom zij elastiekjes moest dragen. Zij luisterde slecht, en had geen respect. Vaak kwamen ze te laat en meerdere keren waren zij afwezig zonder af te melden. Verweerder heeft een aantal malen voorgesteld om de behandeling te stoppen vanwege haar slechte medewerking. Moeder en dochter wilde per se de beugel niet eerder uit hebben en zeiden vaak: het komt goed, zij gaat haar best doen. Bij de laatste afspraak is de beugel verwijderd en er moesten toen volgens het protocol foto’s gemaakt worden. De moeder was er de hele tijd bij met het verwijderen van de beugel en de foto’s maken. Tijdens het maken van de schedelfoto, röntgenfoto, moest het hoofd van patiënte gefixeerd worden. Zij ging steeds met haar hoofd naar achteren draaien op het moment dat verweerder de foto wilde maken. Deze schedelfoto moest vaak opnieuw gemaakt worden. De patiënt vond dat niet leuk en de moeder riep steeds dat het allemaal geld kostte. Verweerder legde uit dat dit volgens protocol nodig is om de begin- en eindsituatie vast te leggen. Toen de foto was gemaakt, gingen ze de praktijk uit. De moeder wilde geen vervolgafspraken maken en ze weigerde een nachtbeugel te nemen voor haar dochter, want het kostte allemaal geld. Direct daarna kwam de vader de praktijk binnen. Verweerder was toen bezig een behandeling voor te bereiden voor een volgende patiënt. De vader sloeg verweerder een paar keer op zijn gezicht en mond en rende weer de praktijk uit. Verweerders broer heeft verweerder naar de huisartsenpost gebracht en verweerder heeft melding en aangifte gedaan bij de politie. Vervolgens is er een melding gedaan bij de politie en IGZ.

3.17     Ten aanzien van patiënte 10 merkt verweerder op dat hij haar beschuldigingen uitvoerig en gedetailleerd heeft weersproken in de brief van zijn advocaat van 4 mei 2017 aan de Minister van VWS in zijn commentaar op het aanvullend rapport van het inspectieonderzoek grensoverschrijdend gedrag. Tandheelkunde en orthodontie is werk in de regio mond en hoofd/hals. Als een orthodontist behandelt moet het hoofd naar links en rechts, omhoog en omlaag om goed te kunnen zien en te kunnen werken. Tijdens behandelingen heeft de orthodontist werkkleding aan. Witte jas, witte schoenen, bril, handschoenen en mondkapje. Bij deze patiënte was haar moeder er altijd bij tijdens de behandelingen. De moeder was soms onbeleefd en schreeuwde, terwijl ze praatte. Zij wilde de afspraken voor controles laat terwijl de dochter het daar niet mee eens was; ze kwamen vaak te laat of niet zonder af te bellen. Verweerder verwijst naar de door hem in het geding gebrachte patiëntenkaart.

3.18     De beschuldigingen van patiënte 11, de moeder van patiënt 12, patiënte 13 en patiënte 14 staan eveneens in deze brief uitvoerig en gedetailleerd weersproken. Deze brief is bij het klaagschrift van de Inspectie gevoegd. Verweerder verzoekt dit verweer hier als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen.

3.19.    Ten aanzien van patiënt 11 merkt verweerder aanvullend op dat zij slechte hygiëne had, te laat kwam op haar afspraken en een keer niet is gekomen zonder af te bellen. De afspraak over afdrukken maken ging goed, zonder problemen, en er was toen een vervolgafspraak gemaakt voor behandelplanbespreking. Die werd later weer afgezegd. Vervolgens had zij via de KNMT een klacht ingediend. Verweerder heeft aan de KNMT gevraagd om met patiënt in gesprek te treden. Sindsdien was patiënt onbereikbaar. Zij heeft haar klacht ingetrokken.

3.20.    De moeder van patiënt 12 had geen controle over haar zoon. Het verhaal over aanrakingen klopt niet. De moeder was ontzettend blij met de manier van behandelen van verweerder en wilde zelfs haar dochter als patiënt inschrijven. Vlak voor verwijderen van de beugel van de zoon had zij haar dochter meegenomen en zei dat zij haar dochter binnenkort wilde inschrijven voor beugelbehandeling. Verweerder heeft altijd, en ook in dit geval, naar eer en geweten gewerkt en goede resultaten behaald.

3.21.    Patiënt 13 had veel stress. Het verhaal dat verweerder aan haar nek en zelfs haar schouders heeft gezeten klopt niet en dat zij zijn hand heeft weggeslagen is verzonnen. De vraag rijst waarom zij zo vaak is teruggekomen na het vermeende voorval? Zij bracht zelfs haar kinderen mee en zei dat zij over aantal jaren bij verweerder voor beugel behandeling kwamen. Ook zij kwam helaas vaak te laat of helemaal niet, verweerder verwijst naar de aantekeningen op haar patiëntenkaart.

3.22.    Patiënte 14 is helemaal geen patiënt bij verweerder geweest. Hij kent haar niet. Zij is een tandarts -p atiënt die ‘s avonds is behandeld door de tandarts op tijdstippen dat verweerder niet in de praktijk aanwezig was. Verweerder behandelt ‘s avonds geen patiënten.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het seksueel grensoverschrijdend gedrag van verweerder jegens patiënten is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk geworden. Het college heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen. Allereerst het grote aantal verklaringen, zeker in verhouding tot zijn praktijk die hij naar eigen zeggen moeizaam aan het opbouwen was, ook al zou patiënt nummer 14, zoals verweerder aanvoert, niet door hem zijn behandeld. Sommigen zijn eigener beweging met hun verklaring naar buiten gekomen, anderen desgevraagd. Voorts zijn de verklaringen gedetailleerd en stemmen deze op verschillende onderdelen met elkaar overeen. De onder ede gehoorde assistentes hebben alleen kunnen verklaren vanaf het moment dat zij in de praktijk zijn gaan werken en alleen over de praktijk in B en ook dat laatste geval geldt dat zij soms niet bij verweerder en de patiënten aanwezig zijn geweest, bijvoorbeeld op weg naar en in de kamer waar röntgenopnames werden gemaakt. Hun verklaringen sluiten de waarheidsgetrouwheid van de overgelegde verklaringen van patiënten dus niet uit. Verschillende verklaringen winnen aan overtuigingskracht omdat de desbetreffende patiënten aanstonds, veelal geëmotioneerd, hun verhaal over hetgeen hun is overkomen aan een ander hebben verteld. De verklaringen zijn afkomstig van patiënten van diverse leeftijdscategorieën, maar ook van een moeder van een patiënte, sommigen met financiële en psychische problemen en bekend met een andere patiënt, anderen niet. Dit maakt dat de (niet meer dan speculatieve) suggestie van verweerder dat die problemen en/of onderlinge relatie meebrachten dat de patiënten er belang bij hadden een valse verklaring af te leggen en aangifte te doen (een strafbaar feit) niet aannemelijk is geworden. Datzelfde geldt voor het verweer dat er sprake is van een complot van tandartsen/orthodontisten uit de regio. De klacht is dus gegrond.

5.2

Wat de op te leggen maatregel betreft, geldt het volgende. Het gedrag van verweerder betekent dat de veiligheid en de integriteit van patiënten en hun begeleiders bij hem niet is gegarandeerd. Tevens getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect richting patiënten en ondermijnt dit het vertrouwen dat patiënten in verleners van (mond)zorg moeten kunnen hebben. Opvallend is dat een deel van het gedrag zich heeft afgespeeld nadat verweerder op de hoogte was geraakt van de tegen hem geuite beschuldigingen. Terecht heeft de IGZ aangevoerd dat de op te leggen maatregel zoveel mogelijk moet waarborgen dat aan dat gedrag een einde wordt gemaakt. Alleen al de ontkenning en het onvermogen van verweerder om ook maar enigszins te reflecteren op zijn ongepaste gedrag maken een voorwaardelijke schorsing met als bijzondere voorwaarde therapeutische behandeling onmogelijk. Een onvoorwaardelijke schorsing van maximaal een jaar, voor zover al passend bij de ernst en de schaal van de gedragingen, zou verder geen enkele garantie geven dat verweerder daarna niet weer hetzelfde gedrag zou vertonen. Een gedeeltelijke ontzegging om vrouwelijke patiënten te behandelen, zoals in het bevel van de IGZ, gaat eraan voorbij dat er ook een belastende verklaring is van een moeder van een patiënt. Daarbij getuigt het vertoonde gedrag van gebrek aan respect voor patiënten in het algemeen en ondermijnt dat gedrag het vertrouwen dat patiënt in verleners van (mond)zorg moeten kunnen hebben. Verder zou een dergelijke maatregel, zoals ter zitting is gebleken, aan verweerder de mogelijkheid bieden om toch nog contact te hebben met vrouwelijke patiënten. Ten slotte zou deze maatregel voor verweerder en voor de IGZ nauwelijks uitvoerbaar respectievelijk controleerbaar zijn . Derhalve resteert slechts een doorhaling c.q. een verbod op herinschrijving, een maatregel die op zichzelf passend is bij de ernst van de misdragingen. Om de veiligheid van patiënten te garanderen, zal als ordemaatregel een schorsing worden uitgesproken voor de periode waarin, hangende (de mogelijkheid van) hoger beroep, de uitspraak nog niet onherroepelijk is en de maatregel dus nog niet in werking treedt. Het algemeen belang brengt mee dat deze beslissing op na te noemen wijze wordt gepubliceerd.

6.    DE BESLISSING

Het college:

-          beveelt de doorhaling van verweerders inschrijving in het BIG-register dan wel ontzegt verweerder, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing is uitgeschreven uit het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven en bepaalt dat deze ontzegging onmiddellijk van kracht wordt;

-          schorst bij wijze van voorlopige voorziening verweerders inschrijving in het BIG-register;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’, ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’, alsmede ‘Medisch Contact’, het ‘Nederlandse tandartsenblad’, het ‘Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde’ en ‘Dentz’.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist,

R.T. Thomson, dr. Th.J.M. Hoppenreijs en dr. M.E. Geertman, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op *   door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of de IGZ, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.