ECLI:NL:TGZRZWO:2017:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 218/2016

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:123
Datum uitspraak: 10-07-2017
Datum publicatie: 10-07-2017
Zaaknummer(s): 218/2016
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater wegens te late levering van medicatie, het niet aanbieden van een alternatief, het uitblijven van overleg over de ontstane situatie en het weigeren van slaapmedicatie. Klacht is kennelijk ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 10 juli 2017 naar aanleiding van de op 2 augustus 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B te C,

k l a g e r

-tegen-

E , psychiater, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. D.M. Pot, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

-          het klaagschrift;

-          het aanvullende klaagschrift met de bijlagen en nog een aanvullend klaagschrift;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          het proces-verbaal van het op 21 april 2017 gehouden mondeling vooronderzoek, alwaar klager en verweerder zijn verschenen.

Klager heeft een met deze klacht verband houdende klacht ingediend tegen de psychiater D (194/2016). In beide zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.    FEITEN

Op grond van de stukken en de bij gelegenheid van het mondeling vooronderzoek verstrekte gegevens dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren op 2 juni 1991, gebruikt al jaren het middel Minipress (ook wel: prazosine) in verband met herbelevingen. Het middel is in Nederland niet verkrijgbaar en wordt door de apotheek van B in het buitenland besteld. Op 26 mei 2016 heeft de apotheek voor de eerste keer gemeld dat Minipress niet leverbaar was. De huisarts van klager heeft op diezelfde dag ter vervanging metroprolol voorgeschreven. Op 2 juni 2016 was Minipress weer beschikbaar.

In de loop van juli 2016 zijn er opnieuw problemen met de levering van Minipress.

In het medisch dossier van klager is hierover bij 27 juli 2016 – voor zover van belang – opgenomen:

“Iom dd F in eerste instantie geen vervanging voor Minipress. Ws is het voorgeschreven voor nachtmerries (aangezien de dosering en tijdstip verstrekking) bij stoppen kan evt effect hebben op de bloeddruk maar te verwachten dat dat pas na 14 dagen kan gebeuren.

Maandag kan het ws weer geleverd worden. Patiënt en afdeling op de hoogte.”

En:

“Opnieuw leveringsproblemen. Heeft tm vanav 27-07. [...]”

Op 29 juli 2016 heeft verweerder overleg gehad met klager. Gesproken is over het voorschrijven van een alternatief middel, topiramaat. Voor de nacht heeft verweerder temazepam voorgeschreven. In de loop van 29 juli 2016 is Minipress alsnog geleverd en aan klager verstrekt.

In een brief van 3 augustus 2016 heeft D in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend geneesheer-directeur aan klager geschreven:

“Over de klacht die u 29-07-2016 bij mij ingediend hebt, deel ik u het volgende mede. Bij navraag bij de medische dienst komt inderdaad naar voren dat u een aantal malen de u voorgeschreven medicatie niet verstrekt hebt gekregen. Dit komt omdat dit medicijn (Minipress) niet in Nederland verkrijgbaar is en daarom in het buitenland besteld moet worden. De bestelling wordt lang niet altijd op tijd afgeleverd met als gevolg dat de medicatie soms een aantal dagen niet voorradig is, hetgeen natuurlijk niet kan. De medische dienst doet zijn best om in het vervolg er zorg voor te dragen om de medicijnen op tijd te krijgen, doch is afhankelijk van de leverancier. Het zou dus beter zijn om in overleg met uw psychiater te zoeken naar een alternatief voor die medicatie, waardoor wel levering gegarandeerd is en u uw medicijnen gewoon op tijd in kunt nemen.”

Om problemen in de levering te voorkomen is met de apotheker afgesproken dat voortaan 1000 tabletten per keer besteld zullen worden in plaats van 200 tabletten.   

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - puntsgewijs weergegeven - dat:

1.    het tot tweemaal toe is gebeurd dat zijn medicatie niet op tijd was met als gevolg dat klager veel stress heeft ervaren,

2.    klager geen alternatieve medicatie heeft gekregen,

3.    met klager geen overleg heeft plaatsgevonden over de ontstane situatie,

4.    het verzoek van klager om slaapmedicatie is geweigerd, en

5.    het gedane onderzoek naar de gang van zaken onvoldoende en ongeloofwaardig is. De verantwoordelijkheid wordt ten onrechte afgeschoven naar de apotheek. De medicijnen moeten op tijd besteld worden. 

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hem geen persoonlijk verwijt valt te maken nu hij niet de behandelend psychiater van klager is, en niet betrokken is geweest bij het voorschrijven en leveren van de Minipress. Verweerder is op 28 juli 2016 als dienstdoend psychiater geconsulteerd en heeft in die hoedanigheid op 29 juli 2016 overleg gehad met klager over alternatieve medicatie.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat het persoonlijk handelen van verweerder als beroepsbeoefenaar centraal. Daarbij gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2    

klachtonderdelen 1 tot en met 4

Uit het (aanvullend) klaagschrift, de stukken en het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, blijkt niet welk persoonlijk verwijt verweerder kan worden gemaakt. Uit het dossier blijkt dat verweerder niet de behandelend psychiater was en als dienstdoend psychiater (pas) op 28 juli 2016 aan het eind van de dag is geconsulteerd, waarna hij op 29 juli 2016 met klager overleg heeft gehad over een alternatief medicijn. Verweerder kan reeds hierom geen verwijt worden gemaakt van het uitblijven van tijdige levering van Minipress en de omstandigheid dat overleg met klager over een alternatief medicijn in eerste instantie uit is gebleven. Klager betwist niet dat verweerder op 29 juli 2016 met hem heeft gesproken over het voorschrijven van topiramaat als alternatief voor Minipress en dat verweerder temazepam heeft voorgeschreven. Dat verweerder desondanks nog een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, inhoudende dat klager een alternatief medicijn en/of slaapmedicatie zou zijn geweigerd, is gesteld noch gebleken.  

5.3    

klachtonderdeel 5

Naar aanleiding van een door klager op 29 juli 2016 ingediende klacht, heeft D  onderzoek laten doen naar de gang van zaken. Van de wijze van uitvoering en de resultaten van dit onderzoek kan verweerder reeds hierom geen verwijt worden gemaakt, zodat ook dit klachtonderdeel niet kan slagen.

5.4

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, prof. dr. R.J. Verkes en dr. M.H. Braakman, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2017 door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.