ECLI:NL:TGZRSGR:2017:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-232

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:57
Datum uitspraak: 04-04-2017
Datum publicatie: 04-04-2017
Zaaknummer(s): 2016-232
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gegronde klacht tegen een kinderarts. Nu zij zich ernstig zorgen maakte over veiligheid van dochter van klaagster heeft kinderarts op zich niet onjuist gehandeld door actie te ondernemen, waarbij melding bij Veilig Thuis sluitstuk kon zijn. Echter zonder deugdelijke reden het in de meldcode genoemde opgenomen stappenplan niet gevolgd. De door de kinderarts verstrekte informatie in de door haar geschreven (medische) verklaring en (met name) de toevoeging daarop  voor Veilig Thuis gaat verder dan in het kader van de melding noodzakelijk was en de verklaringen missen de te vergen zakelijke toon. Deze informatie is voorts  zonder toestemming van klaagster verstrekt aan derden. Niet alleen aan Veilig Thuis verstrekt, maar ook aan de grootmoeder en haar advocaat, terwijl de kinderarts wist dat klaagster in een juridische strijd was verwikkeld met haar moeder over de dochter. Vaste jurisprudentie is dat een arts zeer terughoudend dient te zijn bij het afgeven van een verklaring waarvan hij weet dat deze in een juridische procedure kan worden gebruikt. Berisping.

Datum uitspraak: 4 april 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van: 

A

wonende te B, 

klaagster, 

tegen: 

C, kinderarts/kinderneuroloog, 

werkzaam te D

verweerster, 

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, werkzaam te Zwolle. 

1.         Het verloop van de procedure  

 1.1.     Het verloop van de procedure blijkt uit: 

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 31 augustus 2016; 

- het verweerschrift met bijlagen.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.  

 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 7 februari 2017.  Klaagster is in persoon verschenen. Verweerster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.  

 2.        De feiten 

2.1.      Verweerster is werkzaam als kinderarts/kinderneuroloog in het E te D.  

2.2.      Klaagster is de moeder van F, geboren in 2005. F is geboren met een zeldzame, niet progressieve spierafwijking, amyoplasia congenita, waarvoor zij sinds haar geboorte onder behandeling is van verweerster. Na de eerste intensieve vervolgperiode in haar eerste levensjaar, zag verweerster F ongeveer eenmaal per jaar voor een controle. Zij werd daarbij (vrijwel) steeds vergezeld door de moeder van klaagster (hierna ook: de grootmoeder).  

2.3.      Omdat klaagster ten tijde van de geboorte van F 17 jaar oud was, berustte het gezag bij de grootmoeder (waar klaagster en F ook woonden) totdat klaagster de leeftijd van 18 jaar bereikte. Daarna berustte het gezag bij klaagster.

2.4.      F heeft tot op heden (met uitzondering van enkele maanden in haar eerste levensjaar) bij de grootmoeder gewoond.  

2.5.      Klaagster en de grootmoeder  zijn in een juridische strijd verwikkeld over de woonplaats van F.  

2.6.      Op 27 juli 2016 ontving verweerster een e-mail van de grootmoeder, gedateerd 25 juli 2016, waarin zij verweerster om hulp vroeg, omdat klaagster F naar haar eigen woonadres in B wilde halen. Op 4 augustus 2016 heeft verweerster een gesprek gehad met de grootmoeder, de schoonzus van klaagster en de advocate van de grootmoeder, waarna verweerster een spoedmelding aan Veilig Thuis noodzakelijk achtte.

2.7.      Verweerster heeft ten behoeve van Veilig Thuis een medische verklaring geschreven en een verklaring inhoudende verslag van het hiervoor genoemde gesprek van 4 augustus 2016.  

2.8.      In de medische verklaring staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld: 

 “Betreft:F

Geboortedatum: [….]  

(…)  

MEDISCHE VERKLARING  

Bovengenoemde patiënte is vanaf haar geboorte bekend in het E(…).  

Vanaf haar geboorte is ondergetekende, C, kinderarts-kinderneuroloog, haar hoofdbehandelaar en heeft als coördinator van alle zorg rond F opgetreden. (…)  

Direct na haar geboorte is de zeer zeldzame diagnose amyoplasia congenita gesteld (…).  

Deze aandoening maakt intensieve begeleiding door ondergetekende, en overige boven beschreven specialismen noodzakelijk alsmede begeleiding in de thuissituatie door grootmoeder (moeder van moeder), waar F bij woonde na al op jonge leeftijd staken verzorging door haar biologische moeder om onbekende redenen.  

F is nu een in haar omgeving min of meer optimaal functionerend, zeer goed verzorgd, 11-jaar oud meisje, die jaarlijks of tweejaarlijks bij de verschillende specialisten op controle komt onder begeleiding van haar grootmoeder waarbij de somatische aandoening op de voorgrond staat, maar door de inzet van F en haar grootmoeder en ondersteuning van de revalidatie/fysiotherapie en school, heeft geleid tot volledige, weliswaar beperkte adaptatie aan de aangeboren afwezigheid van spieren van de bovenste schoudergordel.   

Vanaf haar geboorte zijn er zorgen over de relatie tussen F en haar biologische ouders. Deze zijn echter min of meer op de achtergrond geraakt door het goede functioneren in haar huidige woonomgeving bij haar grootmoeder.  

(…)”  

2.9.      In het verslag van het gesprek met (onder meer) de moeder van klaagster van 4 augustus 2016 staat het volgende vermeld: 

VERKLARING ZIJNDE EEN TOEVOEGING OP DE MEDISCHE VERKLARING DD.05-08-2016 ALS VERSLAG VAN HET GESPREK MET DE GROOTMOEDER VAN F, HAAR SCHOONZUSTER EN HAAR ADVOCATE  

Bovengenoemden hebben contact met mij gezocht naar aanleiding van een voor F op handen zijnd vertrek uit D naar H, de huidige woonplaats van haar moeder.   

Samenvatting gesprek  

De biologische moeder van F (A) heeft i.s.m. I en recent heeft dit team aangegeven in een eenmalig gesprek, in afwezigheid van F, zonder F door deskundigen op het gebied van trauma bij kinderen te horen dat zij:  

1. uitgeschreven is bij haar school in D.  

2. zij op 05-08 met haar moeder en diens partner op vakantie zal gaan  

3. zij na deze vakantie bij genoemden onder 2 zal dienen te wonen.   

Ad 1 F zou uitgeschreven zijn op een van de laatste schooldagen (ongeveer   weken geleden) door moeder zonder dat grootmoeder het van haar wist, was wel gewaarschuwd door bekende (anoniem telefoongesprek-man) en (zijdelings) hoofd school.  

Overig: grootmoeder vertelt enkele wellicht relevante zaken:  

-A van F zwanger geworden hoewel haar behandelend artsen dat hadden afgeraden i.v.m. recente behandeling voor schildklierprobleem met radioactief materiaal  

-A heeft verschillende relaties gehad  

Augustus 2014 huidige man leren kennen, bekend uit tv-programma waarvan in Nederlandse samenleving veel over bekend is.

-Er is geen geformaliseerde omgangsregeling geweest, er is wel contact geweest met haar moeder (echter zij is ook bekend in de Nederlandse samenleving uit een tv-programma waar zij enkele maanden verbleef waar dit programma werd opgenomen), die haar bij haar grootmoeder in D bezocht.   

F heeft perioden gehad waarbij zij dagelijks huilde, nadat het bij haar moeder in H verblijven/slapen is gestart.  

Begeleiding heeft o.v.v.grootmoeder plaatsgevonden bij J.  

-Er is geen enkele geformaliseerde financiële regeling.  

-De biologische vader van F, heeft haar erkend (K), heeft gezag aangevraagd 3 maanden geleden, pas toen omdat moeder bedreigend was.  

-Grootmoeder heeft A ongeveer 7 maanden geleden in levende lijf gesproken, verder alles via app.  

-Moeder dreigde dat ze haar kwam halen met politie.  

-Recent is contact geweest met Veilig Thuis D (L)  

-de biologische moeder is F komen opeisen, dit is gevolgd door bezoek van de politie D. Deze heeft gemeld bij Veilig Thuis. F was toen niet thuis, maar ondergedoken, de agent is daar naar toe gereden.   

-Grootmoeder is gebeld door de politie M (moeder en advocaat en partner moeder daar aanwezig),  

Grootmoeder heeft het uitgelegd.   

-Gesprek 01-08-16 H:  

N jeugdconsulent, moeder, huidige man, advocaat van hen en vader F, grootmoeder en advocaat grootmoeder en “iemand die heel even erbij was van Maatschappelijke Zaken”.  

Uitkomst:  

F moest na dit gesprek mee met moeder en daar slapen 1 nacht.  

Door moeder naar familie van grootmoeder in O gebracht.  

Moeder verwacht haar 05-08 terug en nemen haar mee op vakantie  

Erna naar moeder verplicht  

Het gesprek in H zou zich o.a. door opmerkingen “moeder is geen junk en ze kan dus gewoon naar moeder toe, “meest natuurlijke situatie is bij moeder”  

-Veilig Thuis doet niets.  

In principe betreft het P  

-Advocaat grootmoeder heeft brief gestuurd aan advocaat moeder.   

CONCLUSIE:  

Er is sprake van een 11-jarig kind met een aangeboren aandoening van de spieren en een optimaal functioneren in de huidige woonomgeving, die door de biologische moeder om onbekende redenen bij de grootmoeder gelaten is gedurende 11 jaar, die zelf nooit enig contact heeft opgenomen met ondertekende en derhalve ook niet beschouwd kan worden als zijnde op de hoogte van medisch en psychisch functioneren van haar kind.  

F is niet gehoord en haar hoofdbehandelaar is niet gehoord. Dit lijkt in strijd met een adequate analyse van datgene wat in het belang is voor F.  

Op grond van het feit dat ik als behandelend kinderarts medeverantwoordelijk ben voor het somatisch en psychologisch welbevinden van mijn patiënten zal ik F in ieder geval officieel aanmelden bij:  

1. VeiligThuis D, haar huidige woonplaats,  

2. VeiligThuis P  

3. Crisisinterventieteam D

Daarnaast zal ik de huidige verslagen toesturen aan de grootmoeder en wanneer er een meer bedreigende situatie voor F ontstaat zal ik verder stappen ondernemen w.o. overleg met de Raad van de kinderbescherming.  

Dit alles is ingegeven door het feit dat ik vind dat er onvoldoende analyse is geweest van de problematiek en overhaast en niet in belang van het kind voor haar ontwikkeling bedreigende situaties zijn, waaronder “onderduiken, politiebezoek en het bestaan van een ultimatum wanneer “afgeleverd “te moeten worden bij de biologische moeder.”  

2.10.    De onder 2.8. en 2.9. weergegeven verklaringen zijn door verweerster verstrekt aan de grootmoeder, haar advocate, jeugdbescherming [.], de crisisdienst P en D, maatschappelijke zaken H en Veilig Thuis D.  

2.11.    De rechtbank [.. ..] heeft F op 19 augustus 2016 voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers tot 19 november 2016. Op 16 november 2016 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 november 2017. Bij beslissing van 10 november 2016 zijn de (biologische) ouders gezamenlijk belast met het gezag over F.

3.         De klacht  

Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij zonder dat zij klaagster heeft gehoord, gezien of ingelicht een onbegrijpelijke en voor klaagster belastende verklaring heeft afgegeven waarin zij aangeeft zich al tien jaar zorgen te maken over de verstandhouding tussen klaagster en F. Dit terwijl zij F slechts 8 tot 10 keer in de afgelopen tien jaar heeft gezien. Daarbij is verweerster volledig afgegaan op eenzijdig van de grootmoeder verkregen informatie. Door deze verklaring aan de advocaat van de grootmoeder te sturen heeft zij zich gemengd in een juridische strijd tussen klaagster en haar moeder.  

4.         Het standpunt van verweerster  

Verweerster erkent dat zij voorafgaand aan het geven van de medische verklaring en het daarbij behorende gespreksverslag geen contact heeft gehad met klaagster en ook niet met F. Achteraf ziet zij in dat het verstandiger was geweest om dat wel te doen. 

Zij voert echter aan dat zij zeer verontrust was door de van de grootmoeder  verkregen informatie dat klaagster F naar haar eigen woonadres in B zou willen halen. Zij voelt zich als behandelend arts medeverantwoordelijk voor het somatisch en psychisch welbevinden van F en heeft op basis van de informatie die haar werd verstrekt primair het belang van F willen behartigen omdat het op dat moment onzeker was of haar vertrek uit haar dagelijkse leefomgeving werkelijk in het belang van F zou zijn. Het betrof volgens verweerster een zeer complexe situatie waarbij gedegen onderzoek noodzakelijk zou zijn om de meest optimale leefsituatie voor F te beoordelen. De informatie die zij in het gesprek met de grootmoeder kreeg was zeer alarmerend waardoor verweerster een spoedmelding bij Veilig Thuis noodzakelijk achtte. Met het oog op de rechtszitting die op korte termijn plaats zou vinden, heeft verweerster de afweging gemaakt dat zij in ieder geval en met spoed een signaal wilde afgeven.

 5.        De beoordeling 

5.1.      De professionele norm voor het handelen van verweerster wordt ingevuld door de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (hierna: ‘de meldcode’).  Onder kindermishandeling wordt in het kader van de meldcode niet alleen lichamelijk geweld verstaan, maar tevens elke vorm van voor een minderjarige bedreigende interactie met de ouders of andere personen van wie de minderjarige afhankelijk is. 

 5.2.     Volgens de meldcode dient iedere arts alert te zijn op risicofactoren voor- en signalen van kindermishandeling. Bij een vermoeden van kindermishandeling neemt de arts alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van kindermishandeling sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Het in artikel 4 van de meldcode opgenomen stappenplan geeft aan hoe daarbij te handelen.

Dit stappenplan houdt het volgende in: 

Stap 1 De arts die kindermishandeling vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten. 

Stap 2 De arts vraagt advies aan Veilig Thuis, indien nodig aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis, en bij voorkeur ook aan een terzake deskundig collega over zijn vermoedens en bevindingen. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.  

Stap 3 De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling alsmede de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind, tenzij dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van het kind of andere kinderen uit het gezin,  als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouder(s) daardoor uit het oog zal verliezen of als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.  

Stap 4 De arts kan - eventueel ook zonder toestemming van ouders en/of kind - overleggen met andere bij het gezin betrokken hulpverleners of beroepskrachten en/of een melding aan de verwijsindex jongeren doen. 

Stap 5 Hierin worden mogelijkheden van ‘monitoring’ of melding uitgewerkt.

5.3.      Het College stelt voorop dat verweerster, nu zij zich ernstig zorgen maakte over de veiligheid van F, op zich niet onjuist heeft gehandeld door actie te ondernemen, waarbij melding bij Veilig Thuis het sluitstuk kon zijn.  Verweerster heeft echter zonder deugdelijke reden het in de meldcode opgenomen stappenplan niet gevolgd. Dit stappenplan is er niet voor niets, maar is juist in het belang van het kind en de overige betrokkenen ontwikkeld om de kans op het kunnen bieden van adequate hulp te vergroten. Zo heeft verweerster, anders dan de meldcode voorschrijft, voorafgaand aan de melding geen overleg gehad met een collega over deze kwestie en geen advies gevraagd aan Veilig Thuis. Verweerster stelt dat zij na het bericht van de moeder van klaagster contact heeft gezocht met Veilig Thuis D, maar dat zij (omdat klaagster in B woont) door hen werd verwezen naar Veilig Thuis P. Daar was, in verband met het feit dat deze kwestie in vakantietijd speelde, niemand bereikbaar. Aangezien F al per 5 augustus 2016 naar haar moeder zou verhuizen, was de situatie volgens verweerster zeer spoedeisend. Dit heeft haar doen besluiten om zonder voorafgaand advies tot het doen van een melding over te gaan. In de door verweerster genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van het College geen rechtvaardiging voor haar handelen worden gevonden. Immers, uit de feiten en stellingen in het dossier kan niet worden afgeleid dat de situatie zo ernstig was dat de melding niet na 5 augustus 2016 en dus na de (met klaagster en haar partner geplande) vakantie en eventueel verhuizing naar B had kunnen worden gedaan, nog daargelaten dat verweerster bij gebreke aan behoorlijke informatieverzameling (stap 1) slechts beperkt zicht had op de feitelijke omstandigheden.  Dat er sprake was van acuut gevaar voor de veiligheid van F blijkt niet. Het enkele feit dat F wellicht naar een andere school zou gaan is, ook in haar medische conditie, niet zo ernstig dat dit het handelen van verweerster rechtvaardigt.

5.4.      Uitgangspunt van de meldcode is openheid naar de ouders en/of het kind. In verband daarmee schrijft de derde stap van het stappenplan voor dat, voordat tot een melding wordt overgegaan, contact wordt gezocht met de ouders en/of het kind. Verweerster heeft in strijd daarmee gehandeld door een melding te doen bij Veilig Thuis zonder dat zij met klaagster en/of met F heeft gesproken, althans zonder daartoe tenminste een deugdelijke poging te hebben gedaan. Daarbij is verweerster  volledig afgegaan op de informatie die zij van de grootmoeder heeft ontvangen, terwijl zij bekend was met de conflictsituatie tussen grootmoeder en klaagster en er dus rekening mee moest houden dat de informatie gekleurd en eenzijdig kon zijn. Verweerster heeft kortom het elementaire hoor en wederhoor niet toege­past en zich er niet van vergewist hoeveel klaagster aan zorg voor F deed. Er zijn welis­waar situaties waarin het belang van het kind openheid onmogelijk maakt. Als voorbeeld van een dergelijke situatie noemt de toelichting bij de meldcode de situatie dat de ouders het kind dreigen te onttrekken aan hulpverlening of anderzins (extra) schade aan het kind dreigen te berokkenen. Dat er sprake was van een dergelijke situatie is echter gesteld noch gebleken.

5.5.      Ten aanzien van de inhoud van de door verweerster verstrekte verklaring wordt het volgende overwogen. Vaststaat dat verweerster F slechts een tot maximaal twee maal per jaar voor een controleafspraak zag. Zoals hiervóór ook al aan de orde gekomen, is de vraag (en die stelt klaagster ook) of verweerster zich op basis daarvan een voldoende beeld heeft kunnen vormen van de situatie van F. Dat geldt nog meer voor de situatie van klaagster. Met klaagster had verweerster immers al geruime tijd in het geheel geen contact, nu de grootmoeder F begeleidde bij de jaarlijkse controleafspraken. Desondanks bevat de door verweerster verstrekte verklaring (en dan met name het bij deze verklaring behorende gepreksverslag) zeer belastende informatie over klaagster. Deze informatie is eenzijdig van de grootmoeder verkregen. Weliswaar vermeldt het gespreksverslag, zoals verweerster ook heeft aangevoerd, dat het gaat om zaken die door de grootmoeder zijn verteld, maar enig tegen­wicht in de vorm van het standpunt van klaagster ontbreekt. Hierdoor domineert in de verklaring het standpunt van de grootmoeder, terwijl bovendien boven de verklaring staat vermeld dat deze een toevoeging is op de medische verklaring. Daarmee maakt deze in feite onderdeel uit van de door verweerster verstrekte medische verklaring, met de daarbij behorende ‘lading’.

5.6.      Voorts is het College van oordeel dat de door verweerster verstrekte informatie verder gaat dan in het kader van de melding bij Veilig Thuis noodzakelijk was en mist de verklaring de te vergen zakelijke toon. Zo ontgaat het College bijvoorbeeld de relevantie van de vermelding van het feit dat klaagster en haar vriend hebben opgetreden in een televisieprogramma en het feit dat klaagster op haar 17e zwanger is geworden terwijl haar behandelend artsen haar dat hadden afgeraden i.v.m. een recente behandeling voor een schildklierprobleem met radioactief materiaal. Daarmee heeft verweerster overigens in het kader van haar behandelrelatie met F zonder toestemming van klaagster medische informatie over klaagster verstrekt aan derden, hoewel zij daarvan het vertrouwelijk karakter had moeten begrijpen (art 88 Wet BIG). Klaagster heeft hier ter zitting terecht een opmerking over gemaakt. Hier komt bij dat verweerster op geen enkele wijze de juistheid hiervan heeft geverifieerd.  

5.7.      Vervolgens heeft verweerster deze verklaring niet alleen verstrekt aan Veilig Thuis, maar ook aan de grootmoeder en haar advocaat. Dit terwijl verweerster wist dat klaagster in een juridische strijd was verwikkeld met haar moeder over de verblijfplaats van F. Het is vaste jurisprudentie dat een arts zeer terughoudend dient te zijn bij het afgeven van een verklaring waarvan hij weet dat deze in een juridische procedure kan worden gebruikt. Aan een dergelijke verklaring wordt in een juridische procedure immers in de regel veel gewicht toegekend, wat verweerster zich heeft gerealiseerd, althans had moeten realiseren. In casu is dat naar alle waarschijnlijkheid ook gebeurd, nu klaagster ter zitting heeft verklaard dat de verklaring van verweerster er aan heeft bijgedragen dat F onder toezicht is gesteld.

5.8.      De conclusie is dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook gegrond. 

5.9.      Het College acht een berisping op zijn plaats. Niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Het gaat hier om een veelheid aan fouten, waarbij verweerster haar positie als arts onjuist heeft gebruikt, met mogelijk zeer schadelijke gevolgen. Het is verweerster in ernstige mate te verwijten dat zij zonder aanvaardbare reden de duidelijke en in de beroepsgroep algemeen aanvaarde norm heeft geschonden, welke norm haar (naar haar zeggen ter zitting) ook bekend was.

6.         De beslissing  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt: 

legt op de maatregel van BERISPING. 

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, lid-jurist, dr. I. Dawson, M.Ch. Doorakkers en dr. N.G. Hartwig, leden-artsen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2017. 

 voorzitter                                                                              secretaris 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: 

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

niet-ontvankelijk is verklaard; 

b.         degene over wie is geklaagd; 

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de

volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat. 

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.