ECLI:NL:TGZREIN:2017:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 16173

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:34
Datum uitspraak: 08-03-2017
Datum publicatie: 08-03-2017
Zaaknummer(s): 16173
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Veelvuldig contact met de verpleging. Irrelevant of die contacten in overwegende mate plaatsvonden op initiatief van klaagster zelf. Geen medische noodzaak om contact met specialist ouderengeneeskunde te la ten plaatsvinden. Geen zodanig ernstig karakter van incidenten dat niet volstaan kon worden met het contact met de verpleging. Ongegrond.

Uitspraak: 8 maart 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 februari 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

specialist ouderengeneeskunde

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvullingen daarop;

-         het verweerschrift en de aanvulling daarop;

-         de brief d.d. 25 april 2016 van klaagster;

-         de brief d.d. 26 april 2016 van gemachtigde van verweerster met bijlage;

-         de brief d.d. 2 juni 2016 van [E];

-         de brief d.d. 20 juni 2016 van secretaris aan klaagster;

-         het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek met klachtnummer 1616;

-         de brief d.d. 3 augustus 2016 van gemachtigde van verweerster;

-         de brief d.d. 10 augustus 2016 van de secretaris aan partijen;

-         de brief d.d. 9 januari 2016 van klaagster met stukken;

-         de brief d.d. 13 januari 2017 van gemachtigde van verweerster;

-         de brief d.d. 20 januari 2017 van gemachtigde van verweerster met bijlagen;

-         de pleitnota van klaagster;

-         de pleitnota van gemachtigde van verweerster.

Het klaagschrift betrof oorspronkelijk een viertal klachtonderdelen, waarvan met betrekking tot drie onderdelen onder klachtnummer 1616 inmiddels een eindbeslissing is gewezen. Onder opgemeld klachtnummer resteert het onderhavige klachtonderdeel. Verweerster is gevraagd een verweerschrift in te dienen dat enkel op dit klachtonderdeel ziet. Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. De klacht is ter openbare zitting van 25 januari 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

De tante van klaagster (hierna: patiënte) is sinds 8 mei 2015 opgenomen op de afdeling van de instelling waar verweerster werkzaam is. Verweerster heeft patiënte voor het eerst gezien op 11 mei 2015. Klaagster is in het zorgdossier aangemerkt als eerste contactpersoon. Voorts is zij gedurende een periode mentor van patiënte geweest, welke periode inmiddels beëindigd is.

In de samengestelde rapportage van verweerster en collega specialisten ouderengeneeskundige staan meerdere contactmomenten tussen klaagster en medewerkers van de afdeling van de instelling waar patiënte verblijft genoemd. In de samengestelde rapportage staan voorts verschillende incidenten met geen of beperkte medische gevolgen. Verder is er in de samengestelde rapportage sprake van de behandeling van een atheroomcyste aan het been van patiënte.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster geen contact te hebben opgenomen met klaagster aangaande de situatie van patiënte terwijl dat wel nodig was, in ieder geval voor wat betreft het feit dat patiënte op vrijdag 8 mei 2015 een hoofdwond heeft opgelopen, dat ze een verbrande duim had, dat er valpartijen waren en dat er een medische ingreep aan het been had plaatsgevonden.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, maar alle zorg verleend die in redelijkheid van haar mocht worden verwacht. De ingediende klacht dient dan ook in al haar onderdelen te worden afgewezen als zijnde ongegrond.

5. De overwegingen van het college

Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Door verweerster is onbetwist gesteld dat klaagster veelvuldig contact had met de verpleging, hetgeen ook volgt uit de samengestelde rapportage. Daarbij is voor de beoordeling van de klacht irrelevant of die contacten in overwegende mate plaatsvonden op initiatief van klaagster zelf. Nu er derhalve met de direct bij de dagelijkse zorg van patiënte betrokkenen veelvuldig contact was, kan verweerster in zijn algemeenheid geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt indien en voor zover er beperkter contact tussen haar en klaagster was.

Met betrekking tot de door klaagster aangevoerde incidenten is – gelet op hetgeen daarover in de samengestelde rapportage is opgenomen en hetgeen daarover bij mondeling vooronderzoek en ter zitting is gememoreerd – onvoldoende gebleken dat er sprake is van een zodanig ernstig karakter dat niet volstaan kon worden met het contact zoals dat verliep met de verpleging. Daarbij is voorts van belang dat waar klaagster stelt aan de verpleging verzocht te hebben contact te hebben met verweerster, verweerster onweersproken heeft gesteld dat deze vraag haar nimmer heeft bereikt. Ook hierin is – nu contact veelvuldig plaatsvond met de verpleging en geen medische noodzaak bestond dit meer met verweerster plaats te laten vinden – dan geen grond gelegen voor een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster.

Voor zover de klacht erop ziet dat bij die contacten met de verpleging niet voldoende informatie is gegeven danwel onvoldoende de contactvraag is doorgegeven aan verweerster kan – daargelaten of het zou komen vast te staan – daarvan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Bij het antwoord op de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat immers het persoonlijk handelen van verweerster centraal.

In het licht van al het vorenstaande is daarmee niet komen vast te staan dat verweerster verwijtbaar geen contact heeft opgenomen met klaagster aangaande de situatie van patiënte terwijl dat wel nodig was. Het college acht de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als lid-jurist, P.G.M. Boom-Poels, dr. R.H. Boerman en A. Pfaff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017 in aanwezigheid van de secretaris.