ECLI:NL:TGZREIN:2017:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1611b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:25
Datum uitspraak: 10-02-2017
Datum publicatie: 10-02-2017
Zaaknummer(s): 1611b
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt psychiater dat zij de inhoud van de zorgmelding bij Veilig Thuis niet met klaagster heeft besproken en dat de zorgmelding  onwaarheden en onzorgvuldigheden bevat. Psychiater erkent dat zij de voor haar geldende Meldcode niet heeft nageleefd. Niet kan worden vastgesteld dat de inhoud van het dossier onjuist was. Gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing en publicatie.

Uitspraak: 10 februari 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 januari 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

psychiater

werkzaam te [B]

verweerster

gemachtigde mr. M.J. Bos te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          het verweerschrift en de aanvulling daarop

-          de repliek

-          de dupliek

-          medische informatie, ontvangen van de gemachtigde van verweerster

-          de e-mail ontvangen van klaagster op 19 september 2016

-          de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, ontvangen van de gemachtigde van verweerster op 14 december 2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 16 januari 2017 behandeld. Partijen waren hierbij aanwezig. Verweerster is bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

De dochter van klaagster, geboren  in 2007, was onder behandeling van verweerster en een collega van verweerster. Klaagster is belast met het ouderlijk gezag over haar dochter. Verweerster heeft klaagster medegedeeld dat bij Veilig Thuis (voorheen: AMK, Advies Meldpunt Kindermishandeling) een zorgmelding zou worden gedaan. De inhoud van de melding is niet met klaagster besproken.

Deze zorgmelding is opgesteld door verweerster en door een collega van verweerster ingediend bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft de zorgmelding doorgestuurd naar de Raad voor de Kinderbescherming. Vervolgens heeft de Raad voor de Kinderbescherming besloten tot een raadsonderzoek.

Voor verweerster gold de door haar werkgeefster opgestelde “Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling”. Deze meldcode beschrijft een stappenplan bij signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld bij de behandeling of begeleiding van cliënten.

In deze meldcode is het volgende bepaald:

“3.5 Melden

Bespreek de melding vooraf met de cliënt (vanaf 12 jaar en op indicatie met een jongere cliënt) en met de gezagdragende ouders of voogd als de cliënt nog geen 16 jaar oud is.

·         Leg uit waarom het voornemen om melding te gaan doen bestaat en wat het doel van de melding is;

·         Vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie;

·         In geval van bezwaren van de cliënt, overleg op welke wijze er tegemoet kan worden gekomen aan deze bezwaren. Zijn er in plaats van of naast melden nog andere opties?

·         Is het niet mogelijk aan de bezwaren tegemoet te komen, weeg deze dan af tegen de noodzaak om de cliënt of diens gezinsleden te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling door het doen van een melding. Betrek in de afweging de aard en de ernst van het geweld;

·         Leg de bezwaren van de cliënt tegen melden vast en ook waarom er (tóch) wordt gemeld.

·         Doe een melding indien naar oordeel van de werknemer de bescherming van de cliënt of diens gezinsleden de doorslag moet geven.”

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht bevat de volgende onderdelen:

1)      verweerster heeft de inhoud van de zorgmelding ten onrechte niet met klaagster besproken;

2)      de zorgmelding bevat onwaarheden en onzorgvuldigheden.

Klaagster stelt dat het niet bespreken van de inhoud van de zorgmelding ongehoord en in strijd met de geldende procedure is. Verweerster heeft geen overleg gevoerd met klaagster over de inhoud van de melding. Ook heeft klaagster geen inzage gehad in de melding.

Klaagster betwist de juistheid van de melding op negentien onderdelen. Sprake is van tal van onwaarheden en onzorgvuldigheden. 

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt dat zij aan klaagster heeft meegedeeld dat een zorgmelding zal worden gedaan bij Veilig Thuis. De inhoud van de melding is niet met klaagster besproken omdat zij werd vergezeld door een vriendin. Verweerster vond het niet passend om op dat moment de inhoud van de melding met klaagster te bespreken. Ter zitting heeft verweerster naar aanleiding van een vraag van het college verklaard dat zij klaagster niet heeft gevraagd of zij haar toestemming gaf om de inhoud van de zorgmelding, in het bijzijn van de vriendin, met haar te bespreken. Nadien heeft verweerster de inhoud van de melding niet meer met klaagster besproken.

Bij verweerster, haar collega maar ook bij Veilig Thuis bestonden onduidelijkheden over de procedure die bij een zorgmelding diende te worden gevolgd, mede omdat de “Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling” die was opgesteld door de werkgeefster van verweerster, net nieuw was.

Tijdens de vakantie van verweerster vond overleg plaats tussen de collega van verweerster, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming. Veilig Thuis liet de collega van verweerster weten dat de zorgmelding, zoals deze was opgesteld door verweerster, direct moest worden ingestuurd zodat de melding kon worden besproken in een afstemmingsoverleg.

Nadat in het afstemmingoverleg was besproken dat de zorgmelding door Veilig Thuis moest worden doorgestuurd naar de Raad voor de Kinderbescherming, ontving de leidinggevende van verweerster een e-mailbericht van Veilig Thuis waarin was vermeld dat Veilig Thuis de ouders diende te informeren. Uit de inhoud van dit e-mailbericht is afgeleid dat bespreking van de zorgmelding door (de collega van) verweerster niet meer nodig was.

Verweerster beseft dat haar handelwijze geen schoonheidsprijs verdient en zij stelt dat zij er in de toekomst voor zal zorgen dat zij een zorgmelding, alvorens deze te sturen naar Veilig Thuis, eerst met de betrokken ouder(s) zal bespreken.

Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt verweerster dat zij de zorgmelding heeft gebaseerd op het medisch dossier van de dochter van klaagster. Zij stelt te mogen vertrouwen op de inhoud van het dossier. De veelheid en continuïteit van de somatische klachten van de dochter van klaagster, waren voor verweerster aanleiding om de zorgmelding te doen.

5. De overwegingen van het college

Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgrond terzake als norm was aanvaard.

Het bespreken van de inhoud van de melding (klachtonderdeel 1)

Het college stelt vast dat verweerster wel bij klaagster heeft gemeld dat zij een zorgmelding bij Veilig Thuis zou gaan doen, maar heeft nagelaten de inhoud van die melding met klaagster te bespreken. Aan de orde is de vraag of het nalaten van het bespreken van de inhoud van de zorgmelding tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het college is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe het volgende.

Vast staat dat verweerster, terwijl zij de intentie had goed te handelen, de voor haar geldende  meldcode niet heeft nageleefd, zoals ook door haar ter zitting van het college is erkend, terwijl hiervoor – gelet op het belang van klaagster – wel aanleiding was. Verweerster was behandelaar van de dochter van klaagster en had klaagster inmiddels van het voornemen van het doen van de zorgmelding op de hoogte gebracht. Gelet op die omstandigheden was zij verantwoordelijk voor naleving van het onder 3.5 bepaalde in de meldcode van de werkgeefster van verweerster.

De omstandigheid dat verweerster ten tijde van de feitelijke melding wegens vakantie afwezig was, doet niet aan die verantwoordelijkheid af. Van haar mocht worden verwacht dat zij in de overdracht aan haar collega’s, er uitdrukkelijk op zou wijzen dat zij nog niet in de gelegenheid was geweest de inhoud van de melding met klaagster te bespreken en dat dit nog, alvorens een zorgmelding bij Veilig Thuis te doen, moest gebeuren.

Dat de inhoud van de “KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld” op dit punt minder strikt is dan de door de werkgeefster opgestelde meldcode, en verweerster wellicht in een andere werksituatie niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, kan niet tot een ander oordeel leiden nu de meldcode van haar eigen werkgeefster voor verweerster richtinggevend is.

Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

De inhoud van de melding (klachtonderdeel 2)

Het college stelt vast dat het dossier een tweetal zorgmeldingen bevat; de zorgmelding van verweerster en haar collega aan Veilig Thuis en de zorgmelding van Veilig Thuis aan de Raad voor de Kinderbescherming.

Het college zal enkel de inhoud van de eerste zorgmelding bij haar beoordeling betrekken omdat verweerster niet bij de zorgmelding van Veilig Thuis aan de Raad voor de Kinderbescherming betrokken was.

Ingevolge artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek is de arts verplicht om een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Daarin dient hij onder meer aantekening te houden van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is.

Uitgangspunt is dat, gelet op de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding, het dossier juiste informatie bevat waarop de beroepsbeoefenaar – maar ook het college – mag vertrouwen. Dat uitgangspunt heeft ook in deze zaak te gelden, temeer nu klaagster weliswaar heeft gesteld maar niet althans onvoldoende heeft onderbouwd welke en waarom de door haar aangehaalde passages uit de zorgmelding onjuist waren. Nu verweerster de inhoud van de melding heeft gebaseerd op het dossier en de onjuistheid hiervan niet is komen vast te staan, is het tweede klachtonderdeel ongegrond.

De maatregel

Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Het college legt daarvoor de maatregel van waarschuwing op, waarbij het college aantekent dat dit een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

Publicatie

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          wijst de klacht voor het overige af;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het  tijdschrift “Medisch Contact”.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr.dr. P.P.M. van Reijsen als lid-jurist, A.S.M. Kraak, M.Ch. Doorakkers en H.J. Kolthof als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2017 in aanwezigheid van de secretaris.