ECLI:NL:TGZREIN:2017:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1777

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:115
Datum uitspraak: 01-11-2017
Datum publicatie: 01-11-2017
Zaaknummer(s): 1777
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Medisch adviseur wordt verweten dat hij op intimiderende wijze een medische keuring heeft uitgevoerd in een openbare ruimte, dat hij in verband met het verkrijgen van informatie uit de curatieve sector machtigingen heeft opgesteld die niet voldoen aan de eisen van KNMG, dat ten onrechte een afwijzend advies aan de opdrachtgever is gegeven waarbij klager geen gelegenheid heeft gehad gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht. Eigen verantwoordelijkheid verweerder voor keuze onderzoekslocatie. Geen tuchtrechtelijk verwijt. Verschillende lezingen over de gebeurtenissen. Zelfstandige beoordeling  op basis van eigen onderzoek en informatie uit de curatieve sector. Machtigingen, in samenhang met begeleidende brief, voldoen aan de eisen. Ongegrond.

Uitspraak: 1 november 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 april 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

arts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. C.J. de Wever te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek d.d. 21 juli 2017

-         de brief met bijlagen, ontvangen van klager op 4 augustus 2017

-         de brief met bijlagen, ontvangen van klager op 7 augustus 2017.

De klacht is ter openbare zitting van 4 oktober 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft bij de gemeente aanvragen gedaan voor een gehandicaptenparkeerkaart en een aanpassing van klagers auto als vervoersvoorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Verweerder zag klager in opdracht van de gemeente op 26 mei 2016 in verband met de medische advisering ter beoordeling van die aanvragen.

Verweerder zag klager in een spreekruimte met ramen in een gebouw van de opdrachtgevende gemeente.

Tussen klager en verweerder is discussie ontstaan over het opvragen van medische informatie bij de curatieve sector, de formulering van de brieven waarmee informatie werd opgevraagd en het daar bijhorend machtigingsformulier. Verweerder heeft naar aanleiding van die discussie wijzigingen doorgevoerd in de brieven. Klager vond dit onvoldoende en heeft de machtigingen niet ondertekend geretourneerd.

Bij brief van 21 oktober 2016 schreef verweerder aan klager:

“          Middels deze brief wil ik u mededelen dat ik niet tot een advies aan de gemeente […] kan komen.

(…)

Ik heb tot twee keer toe geprobeerd rekening te houden met uw reacties/verzoeken. Kennelijk is dit voor u niet afdoende daar u zich blijft beroepen op uw blokkeringsrecht of toestemming onder voorwaarden. Uw resterende eisen omtrent de vraagstelling zijn voor mij dusdanig onredelijk dat ik deze niet zal inwilligen. (…)

De gemeente […] zal worden bericht dat uw dossier zal worden afgesloten zonder advies.”

Naar aanleiding van de adviesvraag is door verweerder een reactie opgemaakt die op

24 oktober 2016 is verzonden aan de gemeente. In deze reactie is onder “Advies en motivering” opgenomen:

“          Er kan geen advies uitgebracht worden en de vraagstelling van de gemeente kan niet beantwoord worden omdat de voor een onafhankelijke en medische onderbouwde advisering noodzakelijke informatie niet op een voor ondertekende werkbare manier kan worden opgevraagd. Tevens ontbreekt een voldoende vertrouwensbasis om tot een onafhankelijk advies te komen.”

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat:

1).        hij een medische keuring heeft uitgevoerd in een openbare ruimte, bij de opdrachtgevende gemeente;

2).        er een heftige discussie is gevoerd over het aanreiken van het medisch dossier;

3).        sprake was van een “zeer intimiderend medisch onderzoek”;

4).        hij medische machtigingen heeft verstrekt die niet voldoen aan de eisen van de KNMG en dat de medische bijlagen daarbij deels verzonnen zijn;

5).        keuringen zonder geldige gronden zijn afgewezen;

6).        afwijzende adviezen aan de gemeente zijn verstrekt zonder klager in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich op het standpunt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Hij heeft getracht zijn werk als onafhankelijk medisch adviseur naar eer en geweten te doen. Door het ontbreken van de benodigde machtigingen heeft verweerder niet uit eigen waarneming en objectief medische informatie vanuit de curatieve sector kunnen opmaken dat klager niet kon deelnemen aan het collectief vervoer. Het was daarmee niet mogelijk om antwoord te geven op de vraagstelling van de opdrachtgever.

Ad 1). Er was geen sprake van een medische keuring in een openbare ruimte maar van het afnemen van een anamnese en een observatie van functioneren in een spreekkamer bij de gemeente voorzien van een raam in een deur. Het vond bij de gemeente plaats om klager niet te ver te laten reizen en de ruimte was voor klager goed bereikbaar.

Ad 2). Tijdens het spreekuurcontact was er geen discussie. Die is later ontstaan over de machtigingen.

Ad 3). Verweerder is niet intimiderend opgetreden.

Ad 4). Verweerder betwist dat hij in strijd met richtlijnen van de KNMG zou hebben gehandeld ten aanzien van de machtigingen. De KNMG heeft geen regels voor machtigingen maar voor het afgeven van verklaringen door de curatieve sector. Het is aan de curatieve sector om wel of niet mee te werken aan een informatieverzoek.

Ad 5) en 6). Er is door verweerder geen keuring afgewezen en er is geen advies in strijd met blokkeringsrecht verstrekt. De opdracht is teruggegeven.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

De klacht heeft betrekking op de door de gemeente aan verweerder verstrekte opdracht om te adviseren over de aanvraag van klager in het kader van de WMO. Nu het in voornoemd kader adviseren door een medisch adviseur het algemeen belang van een goede beroepsuitoefening van de individuele gezondheidszorg raakt (tweede tuchtnorm) is klager ontvankelijk in zijn klacht. Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

De klachtonderdelen

Klager heeft meerdere klachtonderdelen gepresenteerd. Het college zal de klachtonderdelen die zich daartoe lenen, gezamenlijk bespreken en beoordelen.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 1) en 3)

Het college zal eerst de wijze van het uitvoeren van het onderzoek en de onderzoekslocatie, waarover is geklaagd, bespreken. Het college stelt voorop dat verweerder een eigen verantwoordelijkheid heeft waar het de keuze voor een onderzoekslocatie betreft. Het gegeven dat de onderzoekslocatie door de gemeente is bepaald, ontslaat verweerder dan ook niet van die verantwoordelijkheid. Verweerder geeft aan dat hij voor de aard van zijn onderzoek, enkel anamnestisch en observatie, de locatie - ondanks het daarin aanwezige raam in de deur - acceptabel vond. Dat de locatie in een gebouw van de opdrachtgever gelegen was beoordeelde verweerder, gelet op de daarmee beperkte reisafstand en de toegankelijkheid ervan voor klager, eveneens acceptabel. Naar het oordeel van het college is verweerder daarmee binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. Voor zover klager met “intimiderend medisch onderzoek” over meer dan de onderzoekslocatie heeft beoogd te klagen, oordeelt het college als volgt. Nu alleen klager en verweerder bij dit onderzoek aanwezig zijn geweest en beide een andere lezing van de gebeurtenissen hebben, kan het college niet vast stellen hoe het onderzoek precies is verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. De klachtonderdelen 1) en 3) slagen daarmee niet.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 2) en 4)

Deze klachtonderdelen zien op de machtigingen en het verkrijgen van informatie uit de curatieve sector.

Een onderzoek zoals in deze zaak aan de orde dient zorgvuldig en deskundig te zijn. Die eisen zijn in meerdere uitspraken van tuchtrechters vastgelegd en herhaald. Om aan die eisen te voldoen dient een medisch adviseur een zelfstandige beoordeling te geven op basis van eigen onderzoek van betrokkene en de informatie uit de curatieve sector. Het enkel beschikken over de door de opdrachtgever en/of de betrokkene aangeleverde stukken kan onvoldoende zijn om tot een goede advisering te kunnen komen. In die situatie dient verweerder derhalve - met machtiging - informatie bij de curatieve sector op te vragen en zijn vragen daarbij zelfstandig te formuleren. Het enkele feit dat verweerder in zijn begeleidende brief een enkele maal een oordeel van de curatieve sector heeft gevraagd, hetgeen zoals verweerder erkent wat ongelukkig te noemen is, kan echter niet leiden tot een aan verweerder terzake te maken tuchtrechtelijk verwijt. Het college is dan ook van oordeel dat de in het geding gebrachte machtigingen  - in samenhang bezien met de begeleidende brief - voldoen aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld. De klachtonderdelen 2) en 4) slagen daarmee niet.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 5) en 6)

Het college stelt vast dat in het onderhavige geval geen medisch oordeel of advies is gegeven. Verweerder heeft naar klager en de gemeente gemotiveerd aangegeven niet tot advisering te kunnen komen. Er is daarmee geen sprake van een afwijzen van een keuring. Voor zover klager hier mede doelt op de discussie omtrent de machtigingen verwijst het college naar hetgeen hij daarover hiervoor reeds heeft overwogen en geoordeeld. Naar het oordeel van het college is verweerder bij zijn conclusie dat hij - nu hij niet op de door hem acceptabel geachte wijze stukken kon opvragen bij de curatieve sector - niet tot een advies kon komen en daarmee de opdracht heeft teruggegeven, binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening gebleven zodat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Wat betreft het bericht aan de gemeente komt het college tot de volgende overwegingen. Het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:465 tweede lid BW ziet op de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek. Nu er geen onderzoek heeft plaatsgevonden en derhalve geen uitslag of gevolgtrekking uit dat onderzoek is voortgevloeid, is er geen sprake van een blokkeringsrecht als bedoeld in dat artikel. De klachtonderdelen 5) en 6) slagen daarmee niet.

Samenvattend dient de klacht in al haar onderdelen te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, mr. J. Iding als lid-jurist, E.I. van Dijk, P.G.M. Boom-Poels  en M.Ch. Doorakkers als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2017 in aanwezigheid van de secretaris.