ECLI:NL:TGZRAMS:2017:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/024T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:86
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 2017/024T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij nooit duidelijk naar klaagster over het gebruik van een knarsplaat heeft gecommuniceerd.  Hierdoor moet klaagster opnieuw behandelingen ondergaan. Verder verwijt klaagster verweerder het foutief plaatsen van kronen en bruggen. Daaronder zat ernstige cariës en de kronen en bruggen moesten opnieuw geplaatst worden. Ook wil verweerder niet het medisch dossier aan klaagster verstrekken. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 17 januari 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te  B,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand.

v e r w e e r d e r .             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 18 november 2016 gehouden vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op 2 juni 2017 op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klaagster werd vergezeld van haar partner, verweerder werd bijgestaan door mr. Hielkema.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klaagster is van 30 november 2007 tot eind 2016 ingeschreven geweest in de praktijk van verweerder.

2.2.      In januari 2009 heeft verweerder klaagster behandeld vanwege gedeeltelijk afgebroken porselein op een door verweerder in 2008 geplaatste brug . In februari 2009 had klaagster een doormidden gebroken brug. In februari 2010 is klaagster behandeld omdat van element 21 een stukje was afgebroken. In december 2011 is klaagster door verweerder wegens een gebroken brug ter plaatste van element 47 behandeld. Verweerder had eerder, in december 2011, een wortelkanaalbehandeling in dit element uitgevoerd. Het element is in februari 2012 verwijderd.

2.3.      Een endodontoloog heeft op verwijzing van verweerder in juli 2012 een wortelkanaalbehandeling bij klaagster verricht.

2.4.      Wegens het vertrek van klaagster bij de praktijk van verweerder heeft verweerder in november 2016 de gegevens van klaagster overgedragen aan haar nieuwe tandarts. Op 8 december 2016 heeft klaagster verweerder verzocht haar dossier ook aan haar toe te zenden. Op 20 januari 2017 heeft verweerder aan klaagster laten weten dat de praktijk wegens ziekte gesloten was geweest, maar dat haar dossier op dat moment klaar lag om te worden opgehaald.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder

1)    heeft nagelaten noodzakelijk tandheelkundig advies te geven met betrekking tot de geplaatste restauraties en algehele mondconditie;

2)    restauraties niet correct heeft verricht met als gevolg breuken en het ontstaan van cariës en lekken onder deze restauraties;

3)    wortelkanaalbehandelingen niet correct heeft uitgevoerd;

4)    het tandheelkundig dossier van klaagster niet aan haar heeft willen verstrekken;

5)    geen aansprakelijkheid voor het voornoemde heeft willen erkennen.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het eerste klachtonderdeel ziet er voornamelijk op dat klaagster verweerder verwijt dat hij haar niet, althans niet voldoende duidelijk, heeft geadviseerd een knarsplaat te gebruiken. Verweerder heeft aangevoerd dat hij klaagster meerdere malen het gebruik van een knarsplaat heeft aanbevolen. Dit staat ook als zodanig in het medisch dossier van klaagster genoteerd.

5.2.      Het college heeft geen reden om aan te nemen dat het medisch dossier geen juiste weergave van de feiten bevat. Wel kan de vraag worden gesteld of verweerder, mede gezien de aard en de frequentie van de noodzakelijke behandelingen, zich er voldoende van heeft vergewist of klaagster het belang van zijn advies voldoende heeft begrepen.  Dat sprake is geweest van klachtwaardig tekortschieten kan echter naar het oordeel van het college niet worden geconcludeerd.

5.3.      Op grond van de overgelegde foto’s kan het college verder niet concluderen dat verweerder restauraties bij klaagster niet correct heeft vervaardigd. Dit klachtonderdeel leunt op een conclusie van de nieuwe tandarts van klaagster. De door die tandarts aangevraagde second opinion onderschrijft diens conclusies evenwel niet (volledig).  Ook op dit onderdeel kan het college daarom niet tot de conclusie komen dat sprake is van klachtwaardig handelen.

5.4.      Wat betreft de wortelkanaalbehandelingen kan het college ten aanzien van de behandeling van element 26 (die niet door verweerder is uitgevoerd) concluderen dat deze lege artis is uitgevoerd. Element 47, waarop verweerder een wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd, is niet meer aanwezig. Dat deze behandeling niet correct zou zijn uitgevoerd is overigens niet gebleken.

5.5.      Verweerder heeft een afdoende verklaring gegeven voor het feit dat klaagster na het door haar gedane verzoek om afgifte van haar medisch dossier hierop enige tijd heeft moeten wachten. Zeker nu het dossier al wel aan de opvolgend behandelaar was verstrekt en klaagster het ook daar op had kunnen vragen kan de handelwijze van verweerder niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden beschouwd.

5.6.      Dat verweerder geweigerd heeft aansprakelijkheid te erkennen kan hem in het licht van het voorgaande evenmin worden verweten. Aansprakelijkheid veronderstelt immers dat sprake is geweest van tekortschieten. Nu daarvan naar het oordeel van het college geen sprake is kan verweerder evenmin het verwijt worden gemaakt dat hij geen aansprakelijkheid heeft erkend.

5.7.      De conclusie van het voorgaande is dat verweerder met betrekking tot de klachten geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist op 2 juni 2017 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

H.C. van Renswoude,  B.D. Stibbe en R. Rowel, leden-beroepsgenoot,

mr. dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, secretaris.

WG  secretaris                                                                                         WG  voorzitter