ECLI:NL:TGZRAMS:2017:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/468

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:73
Datum uitspraak: 27-06-2017
Datum publicatie: 27-06-2017
Zaaknummer(s): 2016/468
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager, die het contact met zijn familie heeft verbroken, verwijt de arts dat hij bij de opname  van klager in het ziekenhuis zijn privacy heeft geschonden door zonder toestemming zijn bezittingen af te geven aan zijn familie.   Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 20 oktober 2016 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

B,

arts

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r d e r ,

gemachtigde: E, stafadviseur Raad van Bestuur te G.           

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 29 maart 2017 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 23 januari 2017 binnengekomen brief van de gemachtigde van verweerder.

De klacht is op 16 mei 2017 op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerder werd bijgestaan door E. E heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitnotities die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.

2.         De feiten

2.1       Verweerder was op 1 mei 2015 bezig met zijn opleiding tot cardioloog en liep toen in het kader van die opleiding stage op de afdeling F van het G (hierna: G) te D.

2.2       Klager verbleef op 1 mei 2015 in een hotel. Zijn buren in dat hotel hebben de politie ingeschakeld. Er werd een ambulance ingeschakeld, die klager naar het G heeft vervoerd. Tijdens de rit had klager epileptiforme trekkingen en werd hem 2 keer 5 mg dormicum toegediend.

2.3       Op 1 mei 2015 in de avond werd klager via de Spoedeisende Hulp opgenomen in het G.

2.4       Bij de opname van klager was een e-mail van een broer van klager meegekomen, waarin deze aangaf dat klager verslaafd was aan GHB.

2.5       Klager werd dezelfde avond overgeplaatst naar de Intensive Care. Daar werd hij met propofol gesedeerd.

2.6       In de status van klager staat vermeld:

            “ Fam gesprek (01-05-2015 (...))

(…) Maken zich ernstig zorgen om hem. (…) Hebben laatste weken getracht om hulpinstanties in te schakelen: Victas, huisarts en vanochtend crisisdienst”.

2.7       De familie van klager ging ermee akkoord dat een broer van klager als eerste contactpersoon zou optreden.

2.8       De familie van klager vroeg tijdens een gesprek met verweerder naar de bezittingen van klager. Verweerder heeft vervolgens, na overleg met zijn supervisor, de telefoon en de autosleutel van klager aan de eerste contactpersoon afgegeven.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zonder toestemming van klager privébezittingen aan familie van klager heeft meegegeven met als gevolg dat zijn privacy is geschonden en hij schade heeft geleden, omdat zijn familie in zijn telefoon is geweest en zijn foto’s heeft verwijderd.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Ter beantwoording van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij heeft te betrachten ten opzichte van klager – en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld – overweegt en oordeelt het college als volgt. Vast staat dat klager er, toen hij op de Intensive Care werd opgenomen, slecht aan toe was en daarom werd gesedeerd. In zijn dossier werd genoteerd: “verdenking GHB onttrekking met grote onrust” . Als gevolg van de sedatie, die naar het oordeel van het college om deugdelijke redenen in het kader van de medische behandeling van klager werd toegepast, was klager niet aanspreekbaar. Verweerder heeft onder deze omstandigheden besloten om de telefoon en de autosleutel van klager aan zijn broer, als eerste contactpersoon, mee te geven.

5.2       Ter zitting heeft verweerder zijn besluit nader toegelicht en heeft hij naar voren gebracht dat zijn handelwijze in lijn is met het beleid van het G, inhoudende dat in het geval van een comateuze patiënt, zijn eigendommen aan de eerste contactpersoon worden meegegeven. De reden daarvoor is dat de kans dat spullen van patiënten zoek raken erg groot is. Dat is niet in het belang van de patiënt en het ziekenhuis wil daar niet verantwoordelijk voor zijn. In de patiëntenfolder van de afdeling F van het G staat daarom vermeld: “U wordt verzocht kleding, geld en andere waardevolle eigendommen van de patiënt mee naar huis te nemen”. 

5.3       Het college deelt het standpunt van klager, dat het voor verweerder duidelijk moet zijn geweest dat hij een verstoorde verhouding had met zijn familie en dat verweerder zijn spullen niet aan zijn broer had mogen meegeven, niet. Klager was immers niet aanspreekbaar, zodat het niet mogelijk was om hem om toestemming te vragen. Voorts – zie onder 2.6 – maakte de familie zich zorgen om zijn welzijn, had verweerder geen reden om aan de oprechtheid van de familie te twijfelen en had klager zelf niets geregeld omtrent zijn vertegenwoordiging. Onder deze omstandigheden, zo oordeelt het college, bestond er voor verweerder geen reden om van voormeld ziekenhuisbeleid af te wijken en heeft verweerder niet onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Het door klager gestelde misbruik van zijn eigendommen door zijn familie kan daarom evenmin aan verweerder worden verweten.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6.         De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

J.C. van der Molen, K. Haasnoot en P.A.M. Beker, leden-arts,

mr. drs. G.M. Boekhoudt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. J.M. Sodderland-Elzas, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 27 juni 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                          voorzitter