ECLI:NL:TGZRAMS:2017:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/331

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:53
Datum uitspraak: 09-05-2017
Datum publicatie: 09-05-2017
Zaaknummer(s): 2016/331
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:      De klacht betreft de behandeling van klagers destijds 3 jarig zoontje.                                                  Klager verwijt de huisarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de door hem geuite klachten over een gezwollen buik, braken en diarree en zijn zoontje niet heeft verwezen voor nadere diagnostiek.      Ongegrond 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 1 september 2016 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C ,

huisarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. E.E. Rippen, verbonden aan de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      de op 27 september 2016 van klager ontvangen stukken;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 16 december 2016 gehouden vooronderzoek.

De klacht is op 28 maart 2017 een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Rippen, voornoemd.

2.         De feiten

2.1.      Klager is de vader van de op .. 2013 geboren D (hierna: patiëntje).

2.2.      Verweerster is sinds 2004 werkzaam als huisarts in E te B.

2.3.      Op 10 mei 2016 heeft klager samen met patiëntje het spreekuur van verweerster bezocht. Het patiëntdossier vermeldt over dit bezoek, voor zover hier van belang, het volgende:

(…)       Subj                                                      Obj                            Eval                 (…)

            Wondje onderli grote teen, loop slechter   Onder de teen klein     waarschijnlijk

            Sinds 1-2 dg waarschijnlijk in de speeltuin            open wondje, aan de   splinter geweest           

            Gebeurd. Splinter?                                  rant een iets donkere  

                                                                         verkleuring, insp en    

                                                                         palp geen c.a.

(…)       buik lijkt dikker volgens vader, def gb      niet ziek,                    geen aanw voor (…)

            ontwikkelt zich normaal                             peuterbuikje, perc       pathologie

                                                                         en palpatie lever en                                                                                                                   milt nv geen weerstand            

2.4. Op 29 mei 2016 is patiëntje op het spreekuur van verweerster geweest in verband met een rode bult, waarschijnlijk een insectenbeet, op zijn voorhoofd.

2.5. Op 20 juni 2016 heeft klager samen met patiëntje het spreekuur van verweerster bezocht vanwege moeheid sinds 3 maanden, overgeven en diarree door patiëntje. Het patiëntdossier vermeldt over dit bezoek, voor zover hier van belang, het volgende:

(…)       Subj                                                      Obj                            Eval                 (…)

            Moe laatste 3 mnd, laatet dg pr keer         niet ziek niet               geen aanw voor

            overgeven en diarree maar dat nu over,   anemisch, cor s1s2s-   pathologie bij LO

            groeit goed. Lijkt het keer wat meer         abd soepel geen         

            gedronken, graag lab slaapt wel goed,      weerstand lever/milt nv

            eet matig, met vader

2.6. Naar aanleiding van het consult van 20 juni 2016 heeft er bij patiëntje een bloedonderzoek plaatsgevonden. Het patiëntdossier vermeldt over de uitslag van dat bloedonderzoek, voor zover hier van belang, het volgende:

22.06.2016 (…)  Subj                                                      Obj                            Eval                

                         SHO lab: glucose 3,7 = laag,                                                     Moeheid/zw akte

                        Klinische betekenis? Verder geen afw                                                   

2.7. In de avond van 14 augustus 2016 is klager, vanwege hevige krampen bij patiëntje, met patiëntje naar de huisartsenpost in het F te B gegaan. De dienstdoende huisarts heeft vervolgens een spoedafspraak voor de volgende dag voor patiëntje bij de polikliniek kindergeneeskunde gemaakt.

2.8. Op 15 augustus 2016 heeft patiëntje in de polikliniek kindergeneeskunde van het F een echoscopie gehad. De radioloog heeft daarbij in de buik van patiëntje een cyste van ongeveer 12 centimeter groot geconstateerd.

2.9. Op 16 augustus 2016 zijn in het G bij patiëntje meerdere echoscopieën en röntgenfoto’s gemaakt. Uit die onderzoeken kwam naar voren dat er bij patiëntje sprake was van in totaal 9 cystes.    

2.10. Op 17 augustus 2016 is patiëntje geopereerd, waarbij de cystes zijn verwijderd. Vanwege verkleving met de cystes is daarbij ook een klein gedeelte van de maag van patiëntje verwijderd.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster onzorgvuldig met de buikklachten van patiënt is omgegaan en dat met een eerdere doorverwijzing van patiëntje voor een echoscopie veel lichamelijke pijnen voor patiëntje hadden kunnen worden voorkomen en dat een eerdere doorverwijzing ook het gezin waar patiëntje deel van uitmaakt veel hectiek en stress had kunnen besparen. Ten slotte stelt klager dat verweerster niet alle tijdens de consulten door klager met betrekking tot patiëntje gegeven informatie in het patiëntdossier heeft geregistreerd. 

4.            Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1. Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven

van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen

is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening

houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen

en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2. De klachten lenen zich voor gezamenlijk beoordeling. De klachten richten zich tegen de beoordeling door verweerster van de buikklachten van patiëntje tijdens de consulten van 10 mei 2016 en 20 juni 2016. Verweerster heeft de buik van patiëntje tijdens die consulten onderzocht, maar heeft daarin geen aanleiding gezien om patiënt voor nader onderzoek door te verwijzen. Anders dan door klager aangevoerd, is het college van oordeel dat verweerster daarvoor geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit het patiëntdossier blijkt namelijk dat verweerster zowel tijdens de op 10 mei 2016 en 20 juni 2016 verrichte onderzoeken aan de buik van patiëntje, geen weerstand in de buik van patiënt heeft gevoeld en dat ook de milt en de lever van patiënt daarbij niet vergroot aanvoelden. Daarnaast maakte patiënt volgens het patiëntdossier geen zieke indruk tijdens die consulten. Bij gebreke van aanwijzingen voor pathologie bij patiëntje, is verweerster op 10 mei 2016 er daarom van uitgegaan dat de iets dikkere buik van patiëntje een zogenoemd peuterbuikje betrof en op 20 juni 2016 heeft verweerster het braken en de diarree van patiëntje daarom als passend bij een g astroenteritis beoordeeld. Wel is op 20 juni 2016 aanleiding gezien voor een nader bloedonderzoek bij patiënt, maar ook uit de uitslag daarvan blijkt niet een reden voor doorverwijzing van patiënt voor verder onderzoek. Al met al is het college daarom van oordeel dat verweerster in de gegeven omstandigheden ten aanzien van de door klager gemelde zorgen over de buik van patiëntje, een expectatief beleid heeft kunnen voeren. De omstandigheid dat op 15 en 16 augustus 2016, derhalve bijna twee maanden na het onderzoek van 20 juni 2016, bij patiëntje in het F meerdere cystes zijn geconstateerd, maakt dat niet anders. Het college betrekt daarbij dat zij geen reden heeft om aan te nemen dat verweerster, die al geruime tijd huisarts is, het onderzoek van de buik van patiënt niet goed zou hebben uitgevoerd en toen zij bij het buikonderzoek geen afwijkingen vond had moeten denken aan de mogelijkheid van een uiterst zeldzame cyste in de buik van patiëntje. Verder is van belang dat, anders dan door klager aangevoerd, de enkele omstandigheid dat klager op 20 juni 2016 voor een tweede maal op het spreekuur van verweerster zorgen over de buik van patiëntje heeft geuit, voor verweerster geen aanleiding hoefde te zijn om het expectatieve beleid te wijzigen en patiëntje voor een echoscopie door te verwijzen. Ten slotte is het college van oordeel dat ook de dossiervorming van verweerster naar aanleiding van voormelde consulten voldoende adequaat is. 

5.3. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

J.H.J. Klaver, D.E. de Jong en dr.mr. P.H.M.T Olde Kalter, leden-arts,

mr. M.A.H. Verburgh, lid-jurist,

bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.

WG secretaris                                                                                    WG voorzitter