ECLI:NL:TGZCTG:2017:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.357

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:76
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 07-03-2017
Zaaknummer(s): c2016.357
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen tandarts. Klager is gedurende vijf jaar patiënt geweest bij verweerder. In die periode zijn een groot aantal behandelingen uitgevoerd. Klager heeft advies over deze behandelingen ingewonnen bij ACTA waarna ACTA een rapport heeft opgesteld. Op basis van de bevindingen van een vervolgens ingeschakeld tandheelkundig consultancy bureau heeft klager 14 klachtonderdelen geformuleerd die door het Regionaal Tuchtcollege grotendeels gegrond zijn bevonden. Aan de tandarts wordt de maatregel van schorsing van inschrijving in het BIG register voor de duur van drie maanden opgelegd. Het beroep van klager richt zich op twee klachtonderdelen die door het college in eerste aanleg gegrond zijn verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt daarom dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Ambtshalve is het Centraal Tuchtcollege gebleken dat de tandarts niet heeft voldaan aan de eisen van herregistratie in het BIG-register en dat hij derhalve met ingang van 6 januari 2017 niet langer in dat register staat ingeschreven.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.357 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, destijds werkzaam te B., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 10 mei 2016  bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 juni 2016, onder nummer 16/156T, heeft dat College de klacht deels gegrond verklaard en aan de tandarts de maatregel van schorsing van inschrijving in het BIG register voor de duur van drie maanden opgelegd. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Van de tandarts is in beroep geen reactie ontvangen. Ambtshalve is het Centraal Tuchtcollege gebleken dat de tandarts niet heeft voldaan aan de eisen van herregistratie in het BIG-register en derhalve met ingang van 6 januari 2017 niet langer in dat register staat ingeschreven. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 februari 2017. Van de tandarts is, als gezegd, in beroep geen reactie ontvangen en hij is ook niet ter terechtzitting verschenen. Klager heeft de ochtend van de zitting telefonisch laten weten eveneens niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

            2.1       Klager is van 30 september 2009 tot 4 september 2014 patiënt geweest bij             verweerder.

            2.2       Op 13 november 2014 was klager in de praktijk van verweerder en trof daar             waarnemend tandarts D., die vertelde dat verweerder wegens een burn-out             voorlopig niet kon werken.

            2.3       Klager heeft zich tot E. gewend voor advies over de door verweerder bij             hem in de loop van de jaren uitgevoerde behandelingen. In het rapport van E.

d.d. 22 juni 2015 is onder meer vermeld:

“(…)

ONDERZOEK:

(…)

IO:

(…)

- elementen: gemutileerde dentitie (zie status presens) met veel kroon en brugwerk. Op de plaats van de 44 en 46 is een implantaat geplaatst. De brug die hierop is geplaatst heeft GEEN occlusie contact met de antagonisten.

(…). De restauratie in de 32 sluit niet goed aan evenals de kroon op de 27 die palatinaal niet goed aansluit. De kronen in het bovenfront zijn palatinaal beslepen. Er is een kleur verschil in het bovenfront.

(…).

Röntgen onderzoek: OPG:

- bevestiging van het klinische beeld.

(…)

- de kroon op de 16, 21, 22, 25 en 27 sluit niet goed aan.

- peri apicale zwarting bij de 17 16 en mogelijk ook bij de 22.”

2.4       Klager heeft het rapport van E. aan verweerder gestuurd, maar heeft nooit een reactie daarop van verweerder ontvangen.

2.5       Klager heeft vervolgens tandheelkundig advies gevraagd aan F. te G. (hierna: F.), die op basis van de patiëntenkaart van verweerder, het rapport van E. en nog een aantal andere schriftelijke bescheiden bij brief van 5 februari 2016 haar bevindingen aan de juridisch adviseur van klager heeft doen toekomen.  In deze brief is onder meer het volgende vermeld:

Gelet op het bovenstaande kom ik tot de volgende conclusie:

-             Tandarts C. heeft niet juist gehandeld (…) door een zeer summier dossier bij te houden.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door in 2010 een niet passende kroon op element 16 te plaatsen.

-             Het kan niet gezegd worden dat de wortelkanaalbehandelingen op de elementen 16 en 17 mislukt zijn door het niet professioneel handelen van tandarts C..

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door niet met cliënt te communiceren over het feit dat er een stukje vijl is achtergebleven in de 17 en door geen maatregelen te treffen om deze te verwijderen.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door een kroon op de 21 te vervaardigen die niet goed aansluit.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door(…) een kroon op de 22 te vervaardigen die niet goed aansluit.

-             Tandarts C. heeft doordat de 22 afgebroken is niet professioneel gehandeld en kan verantwoordelijk gesteld worden voor het afbreken van de kroon op de 22 en de kosten voor een partiële prothese.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gewerkt door en wortelkanaalbehandeling op de 22 te verrichten zonder ook maar een enkele röntgenfoto te maken.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door een 4-delige brug te vervaardigen in de bovenkaak rechts waarvan er enkele kronen niet aansluiten.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door (..) een vulling te plaatsen in de 32 die niet goed aansluit met als gevolg dat er cariës ontstaan is.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door een brug te plaatsen op elementen in de onderkaak rechts waarbij duidelijk zichtbaar een ontsteking aanwezig is en deze niet te elimineren alvorens de brug te plaatsen.

-             Tandarts C. heeft niet professioneel gehandeld door (…) in 2010 (…) een 4-delige brug in de onderkaak rechts te plaatsen die in 2014 verloren is geraakt.”.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

I.          een gebrekkig dossier heeft gevormd; de informatie op de patiëntenkaart is te summier, er is niet vermeld waarom behandelingen werden uitgevoerd of noodzakelijk waren;

II.        een drietal kronen onterecht heeft gedeclareerd (element 16, 17 en 21); omdat eerdere kronen niet voldeden/door toedoen van verweerder waren beschadigd, had verweerder toegezegd deze kronen niet te zullen declareren;

III.       een kroon onnodig heeft geslepen, waardoor deze is beschadigd en ingekort (element 11);

IV.       kronen heeft geplaatst die niet goed aansluiten op de elementen 16, 17, 21, 22, 25 en 27 (25 en 27 maakten onderdeel uit van een vierdelige brug);

V.         een vierdelige brug heeft geplaatst op een element dat ontstoken was (element 47), tengevolge waarvan de brug moest worden verwijderd en twee elementen geëxtraheerd (element 44 en 47);

VI.       een tweevlaks restauratie heeft vervaardigd die niet goed aansluit ten gevolge waarvan cariës is ontstaan (element 32);

VII.      een wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd zonder een röntgenfoto te maken (element 22);

VIII.    wortelkanaalbehandelingen heeft uitgevoerd die mislukt zijn (element 16, 17 en 47);

IX.       driemaal een kroon heeft geplaatst op element 21;

X.         bij een wortelkanaalbehandeling een stukje vijl heeft achtergelaten en daarover niets tegen klager heeft gezegd (element 17);

XI.       met betrekking tot vier wortelkanaalbehandelingen niet tegen klager heeft verteld dat deze mislukt waren en klager zonder nazorg heeft laten doorlopen met ontstekingen;

XII.      gedurende (naar het college begrijpt) vijf jaar de rest het gebit van klager heeft verwaarloosd;

XIII.    nooit een behandelplan met een kostenbegroting heeft gemaakt;

XIV.    klager niet heeft geïnformeerd over de niet goed sluitende kronen.

4.               Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2       Klachtonderdeel I is gegrond. Het college is van oordeel dat de informatie die verweerder op de patiëntenkaart van klager heeft vermeld te summier is. Verweerder heeft onvoldoende aan zijn plicht voldaan om een goed en inzichtelijk dossier bij te houden. Verweerder heeft bijvoorbeeld binnen relatief korte tijd door hem geplaatste kronen vervangen door nieuwe kronen, zonder op de patiëntenkaart te vermelden waarom vervanging noodzakelijk was.

5.3       De klachtonderdelen II, III, IV, IX en XIV hebben betrekking op door verweerder bij klager geplaatste kronen. De klachtonderdelen zijn gegrond. Verweerder heeft niet weersproken dat hij kronen heeft gedeclareerd ten aanzien waarvan hij had toegezegd om deze op zijn kosten te vervangen omdat eerdere kronen niet voldeden of door toedoen van verweerder beschadigd waren geraakt (element 17). Voldoende aannemelijk is voorts, mede gezien de bevestiging daarvan in het rapport van E. en het advies van F., dat de kronen op de elementen 16, 17, 21, 22, 25 en 27 niet goed aansloten en dat verweerder klager hieromtrent niet heeft geïnformeerd. Bij gebreke van een betwisting is ook de klacht dat de kroon op element 11 beschadigd is geraakt gegrond.  Verweerder kan voorts worden verweten binnen een periode van één jaar driemaal een kroon te hebben geplaatst op element 21 zonder dat voldoende duidelijk is geworden wat de reden of oorzaak is van het binnen een kort tijdsbestek vervangen van deze kronen.

5.4       De klachtonderdelen V, VI, VII en X zijn, mede gelet op het E.-rapport en het advies van F. en bij gebreke van een betwisting door verweerder, eveneens gegrond. Verweerder heeft verwijtbaar gehandeld door een brug te plaatsen op een ontstoken element (47), een vulling te vervaardigen die niet goed aansluit (element 32) en een wortelkanaalbehandeling uit te voeren zonder een enkele foto te maken (element 22). Wat betreft het stukje afgebroken vijl dat is achtergebleven in het kanaal (element 17) kan verweerder verweten worden dat hij daarover niet met klager heeft gecommuniceerd.

5.5       Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder wortelkanaalbehandelingen bij klager heeft uitgevoerd die mislukt zijn. In het advies van F. is eveneens vermeld dat niet kan worden gezegd dat wortelkanaalbehandelingen (op de elementen 16 en 17) zijn mislukt door niet professioneel handelen van verweerder. Klachtonderdeel VIII en XI zijn in zoverre ongegrond. Klachtonderdeel XI is gegrond voor zover verweerder wordt verweten klager te hebben laten doorlopen met ontstekingen, nu verweerder dit niet heeft weersproken.

5.6       Onvoldoende is gebleken dat verweerder gedurende vijf  jaar de rest van het gebit van klager heeft verwaarloosd. Klachtonderdeel XII is om die reden ongegrond.

5.7       Gelet op de veelheid behandelingen die verweerder in een periode van bijna vijf jaar bij klager heeft uitgevoerd en de daarmee voor klager gepaard gaande kosten had van verweerder als professioneel handelend tandarts verwacht mogen worden dat hij een behandelplan had gemaakt en dit plan en de daaraan verbonden kosten met klager zou hebben besproken, zodat klager wist waar hij aan toe was en wat de achtergrond en noodzaak van de verschillende behandelingen was. Door dit na te laten en door, zoals klager heeft gesteld en verweerder niet heeft weersproken, nimmer met klager te bespreken wat de te verwachten behandelingen en kosten waren, heeft verweerder verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel XIII is gegrond.

5.8       De conclusie is dat de klachtonderdelen grotendeels gegrond zijn. Verweerder heeft gedurende een periode van vijf jaar behandelingen bij klager niet goed uitgevoerd en ook overigens, zoals hiervoor is overwogen, verwijtbaar jegens klager gehandeld. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.9       Bij de oplegging van de maatregel neemt het college in aanmerking de ernst en de hoeveelheid gegrond bevonden klachten. Verder neemt het college in aanmerking dat verweerder niet ter terechtzitting is verschenen. Dit baart het college zorgen omdat niet kan worden vastgesteld of verweerder inzicht heeft in zijn handelen en doordrongen is van de ernst van de verwijten die hem over een periode van vijf jaar kunnen worden gemaakt. Hoewel verweerder volgens de informatie van klager zijn praktijk heeft verkocht acht het college een maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor een periode zoals hierna weergegeven passend nu verweerder nog immer BIG geregistreerd is.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De klacht bestond in eerste aanleg uit 14 onderdelen en is door het Regionaal

Tuchtcollege, met uitzondering van de klachtonderdelen VIII, XII en een deel van klachtonderdeel XI, gegrond verklaard. Hetgeen klager in zijn beroepschrift heeft aangevoerd heeft betrekking op de elementen 21 en 22 en is aan te merken als een herhaling van de klachtonderdelen VII en IX. Deze beide klachtonderdelen zijn door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaard.

Nu het klager, krachtens artikel 73 lid 1a van de Wet BIG, alleen is toegestaan beroep in te stellen voor zover zijn klacht is afgewezen of voor zover hij niet-ontvankelijk is verklaard kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. Th.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en drs. M. Fokke, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                Secretaris  w.g.