ECLI:NL:TGZCTG:2017:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.442

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:59
Datum uitspraak: 16-02-2017
Datum publicatie: 16-02-2017
Zaaknummer(s): c2015.442
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.442 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C.,  gezondheidszorgpsycholoog, destijds werkende te D.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. E.C.J. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 25 november 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 november 2015 onder nummer 231/2014 heeft dat College de klacht deels gegrond verklaard en de gz-psycholoog geen maatregel opgelegd.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

Bij handgeschreven brief van 28 december 2016 (ingekomen op 29 december) heeft klager om hem moverende redenen zijn klacht ingetrokken. Voorts heeft klager in een per reguliere post toegestuurd e-mailbericht van 7 januari 2017 (ingekomen op

10 januari) de intrekking van de klacht/beroep bevestigd.

Bij brief van 29 december 2016 is aan de gz-psycholoog, onder verwijzing naar artikel 65 lid 10 Wet BIG, gevraagd of zij voortzetting van de behandeling van de klacht wenst. Bij brief van 2 januari 2017 (ingekomen op 3 januari) heeft de gemachtigde van de gz-psycholoog, mr. E.J.C. de Jong, aangegeven dat de gz-psycholoog geen bezwaar heeft tegen het staken van de behandeling van de zaak in beroep en voorts verzocht de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege - waarbij de klacht deels gegrond is verklaard zonder oplegging van maatregel - te vernietigen.

De zaak is in beroep op 12 januari 2017 ter openbare terechtzitting behandeld. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

2.         Beoordeling van het beroep

2.1 Nu klager zijn klacht heeft ingetrokken, de gz-psycholoog te kennen heeft gegeven dat de behandeling niet voortgezet behoeft te worden en het Centraal Tuchtcollege geen aan het algemeen belang te ontlenen redenen aanwezig acht op grond waarvan de behandeling dient te worden voortgezet, zal de behandeling van de klacht ingevolge artikel 73 lid 7 juncto artikel 65 lid 10 Wet BIG worden gestaakt.

2.2  De gemachtigde van de gz-psycholoog heeft in zijn brief van 2 januari 2017 een beroep gedaan op de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 22 maart 2016 ( zaaknummer: C2015.219) en tevens verzocht ook in deze zaak te concluderen dat de beslissing in eerste aanleg wordt vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege is -  anders dan in genoemde beslissing – thans van oordeel dat het Centraal Tuchtcollege eerst tot vernietiging van de beslissing in eerste aanleg kan overgaan indien het na een inhoudelijke behandeling ter terechtzitting  tot andere bevindingen en tot een ander oordeel komt dan het college in eerste aanleg. Nu de gz-psycholoog niet overeenkomstig artikel 65 lid 10 van de Wet BIG schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht in beroep te verlangen, zal het Centraal Tuchtcollege daaraan enkel de in artikel 73 lid 7 juncto artikel 65 lid 10 Wet BIG genoemde consequentie verbinden nu het Centraal Tuchtcollege, zoals hiervoor is overwogen, van oordeel is dat er geen aan het algemeen belang te ontlenen redenen zijn op grond waarvan de behandeling dient te worden voortgezet.

3.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

staakt de behandeling van de klacht.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. E.D. Berkvens en drs. G.L.G. Couturier, leden-beroepsgenoten en  mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2017. Voorzitter  w.g.      Secretaris  w.g.