ECLI:NL:TGZCTG:2017:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.195

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:56
Datum uitspraak: 14-02-2017
Datum publicatie: 15-02-2017
Zaaknummer(s): c2016.195
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verpleegkundige. De aangeklaagde verpleegkundige is verbonden aan de Medische Dienst van de TBS-kliniek waar klager verblijft. Er hebben verschillende telefonische consulten tussen de verpleegkundige en klager plaatsgevonden en de verpleegkundige heeft klager op haar spreekuur gezien in verband met rugklachten. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij hem in de steek heeft gelaten en hem zo lang met pijn heeft laten doorlopen. Zij is nalatig geweest door alleen te adviseren om paracetamol in te nemen en te bewegen terwijl zij klager had moeten doorsturen naar het ziekenhuis om bloedonderzoek te laten doen en foto’s te laten maken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.195 van:

A., wonende te B., gemeente C., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond,

tegen

D., verpleegkundige, werkzaam te B., gemeente C., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. R.W.H.H. Molmans verbonden aan de E. te F..

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 25 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen D. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 mei 2016, onder nummer 15146b heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.194 (A./G., huisarts) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

10 januari 2017, waar zijn verschenen klager en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Molmans voornoemd. Mr. Delescen, gemachtigde van klager, is in overleg met klager en met kennisgeving aan het Centraal Tuchtcollege niet ter terechtzitting verschenen. Klager heeft pleitnotities overgelegd.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerster is werkzaam als één van de vier verpleegkundigen van de Medische Dienst in de TBS-kliniek waar klager verblijft. Verweerster is aanwezig op maandag en dinsdag. Klager loopt naar eigen zeggen sinds begin september 2015 rond met pijn in zijn rug.

Op maandag 14 september 2015 heeft er een telefonisch consult tussen klager en verweerster plaatsgevonden. Klager had spierpijn aan zijn linker schouderblad en vroeg om een bepaalde gel die warm wordt. Verweerster zag daar geen indicatie voor en heeft geadviseerd om paracetamol in te nemen en te blijven bewegen.

Op dinsdag 15 september 2015 heeft klager met verweerster getelefoneerd en gevraagd om hem te helpen om de door hem zelf aangeschafte Voltarengel op zijn schouder te smeren. Verweerster heeft dit geweigerd. Wel heeft zij voor klager een afspraak gemaakt om de volgende dag op het verpleegkundigen spreekuur te komen.

Op woensdag 16 september 2015 was verweerster niet werkzaam.

Op maandag 21 september 2015 is klager buiten het spreekuur en zonder afspraak bij de Medische Dienst langsgekomen. Er is die dag geen medische zorg verleend.

Op dinsdag 22 september 2015 heeft klager zonder acute situatie buiten het telefonische spreekuur naar de Medische Dienst gebeld. Verweerster heeft klager naar het inloopspreekuur van de volgende dag verwezen.

Op woensdag 23 september, donderdag 24 september en op vrijdag 2 oktober 2015 was verweerster niet werkzaam.

Op maandag 5 oktober 2015 heeft klager vanwege zijn erge rugklachten contact opgenomen en heeft verweerster hem te woord gestaan. Verweerster heeft een afspraak voor diezelfde dag ingepland bij een huisarts. Na deze afspraak heeft verweerster voor klager een afspraak bij de fysiotherapeut ingepland.

Op dinsdag 6 oktober 2015 heeft verweerster uitleg gegeven aan klager over het vergoedingensysteem van de zorgverzekering voor wat betreft pedicurebehandelingen. Klager heeft daarop boos gereageerd. De volgende dag heeft hij in een brief zijn excuses aangeboden.

Bij de verdere behandeling was verweerster niet betrokken.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij klager in de steek heeft gelaten en hem zolang met pijn heeft laten doorlopen. Verweerster is nalatig geweest door alleen te adviseren om paracetamol in te nemen en te bewegen, terwijl zij klager had moeten doorsturen naar het ziekenhuis om bloedonderzoek te laten doen en foto’s te laten maken.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht nu er geen concrete klacht jegens verweerster geuit is. Secundair acht verweerster de klacht ongegrond, nu zij de zorgvuldigheid heeft betracht die een redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden ook zou hebben betracht. Zij heeft niet in strijd met het algemeen belang van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg gehandeld.

5. De overwegingen van het college

Het college acht de klacht ontvankelijk, aangezien er in het klaagschrift en de aanvullingen daarop door klager wel degelijk een concrete klacht jegens verweerster geformuleerd is.

Over de inhoud van de klacht overweegt het college als volgt.

Uit de inhoud van het dossier van de Medische Dienst, die door klager niet wordt weersproken, blijkt dat verweerster zich naar behoren heeft ingezet voor klager.

Op maandag 14 september 2015 heeft verweerster adequate medische zorg verleend door klager bij zijn rugpijn te adviseren om paracetamol in te nemen en voldoende te bewegen. Dat verweerster op dinsdag 15 september 2015 geweigerd heeft om de zelf aangeschafte Voltarengel op de schouder van klager te smeren, is niet verwijtbaar, nu dit niet conform haar eigen advies van een dag eerder was. Ook is het niet verwijtbaar dat klager op maandag 21 en dinsdag 22 september 2015 is verwezen naar een afspraak op een andere dag, nu klager op die dagen geen afspraak bij de Medische Dienst had staan en het geen acute situatie betrof.

Wat betreft de zorg die verweerster op maandag 5 en dinsdag 6 oktober 2015 aan klager heeft gegeven, is niet gebleken dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld bij het inplannen van de afspraak bij de huisarts en de fysiotherapeut, noch bij het geven van uitleg over het vergoedingensysteem.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond “.

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.               Beoordeling van het beroep

4.1            Klager beoogt met zijn beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Het beroep van klager strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.2            De verpleegkundige heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3            Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken van het geding en de behandeling ter terechtzitting in beroep, waaronder de door klager ter terechtzitting aan de hand van zijn pleitnota gegeven uitvoerige toelichting op de klacht, tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder “5. De overwegingen van het College” heeft overwogen hier over, met uitzondering van de passage: “Dat verweerster op dinsdag 15 september 2015 geweigerd heeft om de zelf aangeschafte Voltarengel op de schouder van klager te smeren, is niet verwijtbaar, nu dit niet conform haar eigen advies van een dag eerder was”.

In dit verband overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het niet vanzelfsprekend is dat een wèl (door de Medische Dienst van een TBS-kliniek) geadviseerde zalf of gel door een medewerker van de Medische Dienst bij patiënten wordt aangebracht. Voorts overweegt het Centraal Tuchtcollege dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat er voor klager geen mogelijkheden waren om de Voltarengel zelf of door een ander - dus buiten de Medische Dienst om - op zijn schouder aan te brengen of te laten aanbrengen.

Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet aan de verpleegkundige kan worden verweten dat zij klagers verzoek om zijn schouder met Voltarengel in te smeren heeft afgewezen en dat zij ten aanzien van dit verzoek geen verdere actie heeft ondernomen ten behoeve van klager.

4.4            Het vorenstaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de verpleegkundige zich bij de (telefonische) consulten naar behoren heeft ingezet voor klager en dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is. Dit leidt ertoe dat het beroep moet worden verworpen.

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en  

P. Nieuwenhuizen-Berkovits en drs. D.A. Polhuis, leden-beroepsgenoten en

mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.