ECLI:NL:TGZCTG:2017:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.086

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:38
Datum uitspraak: 17-01-2017
Datum publicatie: 19-01-2017
Zaaknummer(s): c2016.086
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verpleegkundige. IGZ verwijt verweerder dat hij ten opzichte van een elfjarige patiënte onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen en grensoverschrijdend heeft gehandeld door aan patiënte na haar ontslag WhatsApp berichten te sturen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond, legt aan verweerder de maatregel op van ontzegging van de bevoegdheid om in het register  ingeschreven staande het beroep van verpleegkundige uit te oefenen ten aanzien van kinderen, bepaalt dat de gedeeltelijke ontzegging onmiddellijk van kracht wordt en gelast publicatie van de beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van verweerder.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.086 van:

A., verpleegkundige, (destijds) werkzaam te B., appellant, verweerder in eerste aanleg, gemachtigde: mr. J. Peters, advocaat te Amersfoort,

tegen

INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ,

gevestigd te Utrecht, verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg, vertegenwoordigd door mevrouw drs. W.A. Helthuis-Oude Groote Beverborg en mr. I. de Groot.

1.         Verloop van de procedure

De Inspectie voor de Gezondheidszorg - hierna IGZ - heeft op 18 augustus 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen A. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 januari 2016, onder nummer VP2015/06, heeft dat College de klacht gegrond verklaard, aan de verpleegkundige de maatregel opgelegd van ontzegging van de bevoegdheid om in het register ingeschreven staande het beroep van verpleegkundige uit te oefenen ten aanzien van kinderen, bepaald dat de gedeeltelijke ontzegging onmiddellijk van kracht wordt en voorts publicatie van de beslissing gelast. De verpleegkundige is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. IGZ heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 december 2016, waar zijn verschenen van de zijde van IGZ mevrouw Y.E. Tuitert-van Asten en mr. De Groot voornoemd, en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Peters voornoemd.

Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. Mr. De Groot heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2. Vaststaande feiten

            Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1 Verweerder werkte sinds 2001 als kinder- en neonatologieverpleegkundige in het C. (hierna: het ziekenhuis).

2.2 Klaagster ontving op 7 april 2014 een melding van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis over verweerder. Hij zou zich schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag jegens de (destijds) elfjarige D. (hierna: patiënte) door na haar ontslag WhatsApp-contact met haar aan te gaan.

2.3 Patiënte was opgenomen van 29 januari 2014 tot 3 februari 2014. Verweerder verzorgde de opname van patiënte en verpleegde haar de volgende dag in de dagdienst.

2.4 Op 3 februari 2014 liet patiënte bij haar ontslag een briefje achter in het postvakje van verweerder met een bedankje, haar mobiele telefoonnummer en het verzoek haar te bellen.

Verweerder vond dit briefje toen hij weer dienst had. Nadat hij er enige tijd over nagedacht had, besloot hij haar op 20 februari 2014 in een sms’je te bedanken voor het briefje.

Hierna ontstond er contact via WhatsApp, waarvan een gedeelte is weergegeven onder 5.2. Dit contact heeft twee dagen geduurd.

2.5 Twee weken later zocht verweerder weer contact met patiënte. Patiënte heeft hier niet op gereageerd. Haar telefoon was namelijk door haar ouders uitgezet en in hun beheer, nadat zij op de hoogte waren geraakt van de inhoud van het contact dat hun dochter had met verweerder.

2.6 De ouders zijn ook naar de politie gegaan. De politie adviseerde hun om melding te doen bij het ziekenhuis. Uiteindelijk werd dit door patiëntes huisarts gedaan. Het ziekenhuis onderzocht de melding en beëindigde daarop de dienstbetrekking met verweerder.

            2.7 Verweerder werkt inmiddels als verpleegkundige voor een andere werkgever. 

            3. De klacht

3.1 Klaagster is van mening dat verweerder grensoverschrijdend heeft gehandeld door het versturen van WhatsApp-berichten in de privésfeer naar een minderjarige patiënte vlak na haar ontslag. Dit is in strijd met het beleid binnen het ziekenhuis waar verweerder werkte, zoals neergelegd in het protocol ‘Beleid sociale media voor medewerker en artsen van het C., D. en E.’ (hierna: het ziekenhuisprotocol). Hier komt bij dat de inhoud op zichzelf ook grensoverschrijdend is. Zo drong verweerder erop aan bij patiënte dat zij het contact geheim zou houden en vroeg hij meermalen om een foto van haar in haar pyjama. Hij heeft onvoldoende professionele afstand in acht genomen ten opzichte van iemand die zich in een afhankelijke positie jegens hem bevond. Het feit dat het om een destijds nog maar elfjarige patiënte gaat, maakt het allemaal des te ernstiger. Dat verweerder stelt geen bijbedoelingen bij het contact te hebben gehad, doet hier niet aan af.

Verweerder heeft in een van de gesprekken met klaagster spijt betuigd van zijn handelen. Achteraf gezien snapt hij niet waarom hij in de WhatsApp-berichten geschreven heeft dat patiëntes moeder niet op de hoogte mocht zijn van het contact. Het is voor hem een harde leerschool, heeft hij gezegd. Ondanks het voorgaande heeft verweerder richting klaagster en zijn centrummanager weinig reflectie op zijn gedrag en in het algemeen laten zien. Klaagster twijfelt daarom over het leerrendement. Het feit dat verweerder niet uit zichzelf het C.-beleid omtrent sociale media heeft opgezocht, getuigt bijvoorbeeld niet van een actief lerend vermogen. Het is daarom de vraag hoe actief verweerder in de toekomst zal zijn in het zich op de hoogte stellen van geldend beleid en hoe om te gaan met zijn professionele grenzen. Het lijkt er niet op dat verweerder zich voldoende bewust is van hoe hij op anderen kan overkomen. Hij voelt zich vooral het slachtoffer van de gehele situatie. Doordat verweerder geen volledig inzicht in zijn handelen lijkt te hebben, zal hij signalen van anderen onvoldoende kunnen duiden en zijn gedrag onvoldoende naar aanleiding van deze signalen kunnen aanpassen. De kans op herhaling van dit grensoverschrijdende gedrag acht klaagster daarom aanwezig. Het enkele feit dat verweerder inmiddels met een psycholoog praat over wat er is gebeurd, is voor klaagster onvoldoende om aan te nemen dat hij voldoende inzicht heeft en er geen kans op herhaling zou bestaan.

            3.2 Geformuleerde klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij ten opzichte van patiënte onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen en grensoverschrijdend heeft gehandeld door het sturen van privéberichten aan patiënte na haar ontslag. Verweerder is daarmee verder doorgedrongen tot de privésfeer van patiënte dan in het kader van professioneel handelen als verpleegkundige noodzakelijk was. Klaagster is van mening dat verweerder laakbaar heeft gehandeld en verzoekt het college een daarbij passende maatregel op te leggen aan verweerder.

            4. Het verweer

Verweerder heeft spijt van zijn handelen. Hij had nooit mogen ingaan op de WhatsApp-uitnodiging, nadat hij patiënte had bedankt in een sms’je. Hij is te naïef geweest, maar heeft geen bijbedoelingen gehad. Hij is zich terdege bewust van het feit dat zijn handelen een grote impact kan hebben gehad op patiënte en haar ouders. Verweerder heeft er daarom ook moeite mee dat klaagster stelt dat hij onvoldoende inzicht heeft getoond in zijn gedrag en dat er onvoldoende leerrendement zou zijn. Ook is hij het niet eens met klaagsters stelling dat er een kans op herhaling aanwezig zou zijn. Hij heeft juist veel nagedacht over hoe hij kan overkomen op anderen en zijn gedrag inmiddels aangepast. Zo gedraagt hij zich tegenwoordig veel afstandelijker, maar nog wel betrokken. Hij bestrijdt verder dat hij zich het slachtoffer van de gehele situatie zou voelen, dat is niet juist. Verweerder lijdt onder de vraag wat hem heeft bezield om te handelen zoals hij heeft gedaan en spreekt hierover met zijn psycholoog. Het beleid binnen het C. ten aanzien van sociale media kende hij overigens niet ten tijde van zijn contact met patiënte. Verweerder werkt nu ergens anders waar hij zich wel op de hoogte heeft gesteld van het beleid op dit punt.

Verweerder benadrukt dat hij tegenwoordig anders handelt dan vroeger en meer afstand jegens patiënten in acht neemt. Tijdens de sessies bij zijn psycholoog leert verweerder om situaties bespreekbaar te maken binnen een team en probeert hij zijn leerrendement te maximaliseren. Ook vinden er rollenspellen plaats en geeft de psycholoog hem handvatten. Daarnaast stelt hij stelt zich actief op de hoogte van wat er in vakbladen staat over sociale media en welke protocollen er in verschillende ziekenhuizen gelden. Voorts overlegt hij actief met collega’s over diverse mogelijke situaties in de toekomst. Gezien het voorgaande is verweerder heel serieus en intensief bezig met de vergroting van zijn zelfinzicht en lerend vermogen, ook wat betreft het inachtnemen van professionele grenzen.

Verweerder verzoekt het college de klacht gegrond te verklaren en te volstaan met een waarschuwing of een berisping.

            5. Beoordeling van de klacht

5.1 De vraag waarvoor het college zich gesteld ziet, is hoe de aard van het contact is geweest tussen verweerder en patiënte en of hij zijn professionele grenzen heeft overschreden. Om deze vraag beantwoorden, zullen hierna de berichten van verweerder aan patiënte nader worden beschouwd.

5.2 Het briefje dat patiënte in het ziekenhuis voor verweerder heeft achtergelaten bevat de volgende tekst: “Ik ben maandag uit het ziekenhuis gegaan. (…) Je bent een hele goeie broeder of hoe je het noemt. Jij bent toch wel de beste die ik heb gehad J dus daarom maak ik het uit haha XD :p Ik spreek je nog wel. Xx je ex (…). Bel me xoxo (…) Liefste A.”

            Het sms’je van verweerder van 20 februari 2014 aan patiënte luidt als volgt:

“Hé meissie bedankt voor je mooie brief erg lief en grappig. Ben een tijdje vrij geweest en vond deze brief in mijn postvak. We houden contact oké, tenminste als jij dit wilt. Groetjes van die lieve broeder uit het ziekenhuis xxxxxxx doei meissie”

            Een transcriptie van de relevante WhatsApp-berichten

20-2-2014: 12:36:05 patiënte: Ben ook blij dat je het gelezen hebt en wat een lief berichtje terug x

20-2-2014: 12:45:15: patiënte: Trouwens ik heb je ff op WhatsApp toegevoegd want mijn beltegoed was op ;p

20-2-2014: 15:07:01: verweerder: Tof dat je terug reageert. Verder alles goed met jou?

20-2-2014: 15:09:41: patiënte: Jahh gaat goed met mij heb alleen nog wel wat last (…)

20-2-2014: 15:13:57: verweerder: Dat is niet zo leuk voor je. Wel grappig dat we zo contact onderhouden, vind je niet? Hoop dat je buikpijn snel over zal gaan meissie, mis je gezelligheid wel hoor

20-2-2014: 15:20:45: patiënte: ik jou ook wel erg maar ben je er 27 februari half 12 dan kom ik ff langs :D

20-2-2014: 15:27:30: verweerder: Ik zal kijken, ik laat het je wel weten. Weet ik niet uit mijn hoofd, vind ik wel leuk als je komt

(…)

20-2-2014: 15:43:41 verweerder: Trouwens leuke profielfoto van je (…)

(…)

20-2-2014: 15:57:07: Dat is een oude foto hihi, maar als je er bent dan kom ik sws dan!

(…)

20-2-2014: 16:02:31: verweerder: Blijven van tevoren contact houden als je dat leuk vindt. Je mag me altijd een app sturen, vind ik leuk, zelfs voor het slapen gaan haha. Zelfs vanaaf nog, je hebt toch zelf een telefoon?

(…)

20-2-2014: 16:53:04: patiënte: <afbeelding weggelaten>

20-2-2014: 16:57:38: patiënte: Vind je zoiets leuk??

20-2-2014: 17:04:36: verweerder:  Ja hoor haha leuke foto van jou? Ga nu eten, meld me vanavond nog wel of jij!!!! Doei doei

20-2-2014: 17:05:07: verweerder: Foto die jij zelf gemaakt hebt van nu. Doei

20-2-2014: 17:07:00: verweerder: Leuke tekst met I love you!!!!

(…)

20-2-2014: 17:55:21: patiënte: Doeidoeiiiii 

20-2-2014: 18:25:54: verweerder: Waaaaaaaaw happy

20-2-2014: 18:30:02: verweerder: Je bent een lieve meid.

20-2-2014: 18:33:06: patiënte: Thanks en jij de liefste broeder!!!!!

20-2-2014: 18:34:09: verweerder: Laat dit tussen ons meis en niet je moet enzovoort oké

20-2-2014: 18:34:47: verweerder: Ben blij dat je je eigen telefoon hebt of weet je moeder dit?

20-2-2014: 18:35:33: patiënte: Ja ze weet het wel

20-2-2014: 18:36:35: verweerder: Oké

20-2-2014: 18:45:49: verweerder: Is niet erg, leest ze de berichtjes ook?

20-2-2014: 18:46:23: verweerder: Ze mag best weten dat we appen toch?

20-2-2014: 18:47:19: patiënte: Nee ze weet het wel dat we appen maar ze leest het niet

20-2-2014: 18:50:05: verweerder: vind het niet erg dat ze weet dat we appen maar ze hoeft de berichtjes niet te lezen toch dat is tussen jou en mij

20-2-2014: 18:50:59: patiënte: Inderdaad

20-2-2014: 18:51:38: verweerder: Kan ik op vertrouwen toch

20-2-2014: 18:51:58: patiënte: Ja hoor

(…)

21-2-2014: 10:29:55: verweerder: Goedemorgen. Goed geslapen?

21-2-2014: 10:30:10: verweerder: Je was nog laat op, heb je al vakantie?

21-2-2014: 10:31:42: patiënte: Ja ik heb al vakantie

21-2-2014: 10:32:06: Goed zo app vandaag nog even ben aan het boodschappen doen

(..)

21-2-2-14: 11:11:11: patiënte: Neem je ook wat lekkers voor mij mee haha

21-2-2014: 11:23:36: verweerder: Dat is goed

21-2-2014: 11:28:18: verweerder: Kom het maar halen haha

21-2-2014: 11:38:36: patiënte: Hangt vanaf wat het is

21-2-2014: 11:46:55: verweerdeer: Gebak heerlijk kom maar

21-2-2014: 11:47:32: patiënte: Beetje ver lopend hihi

21-2-2014: 11:47:53: verweerder: Haal je wel op haha

(…)

21-2-2014: 12:06:32: patiënte: Je kan t ook brengen :)

21-2-2014: 13:47:13: verweerder: Als ik tijd had kwam ik het brengen maar wat niet is kan nog komen toch?

21-2-2014:13:48:57: patiënte: ??

21-2-2014: 13:49:21: verweerder: Gebakje langsbrengen

21-2-2014: 13:49:37: verweerder: Voor de gezelligheid

(…)

21-2-2014: 14:00:19: verweerder: (…) Vind je trouwens wel leuk om zo te appen? Of vind je het vervelend hoop het niet

21-2-2014: 14:01:30: patiënte: Wel grappig toch

(…)

21-2-2014: 14:04:36: patiënte: Zit nog in pyjama hahaha

21-2-2014: 14:04:27: verweerder: En dat in de vakantie ga je nog wel leuke dingen doen?

21-2-2014: 14:04:54: patiënte: Denk k nie

21-2-2014: 14:04:59: verweerder: Echt waar? Ja kan het toch niet zien dus

21-2-2014: 14:05:10: verweerder: Foto als bewijs?

21-2-2014: 14:05:54: patiënte: Kan niet heb lelijke pyjama aan

21-2-2014: 14:06;05: verweerder: Nou en

21-2-2014: 14:06:32: patiënte: Kan me telefoon niet aan hihi

21-2-2014: 14:06:36: verweerder: Ben wel wat gewend hoor zo

21-2-2014: 14:06:41: verweerder: Oké

21-2-2014: 14:07:28: patiënte: Dan gaat me telefoon stuk en dan kunnen we nie appen :D

21-2-2014: 14:06:41: verweerder: Oké

21-2-2014: 14:08:16: verweerder: Jammer rrrrrrrr had het bewijs wel willen zien maar je durft niet

(…)

5.3 De in 2014 nog geldende Nationale Beroepscode Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (2007) bepaalt in paragraaf 2.12 het volgende:

Als verpleegkundige/verzorgende neem ik in mijn relatie met de zorgvrager professionele grenzen in acht.

               Dat betekent met name

               • dat ik geen misbruik maak van een afhankelijke positie van de zorgvrager

               • dat ik geen seksuele relatie aanga met de zorgvrager

               (…)

               • dat ik aan de zorgvrager mijn eigen grenzen duidelijk maak

               • dat ik hulp vraag bij collega’s of leidinggevenden indien de professionele

               grenzen dreigen te vervagen.

Wat betreft het ziekenhuisprotocol geldt dat dit betrekking heeft op contacten via de sociale media en niet op telefonie, mail en sms. Dit wordt expliciet gemeld op de tweede pagina.

Niettemin is het college van oordeel dat een berichtenwisseling zoals onder 5.2 omschreven niet passend is tussen een professionele beroepsbeoefenaar en een net ontslagen patiënt. Er dient in het algemeen grote terughoudendheid te worden betracht bij het aangaan van privécontact zo vlak na afloop van een behandelrelatie en dit geldt des te meer als de patiënt nog minderjarig is. Hier komt nog bij dat het contact tussen verweerder en patiënte niet alleen privé van aard was, maar van de zijde van verweerder zelfs een onmiskenbaar seksueel uitdagend karakter had. Het college verwijst met name naar het verzoek om een foto in de pyjama en naar de algemene toonzetting in de berichten van verweerders zijde. Een dergelijke contact behoort niet thuis tussen een beroepsbeoefenaar en een kort geleden ontslagen elf-jarige patiënte. Verweerder heeft niet de afstand bewaard die van een professioneel handelend beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. Dit betekent dat hij met zijn handelen zijn professionele grenzen heeft overschreden. De klacht is dan ook gegrond.

            6. Motivering op te leggen maatregel

De vraag die voorligt, is welke maatregel passend is. Verweerder stelt dat hij naïef is geweest door te reageren op patiëntes briefje en in te gaan op haar toevoeging van hem op WhatsApp. Mocht verweerder hiermee hebben willen betogen dat het contact vooral van patiënte kwam, merkt het college op dat dit zeker niet geldt voor het onderhouden van het contact. De berichtjes kwamen minstens zo vaak van verweerders zijde en hij verifieerde juist of patiënte het aangenaam vond om zo met elkaar te communiceren, waarbij hij te kennen gaf het zelf leuk te vinden en dat hij het zou betreuren als dit niet wederzijds zou zijn. Het college benadrukt dat het echter niet van belang is wat het aandeel van patiënte hierin was. Wat ook opvallend is, is het feit dat verweerder informeerde of patiëntes moeder op de hoogte was van het contact en liet weten dat zij wat hem betreft de berichten niet zou lezen. Een en ander zou tussen hem en patiënte moeten blijven, zo liet hij patiënte op [het CTG leest:]

20 februari 2014 om 18:34:09 en om [het CTG leest:] 18:50:05 weten. Ter zitting is verweerder gevraagd waarom hij hier op aandrong. Deze vraag is niet duidelijk beantwoord. Verweerder heeft gesteld zichzelf dit ook nog steeds af te vragen. Ook op de vraag waarom hij om een foto van patiënte in pyjama vroeg en waarom hij het contact eigenlijk is aangegaan, moest verweerder een antwoord schuldig blijven. 

Ter zitting heeft verweerder weliswaar erkend dat hij te ver is gegaan, maar hij is niet in staat gebleken toe te lichten waarom hij dat nu eigenlijk vindt. Verweerder heeft er geen blijk van gegeven dat hij werkelijk beseft dat hij grensoverschrijdend heeft gehandeld. Het lijkt eerder zo te zijn dat hij refereert aan de mening van anderen daarover dan dat hij werkelijk inziet dat hij iets verkeerds heeft gedaan, wat dat precies is geweest en waarom het verkeerd is. Vragen van het college ter zitting hieromtrent heeft hij niet of nauwelijks, in elk geval niet bevredigend, kunnen beantwoorden. Hij heeft aangevoerd dat hij al enige tijd met een psycholoog spreekt over de bewaking van zijn professionele grenzen, maar dit heeft niet geleid tot een voor het college waarneembaar en overtuigend inzicht.

Op de vraag hoe hij tegenwoordig met minderjarige patiënten omgaat, luidde verweerders antwoord ter zitting dat hij – onder andere – aan het voeteinde van het bed van patiënten blijft staan en elke fysieke aanraking met hen uit de weg gaat. De vraag die rijst, is of verweerder met het treffen van dergelijke drastische maatregelen nog wel in staat is om op een adequate wijze zorg te verlenen aan deze patiënten. Meer zorgwekkend echter is het gegeven dat verweerder kennelijk zulke vergaande maatregelen nodig heeft om niet in de situatie te geraken dat zijn handelen grensoverschrijdend is of wordt. De combinatie van niet gebleken reflectie op eigen handelen en de krampachtige wijze waarop verweerder tegenwoordig uit de ‘gevarenzone’ tracht te blijven, baart het college grote zorgen. De gerede angst bestaat dat hij zijn nieuwe werkhouding niet gedurende langere tijd zal volhouden, reeds omdat deze het op een behoorlijke wijze functioneren naar alle waarschijnlijkheid ernstig bemoeilijkt. Het is daardoor juist aannemelijk dat verweerder zal terugvallen in zijn ‘oude’ lossere omgang met minderjarigen. En die omgang brengt kennelijk bepaalde verleidingen voor verweerder met zich die tot grensoverschrijdend gedrag zijnerzijds kunnen leiden.

Al met al heeft het college niet de overtuiging bekomen dat verweerder ertoe in staat is zijn werkwijze structureel aan te passen. Het college acht de kans op herhaling dan ook bepaald niet gering. Gezien de ernst van de verweten gedragingen is het naar het oordeel van het college onverantwoord dat verweerder binnen de kinder- en jeugdverpleging werkzaam blijft. Om die reden zal verweerder de bevoegdheid worden ontzegd om nog langer als kinder- en jeugdverpleegkundige te werken. Het college oordeelt voorts dat het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg vordert dat deze gedeeltelijke ontzegging, met toepassing van artikel 48, zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, onmiddellijk van kracht wordt.

Het college zal de publicatie van deze uitspraak bevorderen zoals hieronder nader te omschrijven.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Met zijn beroep betwist de verpleegkundige niet het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat er sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag, maar de verpleegkundige betwist wel de door het Regionaal Tuchtcollege aangenomen strekking van dat gedrag en stelt dat er geen sprake is geweest van een seksuele ondertoon. Voorts richt het beroep zich tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel.

4.2       De IGZ heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege oordeelt als volgt.

Wat betreft de strekking van het gedrag van de verpleegkundige in zijn contacten met de minderjarige patiënte heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot een andere beschouwing en conclusie dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Voorts is het Centraal Tuchtcollege, gelet op  hetgeen uit de stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting in beroep naar voren is gekomen, gelijk het Regionaal Tuchtcollege, niet gebleken dat er bij de verpleegkundige voldoende sprake is van inzicht in de onjuistheid van zijn handelen. Gelet hierop acht het Centraal Tuchtcollege de opgelegde maatregel passend en geboden.

Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen en dat de opgelegde maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om in het register ingeschreven staande het beroep van verpleegkundige uit te oefenen ten aanzien van kinderen, gehandhaafd blijft.

4.4       Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Nursing, Tijdschrift TvZ en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en W.J.B. Hauwert en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.