ECLI:NL:TGZCTG:2017:306 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.326

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:306
Datum uitspraak: 09-11-2017
Datum publicatie: 15-11-2017
Zaaknummer(s): c2016.326
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager is (voormalig) collega en medebehandelaar van de patiënt. Niet is gebleken dat klager een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft op grond waarvan hij als (voormalig) collega rechtstreeks belanghebbende is uit hoofde van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Verwerpt beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.326 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C. te D.,

tegen

E., cardioloog, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. J.G. Sijmons te Zwolle.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 20 juni 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen E. - hierna de cardioloog - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 25 juli 2016, onder nummer 16127a heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De cardioloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2017.327 en C2017.328 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

5 oktober 2017, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. L.J. Blijdorp, en de cardioloog, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. O.A. Meijer.

Mr. Meijer heeft de standpunten van de cardioloog ten aanzien van de ontvankelijkheid toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 5 oktober 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De klacht

Klager is als cardiothoracaal chirurg werkzaam geweest in het F. ziekenhuis in B. Verweerder is cardioloog in dat ziekenhuis. Klager heeft nauw met verweerder samengewerkt bij het behandelen van hartpatiënten. Klager verwijt verweerder -kort weergegeven- dat hij tijdens het uitvoeren van een mitraclip-procedure bij een patiënt op 4 juni 2012 de patiëntveiligheid onnodig in gevaar heeft gebracht alsmede dat verweerder de vragen van klager over dit incident niet heeft beantwoord en het betreffende incident niet heeft gemeld aan instanties, aan de patiënt en aan de familie van de twee weken later overleden patiënt.       

3. De overwegingen

Klager is een (voormalig) collega van verweerder. Om aangemerkt te kunnen worden als klachtgerechtigde in de zin van artikel 65 van de Wet BIG dient er aan de zijde van klager sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg en waaraan klager een bijzonder eigen belang ontleent. Onder omstandigheden kunnen ook collega’s van beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd. In een dergelijk geval moet de klagende collega als medisch beroepsbeoefenaar een concreet belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Klager stelt direct belanghebbende te zijn omdat hij bij de ingreep persoonlijk als chirurg betrokken is geweest.

Het college stelt vast dat klager geen nabestaande of naaste betrekking van de patiënt is. Niet gebleken is dat klager is gemachtigd door de patiënt zelf, dan wel door een nabestaande of een rechtstreekse betrekking van de patiënt om een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken. Het enkele feit dat klager, zoals door hem is aangevoerd, persoonlijk bij de behandeling van de patiënt betrokken is geweest, is onvoldoende om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Klager heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld, en deze zijn ook anderszins niet gebleken, op grond waarvan hij als (voormalig) collega van verweerder en medebehandelaar van de patiënt door het beklaagde handelen van verweerder in zijn professionele autonomie of anderszins zodanig is geschaad dat hij daardoor een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft op grond waarvan hij als (voormalig) collega rechtstreeks belanghebbende is uit hoofde van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. Zie CTG 7 april 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:156.

Nu klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt, zal het college klager op grond van artikel 66 lid 4 van de Wet BIG zonder nader onderzoek in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaren.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager voert in beroep aan dat het Regionaal Tuchtcollege hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht. Klager stelt in dit kader dat hij voldoende rechtstreeks en individueel belang heeft bij de behandeling van de door hem ingediende klacht.

4.2       De cardioloog voert gemotiveerd verweer. De cardioloog verzoekt het Centraal Tuchtcollege klager primair niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair het beroep te verwerpen.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. Aanvullend wijst het Centraal Tuchtcollege, evenals het Regionaal Tuchtcollege, op de uitspraak van dit College van 7 april 2016 (ECLI:NL:TGZCTG:2016:156) waarin is overwogen onder welke omstandigheden een klager als (voormalig) collega en medebehandelaar van de patiënt een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft op grond waarvan hij als (voormalig) collega rechtstreeks belanghebbende is uit hoofde van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG. Van dergelijke omstandigheden is in de onderhavige zaak niet gebleken. De lijn in de uitspraak van 7 april 2016 is recent door dit College bevestigd bij uitspraak van 25 augustus 2017 (ECLI:NL:TGZCTG:2017:225). Gelet op het voorgaande dient het beroep te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                                    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. T.W.H.E. Schmitz en

mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en prof. dr. R.J.M. Klautz  en dr. A.A. de Rotte, leden-beroepsgenoten en mr. M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.

Voorzitter  w.g.           Secretaris  w.g.