ECLI:NL:TGZCTG:2017:305 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.133

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:305
Datum uitspraak: 09-11-2017
Datum publicatie: 09-11-2017
Zaaknummer(s): c2017.133
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verpleegkundige. Verpleegkundige is werkzaam bij thuiszorg. In 2016 heeft zij gedurende twee maanden werkzaamheden verricht bij klaagster en haar moeder. De verpleegkundige was op enig moment bezig met de verzorging van de moeder van klaagster toen klaagster boos werd. De verpleegkundige heeft daarvan een MIC melding gedaan die is opgenomen in het digitale dossier. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij zich niet heeft gehouden aan de afspraken die bij de kennismaking met klaagster zijn gemaakt, dat zij tijdens het incident uit het blikveld van klaagster had moeten gaan, dat zij uiteindelijk weg had moeten gaan, dat zij leugens heeft opgenomen in dossiers over klaagster, dat zij niet aan de moeder van klaagster heeft gevraagd of het wel klopte en dat zij heeft geweigerd een en ander met klaagster uit te praten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klaagster verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.133 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. M. Vetkamp.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 24 augustus 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 januari 2017, onder nummer VP2016/11 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 augustus 2017 waar is verschenen de verpleegkundige, bijgestaan door mr. Vetkamp. Klaagster is hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen. Met instemming van de verpleegkundige is de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van klaagster voortgezet.

Het Centraal Tuchtcollege heeft een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van

17 augustus 2017 aan partijen toegestuurd. Op 11 oktober 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege een schriftelijke reactie, alsmede een aantal bijlagen van klaagster ontvangen.

Bij brief van 16 oktober 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege partijen bericht dat overeenkomstig hetgeen in het proces-verbaal van de zitting van 17 augustus 2017 staat vermeld, het onderzoek wordt gesloten en dat het Centraal Tuchtcollege binnen acht weken schriftelijk uitspraak zal doen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

(…)2. Vaststaande feiten

            Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1.

Verweerster is werkzaam als verpleegkundige bij D. In de periode van 24 juni 2016 tot en met 17 juli 2016 heeft zij werkzaamheden verricht bij klaagster en haar moeder. Op 17 juli 2016 was zij bij klaagster thuis om zorg aan klaagster en haar moeder te verlenen. Tijdens de verzorging van de moeder van klaagster heeft verweerster de houding van klaagster als bedreigend ervaren. Na overleg met een collega heeft verweerster telefonisch de dienstdoende huisarts op de hoogte gesteld van haar bevindingen en daarbij gemeld dat zij vreesde voor de veiligheid van de moeder van klaagster.

2.2.

De volgende dag heeft verweerster de eigen huisarts van klaagster op de hoogte gesteld, alsmede de opdrachtgever en de vaste begeleider van klaagster.

Op 1 augustus 2016 heeft een multidisciplinair overleg (MDO) plaatsgevonden omdat de betrokken hulpverleners zich zorgen maakten over het welzijn van klaagster en haar moeder.

Verweerster heeft een MIC melding gedaan van haar ervaring op 17 juli 2016, die is opgenomen in het digitale dossier van klaagster.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster heeft een harde stem en kan niet omgaan met emoties en spontane veranderingen. Dit is allemaal met verweerster besproken bij de kennismaking. Verweerster heeft zich niet gehouden aan de afspraken die toen zijn gemaakt. Ze had op 17 juli 2016 uit het blikveld van klaagster moeten gaan en toen het erger werd weg moeten gaan.

Verweerster heeft leugens opgenomen in dossiers over klaagster. Klaagster wil dat deze worden verwijderd. Ook heeft verweerster niet aan de moeder van klaagster gevraagd of het wel klopte. Toen klaagster eindelijk rustig was, wilde zij het uitpraten. Verweerster weigerde dit.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft de opstelling van klaagster op 17 juli 2016 als bedreigend ervaren.

Klaagster schreeuwde, pakte een schaar en zwaaide daarmee. Nadat ze de schaar had weggelegd, gooide ze spullen door de slaapkamer, waar verweerster de moeder van klaagster verzorgde. Later begon klaagster aan het bed, waarop haar moeder lag, te schudden. De moeder van klaagster schreeuwde dat ze op moest houden. Toen klaagster weg was, gaf de moeder van klaagster aan bang te zijn voor klaagster. Verweerster vreesde voor de veiligheid van de moeder van klaagster. Verweerster heeft niet gezegd dat ze niet wilde praten.

Verweerster heeft geen leugens opgenomen in dossiers over klaagster. Zij heeft enkel – na overleg met een collega - de betrokken instanties, die in een bedreigende situatie op de hoogte moeten worden gebracht, op de hoogte gesteld. Dit wordt van verweerster als verpleegkundige verwacht. De vaste begeleider van klaagster heeft haar op de hoogte gesteld van de melding.

5. Beoordeling van de klacht

5.1.

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen, gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2.

Verweerster was bezig met de verzorging van de moeder van klaagster toen klaagster boos werd. Naar het oordeel van het college is het zorgvuldig dat zij bij de moeder van klaagster is gebleven in een door haar als bedreigend voor de moeder en haarzelf ervaren situatie. Het klachtonderdeel dat verweerster weg had moeten gaan, is kennelijk ongegrond.

Klaagster stelt dat zij, toen ze weer rustig was, om een gesprek heeft gevraagd en dat verweerster dit weigerde. Verweerster bestrijdt dit. Het college kan daarom niet vaststellen of dit daadwerkelijk is gebeurd. Om die reden is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

5.3.

Het college acht het zorgvuldig dat verweerster contact heeft gezocht met een collega om te bespreken wat zij in de situatie, waarin zij vreesde voor de veiligheid van de moeder van klaagster, zou moeten doen. Dat verweerster vervolgens de betrokken hulpverleners op de hoogte heeft gesteld van haar ervaring en vrees voor de veiligheid van de moeder van klaagster, acht het college passend binnen de zorg die zij als verpleegkundige behoorde te verlenen, niet alleen aan klaagster maar ook aan haar moeder. Op dit punt valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is ook kennelijk ongegrond.

6. Slotsom

De klacht zal ten aanzien van alle onderdelen als kennelijk ongegrond worden afgewezen. (…)”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje “ 2. Vaststaande feiten”, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2       De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen

aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met de overwegingen 5.1 tot en met 5.3 van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en maakt deze tot de zijne.

4.4       Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht op goede gronden ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.

4.5       Voor zover  klaagster in haar beroepschrift en/of haar op 11 oktober 2017 bij het Centraal Tuchtcollege binnengekomen schriftelijke reactie klachten tegen de verpleegkundige heeft geformuleerd, die niet in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege zijn voorgelegd, worden  deze buiten beschouwing gelaten, nu in beroep geen nieuwe klachten ter beoordeling kunnen worden voorgelegd.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden juristen, en M.J.E. van Haren en P. Nieuwenhuizen-Berkovits, leden beroepsgenoten, en mr. J.S. Heidstra, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2017.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.