ECLI:NL:TGZCTG:2017:300 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.082

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:300
Datum uitspraak: 03-10-2017
Datum publicatie: 03-11-2017
Zaaknummer(s): c2017.082
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is gediagnosticeerd met een chronische schizofrene stoornis, waarvoor hij onder meer medicamenteus (soms gedwongen) wordt behandeld. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste diagnose heeft overgenomen van haar voorganger en zelf geen diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Zij heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.082 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

H., psychiater, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 9 februari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen H. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 februari 2017, onder nummer 072/2016 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken onder nummers C2017.071, C2017.072, C2017.073 en C2017.083 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 oktober 2017, waar namens de psychiater mr. J.C.C. Leemans voornoemd is verschenen. Klager is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 3 oktober 2017 heeft het College, na beraadslaging in raadkamer in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een uitwerking daarvan.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

(…) 2.            DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster is psychiater en als zodanig verbonden aan D. te B. sinds september 2015. Verweerster is sinds 8 september 2015 bekend met klager. Klager kent een lange psychiatrische voorgeschiedenis met meerder opnames sinds 1977. Klager is sinds die tijd gediagnosticeerd met een chronische schizofrene stoornis waarvoor hij onder meer medicamenteus (soms gedwongen) wordt behandeld. Uit de decursus en de overgelegde stukken met betrekking tot de dwangbehandeling blijkt dat er geregeld overleg is met klager over de medicatie en de bijwerkingen.

3.         HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij een onjuiste diagnose heeft overgenomen van haar voorganger en zelf geen diagnose heeft gesteld.

4.         HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij zich vanaf het moment dat zij de behandeling van klager op zich nam, mocht baseren op de behandelhistorie zoals die uit het dossier bleek, inclusief de daarin opgenomen diagnostiek door anderen.

5.         DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1      

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Blijkens de overgelegde stukken heeft klager al 30 jaar last van auditieve hallucinaties en paranoïde waanideeën. Hij gebruikt vanaf 1978 verschillende soorten medicatie. Klager is in 2007 en in 2008 psychiatrisch onderzocht. De gedwongen opnames zijn diverse keren  getoetst door de rechter, waarbij deze de overtuiging moet hebben gekregen dat er sprake was van een psychiatrische stoornis. In 2008 is er advies gegeven over dwangbehandeling. In 2014 is klager op zijn verzoek gezien door een psychiater van het E. voor een second opinion. Ook deze stelde vast dat er bij klager sprake is van een schizofrenie van het paranoïde type. Inmiddels krijgt klager sinds december 2015 weer gedwongen medicatie, getoetst door de geneesheer-directeur, in verband met doodsbedreigingen en gewelddadige uitspraken. Het college is met verweerster van oordeel dat zij, gelet op deze voorgeschiedenis met betrekking tot de diagnose, grote betekenis mocht toekennen aan de door haar voorgangers gestelde diagnose. Er was geen aanleiding om aan deze diagnose te twijfelen. Het college gaat ervan uit dat verweerster deze diagnose ook zelf wel heeft getoetst en daarin bevestigd is door het gedrag van klager, dat zich niet -zoals hij meent- door bijwerkingen van de medicatie laat verklaren. Dat klager het met de gestelde diagnose en de bijbehorende behandeling niet eens is, leidt niet tot een ander oordeel. Ook het feit dat klager in staat is aan het college toegestuurde stukken op te stellen, betekent niet zoals hij wil dat de diagnose onjuist moet zijn.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

(…)

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “2. DE FEITEN” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Blijkens het (aanvullend) beroepschrift kan klager zich niet vinden in de afwijzing van zijn klacht door het Regionaal Tuchtcollege en heeft hij met zijn beroep beoogd zijn klacht in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

4.2       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.                     De beslissing

         Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. M. Drost en dr. M.C. ten Doesschate, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                Secretaris   w.g.