ECLI:NL:TGZCTG:2017:287 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.061

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:287
Datum uitspraak: 31-10-2017
Datum publicatie: 02-11-2017
Zaaknummer(s): c2017.061
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager is in beeld bij een centrum voor verslavingszorg in verband met de medicatie die hij behoeft in verband met zijn chronische pijnklachten. Verweerster is in de periode van februari 2015 tot 1 maart 2016 bij dit centrum werkzaam geweest en droeg zorg voor de wekelijkse medicatieverstrekking. Klager verwijt de verpleegkundige dat geen psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden, dat geen juiste medicatie is verstrekt en dat hij geen kopie van zijn dossier heeft ontvangen. De verpleegkundige heeft hem niet goed behandeld en hem in het dossier zwart gemaakt, aldus klager. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is. Zij heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.061 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te D., verweerster in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 4 februari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 januari 2017, onder nummer 2016/041VP heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Nadien heeft klager een brief van 11 september 2017 nagezonden met bijlagen. Een van die bijlagen betreft een cd-rom, waarop onder andere geluidsopnamen staan.

            De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken onder nummers C2017.062 en C2017.063 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 oktober 2017, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door E. en F. en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. A. van der Knaap, jurist bij G..

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag             gelegd.

(…) 2.           De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is in beeld bij een centrum voor verslavingszorg in verband met de medicatie die hij behoeft in verband met zijn chronische pijnklachten. Verweerster is in de periode van februari 2015 tot 1 maart 2016 bij dit centrum werkzaam geweest en droeg zorg voor de wekelijkse medicatieverstrekking.

3.         De klacht en het standpunt van klager

In het klaagschrift en de aanvullingen daarop heeft klager verweerster en twee artsen verweten dat geen psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden, geen juiste medicatie is voorgeschreven en dat hij geen kopie van zijn dossier heeft ontvangen. Ten tijde van het vooronderzoek heeft klager aangegeven dat zijn klacht jegens verweerster inhoudt dat verweerster hem niet goed heeft behandeld en dat zij hem in het dossier zwart gemaakt heeft. 

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat hij vanaf 2010 bij het centrum voor verslavingszorg in behandeling is geweest en dat hij indertijd 360 mg. Oxycontin kreeg. In 2015 hebben de artsen opeens gesteld dat deze dosis veel te hoog zou zijn en zijn ze andere medicatie gaan voorschrijven. Verder is zonder nader onderzoek gesteld dat klager methadon moest gaan gebruiken omdat morfine verslavend is. Nu ligt klager wakker door de gewijzigde medicatie. Hij wil terug naar 360 mg. Oxycontin, waarbij hij zich goed voelde.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Zij heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat zij contactpersoon was van klager. Het was haar taak om twee keer per jaar een vragenlijst samen met klager in te vullen. Deze lijst was bedoeld om de kwaliteit en effectiviteit van de behandeling te meten. Klager was zeer dwingend bij het verkrijgen van zijn medicatie en weigerde mee te werken aan de screening en afspraken. Klager kwam zijn afspraken niet altijd na. Er is veel tijd en geduld besteed om de werkrelatie met klager in balans te houden.

Met betrekking tot de door klager geformuleerde klachten heeft verweerster aangevoerd dat zij als verpleegkundige niet gaat over de diagnostiek en het voorschrijven van medicatie. Een kopie van het dossier is aan klager overhandigd in oktober 2015. Klager heeft voor ontvangst daarvan getekend.

5.         De beoordeling

Het college overweegt dat verweerster met juistheid heeft gesteld dat zij niet verantwoordelijk is voor het verrichten van onderzoeken, diagnostiek of medicatie, zodat de klacht voor zover die daarop betrekking heeft, ongegrond dient te worden verklaard.

Voorts blijkt uit de door verweerster overgelegde ontvangstbevestiging dat aan klager een kopie van zijn dossier is verstrekt. Ook dit klachtonderdeel is niet gegrond.

Het dossier biedt het college tot slot geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerster klager niet goed zou hebben behandeld en/of hem of zijn familie zou hebben zwartgemaakt, nog daargelaten dat deze klacht door klager op geen enkele manier is onderbouwd of toegelicht. 

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

(…).

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “ 2. De feiten ” zijn weergegeven.  

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Blijkens het (aanvullend) beroepschrift kan klager zich niet vinden in de afwijzing van zijn klacht door het Regionaal Tuchtcollege en heeft hij met zijn beroep beoogd zijn klacht in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

4.2       De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         De beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy en

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en P.A.M. Storck en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.