ECLI:NL:TGZCTG:2017:215 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.054

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:215
Datum uitspraak: 08-06-2017
Datum publicatie: 12-07-2017
Zaaknummer(s): c2017.054
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts dat hij in samenspraak met de waarnemend huisarts amoxicilline aan heeft voorgeschreven, terwijl hij wist, althans had behoren te weten dat klaagster vanwege de bij haar gestelde diagnose systemische mastocytose zeer allergisch op dit middel zou reageren. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de huisarts wist, althans behoorde te weten dat de waarnemend huisarts voornemens was amoxicilline aan klaagster voor te schrijven . Bovendien vormde de diagnose systemische mastocysto geen contra-indicatie voor het voorschrijven van amoxicilline. De klacht wordt ongegrond verklaard.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.054 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

D., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A.  - hierna klaagster - heeft op 2 november 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen D. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 december 2016, onder nummer 16/414 heeft dat College klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken onder nummers C2017.053 en C2017.055 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 juni 2017. Klaagster en de huisarts zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 8 juni 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

(…) De klacht heeft betrekking op de gedragingen van verweerder tijdens de behandeling van klaagster in de periode 2001-2016.  Artikel 65 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individu­ele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift vervalt door verjaring in tien jaren. Dat betekent dat klaagster in haar klacht die ziet op de periode 2001 tot 2 november 2016 (het Centraal Tuchtcollege leest: 2 november 2006) niet kan worden ontvangen.

Wat betreft de klachten die zien op het handelen van verweerder na 2 november 2006 oordeelt het college dat niet blijkt op welke feiten en gronden de klacht berust. Bij brief van 3 november 2016 is klaagster in de gelegenheid gesteld binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken. Op 17 november 2016 heeft het college de aanvulling ontvangen. Echter wordt ook uit deze aanvulling niet duidelijk wat klaagster verweerder precies verwijt en op welke feiten en gronden de klacht berust. Het klaag­schrift voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en arti­kel 4 van het Tuchtrecht­besluit BIG. Op grond van ar­tikel 66 lid 4 Wet BIG wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht die ziet op handelingen van verweerder na

2 november 2006 .

(…)

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1       Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten.

3.2       In 2000 is bij klaagster de diagnose systemische mastocytose gesteld.

3.3       De waarnemend huisarts is op 1 september 2005 bij de huisartsenpraktijk van de huisarts in dienst getreden.

3.4       Op 29 mei 2015 (volgens het journaal van de waarnemend huisarts, volgens klaagster op 27 mei 2015) heeft klaagster telefonisch aan de waarnemend huisarts meegedeeld dat de implantaten in haar mond sinds bijna een week opgezwollen waren en dat zij rondom de implantaten pus in haar mond had. De waarnemend huisarts heeft ter bestrijding van deze klachten gedurende een week een kuur van drie keer per dag 500 milligram amoxicilline aan klaagster voorgeschreven.

3.5       Op 4 juni 2015 heeft de waarnemend huisarts klaagster op haar verzoek thuis bezocht. Tijdens dit bezoek heeft klaagster aan de waarnemend huisarts verteld dat bij haar na het innemen van de tweede capsule amoxicilline een ernstige allergische reactie is opgetreden.

4.         Beoordeling van het beroep

            4.1       Klaagster heeft in beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de inleidende klacht gelezen in samenhang met de in het beroepschrift daarop gegeven toelichting voldoende duidelijk is om inhoudelijk te worden behandeld, zodat klaagster alsnog in haar klacht zal worden ontvangen.

4.2       Klaagster heeft toegelicht dat zij de huisarts verwijt dat hij in samenspraak met de waarnemend huisarts amoxicilline aan haar heeft voorgeschreven, terwijl hij wist, althans had behoren te weten dat klaagster vanwege de bij haar gestelde diagnose systemische mastocytose zeer allergisch op dit middel zou reageren . De huisarts heeft bij brief van 12 mei 2017 betwist dat hij op enigerlei wijze bij de onderhavige zaak betrokken is geweest.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster - tegenover voornoemde betwisting van de huisarts - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de huisarts wist, althans behoorde te weten dat de waarnemend huisarts voornemens was amoxicilline aan klaagster voor te schrijven. Echter, ook indien de huisarts zou hebben geweten dat de waarnemend huisarts amoxicilline aan klaagster ging voorschrijven, dan kan niet tot de conclusie worden gekomen dat de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dit kader overweegt het Centraal Tuchtcollege dat systematische mastocytose geen contra-indicatie vormde voor het voorschrijven van amoxicilline en dat amoxicilline een passend middel was om de ontsteking in de mond van klaagster te bestrijden.

4.4       De conclusie is dat de beslissing waarvan beroep moet worden vernietigd en, dat opnieuw beslissende, de klacht van klaagster ongegrond moet worden verklaard.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep en,

opnieuw beslissende,

verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. dr. B.J.M. Frederiks en mr. A. Smee ïng-van Hees , leden-juristen en

drs. F.M.M. van Exter en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en

mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                            Secretaris   w.g.