ECLI:NL:TGZCTG:2017:214 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.053

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:214
Datum uitspraak: 08-06-2017
Datum publicatie: 12-07-2017
Zaaknummer(s): c2017.053
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de apotheker amoxicilline aan haar te hebben verstrekt, terwijl de apotheker wist, althans had behoren te weten dat klaagster vanwege de bij haar gestelde diagnose systemische mastocytose zeer allergisch op dit middel zou reageren. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat apotheker ervan op de hoogte was dat bij haar de diagnose systemische mastocysto was gesteld . Bovendien vormde die diagnose geen contra-indicatie voor het voorschrijven van amoxicilline. De klacht wordt ongegrond verklaard.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.053 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., apotheker, werkzaam te B., verweerster in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 2 november 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de apotheker - een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 december 2016, onder nummer 16/413AP heeft dat College klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De apotheker heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken onder nummers C2017.054 en C2017.055 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 juni 2017. Klaagster en de apotheker zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Na afloop van de mondelinge behandeling op 8 juni 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

(…) Uit het klaagschrift blijkt niet op welke feiten en gronden de klacht berust en op welke periode de klacht ziet. Bij brief van 3 november 2016 is klaagster in de gelegenheid gesteld binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken. Tevens werd aangegeven dat het college kan beslissen dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen indien onduidelijk blijft op welke feiten en gronden de klacht ziet. Op 17 november 2016 heeft het college de aanvulling ontvangen. Echter wordt ook uit deze aanvulling niet duidelijk wat klaagster verweerster precies verwijt en op welke feiten en gronden de klacht berust. 

            Het klaag­schrift voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 65 lid 2 van de Wet op       de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en arti­kel 4 van het Tuchtrecht­besluit BIG. Op grond van ar­tikel 66 lid 4 Wet BIG wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.

(…) ”  

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            3.1       Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten.

3.2       In 2000 is bij klaagster de diagnose systemische mastocytose gesteld.

3.3       Op 29 mei 2015 (volgens het journaal van de huisarts; volgens klaagster op

            27 mei 2015) heeft klaagster telefonisch aan de huisarts meegedeeld dat de implantaten in haar mond sinds bijna een week opgezwollen waren en dat zij rondom de implantaten pus in haar mond had. De huisarts heeft ter bestrijding van deze klachten gedurende een week een kuur van drie keer per dag 500 milligram amoxicilline aan klaagster voorgeschreven.

3.4       Op 4 juni 2015 heeft de huisarts klaagster op haar verzoek thuis bezocht. Tijdens dit bezoek heeft klaagster aan de huisarts verteld dat bij haar na het innemen van de tweede capsule amoxicilline een ernstige allergische reactie is opgetreden.

4.        Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster heeft in beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de inleidende klacht, gelezen in samenhang met de in het beroepschrift daarop gegeven toelichting, voldoende duidelijk is om inhoudelijk te worden behandeld, zodat klaagster in haar klacht zal worden ontvangen.

4.2       Klaagster heeft toegeli cht dat zij de apotheker verwijt amoxicilline aan haar te hebben verstrekt, terwijl de apotheker wist, althans had behoren te weten dat klaagster vanwege de bij haar gestelde diagnose systemische mastocytose zeer allergisch op dit middel zou reageren. De apotheker heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij niet is geïnformeerd over het ziektebeeld van klaagster en dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat amoxicilline een aanval van mastocytose kan veroorzaken.

            4.3       Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster - tegenover voornoemde betwisting van de apotheker - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de apotheker ervan op de hoogte was dat bij haar de diagnose systemische mastocytose was gesteld . Echter, ook indien de apotheker van die diagnose op de hoogte was, dan kan op basis daarvan niet tot de conclusie worden gekomen dat de apotheker tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dit kader overweegt het Centraal Tuchtcollege dat systemische mastocytose geen contra-indicatie vormde voor het voorschrijven van amoxicilline en dat amoxicilline een passend middel was om de ontsteking in de mond van klaagster te bestrijden.

4.4       De conclusie is dat de beslissing waarvan beroep moet worden vernietigd en, opnieuw beslissende, de klacht van klaagster ongegrond moet worden verklaard.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep en,

opnieuw beslissende,

verklaart de klacht van klaagster ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. dr. B.J.M. Frederiks en mr. A. Smee ïng-van Hees , leden-juristen en

drs. A.J.S. van Hattum en drs. P.W. Lebbink, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul,

secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                            Secretaris  w.g.