ECLI:NL:TGZCTG:2017:213 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.365

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:213
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 12-07-2017
Zaaknummer(s): c2016.365
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Klager is vanwege schouderklachten door zijn huisarts verwezen naar een fysiotherapeut. Volgens klager heeft de fysiotherapeut niet alleen een echo van zijn schoudergewrichten gemaakt, maar de schoudergewrichten ook beschadigd door kraakbeen weg te laseren met een HI-tech apparaat/methode. Volgens klager was er na de behandeling sprake van instabiliteit in de schoudergewrichten die sindsdien is toegenomen. Klager verwijt de huisarts dat hij opdracht heeft gegeven tot deze behandeling. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.365 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

D., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 14 maart 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen D. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 29 augustus 2016, onder nummer 069/2016 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.364 (A. / C., fysiotherapeut) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 maart 2017. De huisarts is met schriftelijke kennisgeving (brief d.d. 8 februari 2017) niet ter terechtzitting verschenen. Klager heeft op dag en tijdstip van de zitting aan de gerechtsbode doorgegeven dat hij de behandeling ter terechtzitting enkel wenste bij te wonen in het bijzijn van zijn hond, niet zijnde een hulphond. Het Centraal Tuchtcollege heeft overeenkomstig de in het justitiegebouw geldende regels klager in de gelegenheid gesteld zonder hond ter terechtzitting te verschijnen. Klager is niet ter terechtzitting verschenen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op

7 maart 2017, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2.       FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het huisartsenjournaal) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1961, is sinds februari 2003 ingeschreven als patiënt in de praktijk van verweerder.

Klager bezocht op 10 december 2012 het spreekuur van verweerder omdat hij al een paar weken last had van de linkerschouder. Verweerder vond bij lichamelijk onderzoek een pijnlijke abductie. Verweerder heeft klager voor nader onderzoek en behandeling verwezen naar de fysiotherapeut. Klager heeft zich daarna niet meer met schouderklachten op het spreekuur van verweerder gemeld. In april 2016 heeft klager verweerder laten weten dat hij naar een andere huisarts wil, omdat verweerder onderdeel is van een complot.

Klager heeft tevens een klacht ingediend tegen de fysiotherapeut. Deze klacht is bekend onder nummer 055/2016. In beide zaken is op dezelfde dag uitspraak gedaan.

3.     HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Volgens klager heeft de fysiotherapeut niet alleen een echo van zijn schoudergewrichten links en rechts gemaakt maar ook deze gewrichten beschadigd middels een Hi-Tech apparaat/methode. Klager baseert deze overtuiging op het feit dat hij direct na de behandeling merkte dat beide gewrichten instabiliteit vertoonden. Deze instabiliteit neemt volgens klager sindsdien continu toe. Klager verwijt verweerder dat hij opdracht heeft gegeven tot deze mutilatie. 

4.               HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij klager slechts heeft verwezen naar de fysiotherapeut voor verder onderzoek en behandeling.

5.               DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

a.                

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht van klager kan niet slagen. Verweerder heeft klager op goede gronden, na lichamelijk onderzoek, doorgestuurd naar de fysiotherapeut voor verder onderzoek en behandeling. Dat verweerder opdracht heeft  gegeven klager te mutileren is niet gebleken en is overigens ook onwaarschijnlijk.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist ”.

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in     beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.               Beoordeling van het beroep  

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Het beroep van klager strekt ertoe dat klagers klacht dat de huisarts hem vanwege klachten aan zijn linkerschouder naar de fysiotherapeut heeft verwezen waar klagers schoudergewrichten zijn beschadigd, alsnog gegrond wordt verklaard.

4.2            De arts huisarts heeft verweer gevoerd en concludeert impliciet tot verwerping van het beroep.

4.3            De inhoud van de stukken en de behandeling van de zaak in beroep hebben het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot een ander oordeel dan dat van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de huisarts klager op goede gronden, na lichamelijk onderzoek, heeft doorgestuurd voor verder onderzoek en behandeling en dat niet is gebleken dat de huisarts opdracht heeft gegeven om klager te mutileren. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er geen enkel aanknopingspunt voor klagers stellingen dat er sprake is geweest van het weglaseren van kraakbeen of van het anderszins toebrengen van (onzichtbaar) letsel aan klagers schoudergewrichten of dat er sprake is geweest van een complot tegen klager waarbij de huisarts betrokken zou zijn. Datgene wat klager in eerste aanleg en in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot gegrondverklaring van de klacht. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege de klacht ongegrond acht en dat het beroep van klager moet worden verworpen.

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck

en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp en

dr. W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2017.

                        Voorzitter   w.g.                     Secretaris   w.g.