ECLI:NL:TGZCTG:2017:212 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.364

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:212
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 12-07-2017
Zaaknummer(s): c2016.364
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen fysiotherapeut. Klager is vanwege schouderklachten door zijn huisarts verwezen naar de fysiotherapeut. Klager verwijt de fysiotherapeut dat deze niet alleen een echo van zijn schoudergewrichten heeft gemaakt, maar ook de schoudergewrichten heeft beschadigd door kraakbeen weg te laseren met een HI-tech apparaat/methode. Volgens klager was er na de behandeling sprake van instabiliteit in de schoudergewrichten die sindsdien is toegenomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

vo or de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.364 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., fysiotherapeut, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. P.H.N. Keuning-Taapken verbonden aan SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 14 maart 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de fysiotherapeut - een klacht ingediend. Bij beslissing van 29 augustus 2016, onder nummer 055/2016 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De fysiotherapeut heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.365 (A. / D., huisarts) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

7 maart 2017, waar is verschenen de fysiotherapeut, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Keuning-Taapken voornoemd. Klager heeft op dag en tijdstip van de zitting aan de gerechtsbode doorgegeven dat hij de behandeling ter terechtzitting enkel wenste bij te wonen in het bijzijn van zijn hond, niet zijnde een hulphond. Het Centraal Tuchtcollege heeft overeenkomstig de in het justitiegebouw geldende regels klager in de gelegenheid gesteld zonder hond ter terechtzitting te verschijnen. Klager is niet ter terechtzitting verschenen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op

7 maart 2017, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2.      FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het patiëntdossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1961, is op 13 december 2012 door verweerder onderzocht aan zijn linkerschouder op verwijzing van zijn huisarts vanwege sinds enkele weken bestaande schouderklachten links. Verweerder heeft lichamelijk onderzoek uitgevoerd en een echo gemaakt van het linker schoudergewricht met een Honda Electronics HS-2000 echo-apparaat. Verweerder noteerde in het dossier als stoornissen: “AC stoornis , eindstandig pijn elevatie abd, drukpijn as”. Op basis van de bevindingen van het onderzoek heeft verweerder een vervolgafspraak gemaakt voor een behandeling op 17 december 2012. Klager heeft echter op 17 december 2012 tegen verweerder gezegd dat hij geen vertrouwen had in fysiotherapie en afzag van behandeling. Verweerder heeft vervolgens zonder behandeling het traject afgesloten. Verweerder heeft dezelfde dag een brief aan de huisarts geschreven met als conclusie: “Aanwijzingen voor irritatie van AC gewricht, mogelijk artrose. Patiënt heeft weinig fiducie in fysiotherapie, heeft meer vertrouwen in evt injectie. Patiënt neemt contact met je op.”

Klager heeft tevens een klacht ingediend tegen zijn (toenmalige) huisarts. Deze klacht is bekend onder nummer 069/2016. In beide zaken is op dezelfde dag uitspraak gedaan.

3.     HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Volgens klager heeft de fysiotherapeut niet alleen een echo van zijn schoudergewrichten links en rechts gemaakt, maar ook deze gewrichten beschadigd, namelijk kraakbeen weggelaserd, middels een Hi-Tech apparaat/methode. Klager baseert deze overtuiging op het feit dat hij direct na de behandeling merkte dat beide gewrichten instabiliteit vertoonden. Deze instabiliteit neemt volgens klager sindsdien continu toe. 

4.               HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- primair aan dat klager gelet op de onwaarschijnlijkheid alsmede de onbegrijpelijkheid van de klacht niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn klacht.

Inhoudelijk stelt verweerder zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt dat de tegen hem ingediende klacht dient te worden afgewezen.

5.               DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. De klacht ziet op het door verweerder als fysiotherapeut uitgevoerde onderzoek c.q. de behandeling. De klacht is duidelijk en onderbouwd voor zover dat in redelijkheid van klager kan worden verwacht. Dit handelen valt onder het handelen dat op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet BIG aan tuchtrechtelijke toetsing is onderworpen. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5.2

Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht ligt dat anders.

De klacht van klager kan niet slagen. Verweerder heeft bij klager regulier lichamelijk onderzoek uitgevoerd en een echo gemaakt met een regulier echo-apparaat. Met een dergelijk apparaat kan geen schade worden toegebracht. Met name kan met een echo-apparaat niet worden gelaserd. Klager voert voor zijn stelling dat verweerder kraakbeen zou hebben weggelaserd verder geen bewijs aan. Zijn mededeling dat het toebrengen van onzichtbaar letsel een martelmethode is die onder andere de E.se geheime dienst toepast kan niet als bewijs gelden.  

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist ”.

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.               Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in zijn (aanvullende) beroepschrift(en) zijn beroepsgronden voldoende duidelijk toegelicht en - anders dan de fysiotherapeut meent - behelst zijn beroep niet slechts een herhaling van zijn klacht in eerste aanleg. Klager is ontvankelijk in het beroep.

5.               Beoordeling van het beroep

5.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Het beroep van klager strekt ertoe dat zijn klacht over het door de fysiotherapeut uitgevoerde onderzoek en de behandeling alsnog gegrond wordt verklaard.

5.2            De fysiotherapeut heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

5.3            De inhoud van de stukken en de behandeling van de zaak in beroep hebben het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot een ander oordeel dan dat van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de fysiotherapeut bij klager regulier lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd en een echo heeft gemaakt met een regulier echo-apparaat waarmee geen schade kan worden toegebracht en waarmee niet kan worden gelaserd. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er geen enkel aanknopingspunt voor klagers stellingen dat er sprake is geweest van het weglaseren van kraakbeen of van het anderszins toebrengen van (onzichtbaar) letsel aan klagers schoudergewrichten of dat er sprake is geweest van een complot tegen klager waarbij de fysiotherapeut betrokken zou zijn. Datgene wat klager in eerste aanleg en in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot gegrondverklaring van de klacht. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal Tuchtcollege de klacht ongegrond acht en dat het beroep van klager moet worden verworpen.

6.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en J.A.M.M. Gloudemans en F.P.A.J. Klomp, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2017.   Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.