ECLI:NL:TGZCTG:2017:209 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.318

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:209
Datum uitspraak: 13-06-2017
Datum publicatie: 07-07-2017
Zaaknummer(s): c2016.318
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig is omgegaan met medische gegevens waardoor klager en zijn gemachtigde geestelijk en emotioneel leed is toegebracht en voorts dat verweerster het medisch dossier van klager niet op wilde sturen naar de opvolgend huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.318 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C.,

tegen

D., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat te Bussum.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 19 januari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen D. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

5 juli 2016, onder nummer G2016/10, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft van klager nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.319 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 juni 2017, waar zijn verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. De Groot voornoemd.

Op 12 juni 2017 is bij het Centraal Tuchtcollege een brief van de gemachtigde van klager, C., ingekomen, waarin deze het Centraal Tuchtcollege heeft verzocht de behandeling van de zaak ter terechtzitting in beroep uit te stellen. Dit verzoek is door het Centraal Tuchtcollege, mede gelet op het belang van de wederpartij bij een voortvarende behandeling van de zaak in beroep, niet gehonoreerd.

De huisarts en haar gemachtigde hebben hun standpunten in beroep nader toegelicht. Na afloop van de mondelinge behandeling op 13 juni 2017 heeft het college, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2. Vaststaande feiten

            Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

            Klager is sinds 2015 patiënt in de huisartsenpraktijk van verweerster.

Op 7 januari 2016 is een recept voor hydrocortison/miconazol crème ten behoeve van klager digitaal verzonden aan de Service-apotheek in E.. De gemachtigde van klager heeft op 8 januari 2016 gebeld met de doktersassistente en te kennen gegeven dat het recept naar de apotheek F. had moeten worden gezonden. Dit heeft de assistente vervolgens gedaan. Naar aanleiding van een incident in de praktijk tussen klager en de doktersassistente heeft de doktersassistente aangifte gedaan bij de politie. Aan klager is per aangetekende brief medegedeeld dat hij zou worden uitgeschreven uit de praktijk van verweerster. Kort daarna heeft de gemachtigde van klager verzocht tot overdracht van het medisch dossier aan een nieuwe huisarts. Op 12 januari 2016 werd bekend naar welke huisarts de gegevens moesten worden gezonden. Aan het verzoek tot overdracht is diezelfde dag voldaan.

            3. De klacht

            De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Er is door verweerster onzorgvuldig omgegaan met medische gegevens waardoor aan klager en zijn gemachtigde geestelijk en emotioneel leed is toegebracht.

            Ook wilde verweerster het medisch dossier niet opsturen naar de opvolgend huisarts.

4.  Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Het recept is gezonden naar de apotheek waar de laatste keer medicijnen zijn verstrekt aan klager. Bij verweerster was geen andere apotheek bekend. De assistente heeft het recept vervolgens, nadat contact met haar was opgenomen, verzonden naar de andere apotheek. Van enig onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest en van het toebrengen van geestelijk en emotioneel leed al helemaal niet.

Verweerster heeft de medische gegevens, direct nadat bekend was wie de opvolgend huisarts zou zijn, digitaal aan deze huisarts verzonden. Bij navraag bij de nieuwe huisarts is gebleken dat deze de aan hem gezonden medische gegevens met betrekking tot klager in verband met een verhuizing niet direct digitaal kon ophalen. Hiervan kan verweerster geen verwijt worden gemaakt.

            5.  Beoordeling van de klacht

Het college is van oordeel dat verweerster ten aanzien van het verzenden van het recept en het overdragen van de medische gegevens aan de nieuwe huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

            6. Slotsom

            De klacht zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2  De huisarts voert hiertegen verweer en concludeert primair tot niet

ontvankelijkverklaring van klager, subsidiair tot verwerping van het beroep.

4.3       Voor de stelling van de huisarts dat het beroep in de onderhavige zaak niet door klager maar door C. is ingediend en dat deze laatste daarom niet in het beroep kan worden ontvangen ziet het Centraal Tuchtcollege geen grond. Op 15 februari 2017 heeft het College een door klager ondertekende machtiging ontvangen waaruit blijkt dat klager C. heeft gemachtigd om namens hem in de onderhavige zaak op te treden.

4.4       Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en  dr. M.K. Dees

en drs. M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2017.

                        Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.