ECLI:NL:TGZCTG:2017:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2017.003

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:178
Datum uitspraak: 22-06-2017
Datum publicatie: 22-06-2017
Zaaknummer(s): C2017.003
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts (hierna: “de arts”). Klager is in de periode april 2013 tot oktober 2014 patiënt geweest in de praktijk van de arts Nadat klager zich in verband met verhuizing had ingeschreven bij een nieuwe huisarts heeft de arts het analoge en digitale dossier aan de nieuwe huisarts toegezonden. Sindsdien heeft klager de arts twee keer verzocht het dossier aan te passen, welke aanpassingen de arts heeft doorgevoerd. Bij het derde verzoek om aanpassing heeft klager aangegeven dat als de arts de aanpassing niet in het dossier zou doorvoeren hij een klacht tegen de arts zou indienen. De arts heeft opgemerkt dat als een bedreiging te beschouwen en heeft dit weergegeven in het huisartsenjournaal waarover hij nog beschikte. Hierna heeft klager een klacht ingediend bij het tuchtcollege. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingegaan op het verzoek van klager om de vermelding in het medische dossier van klager d.d. 25 januari 2016 (kennelijk zijn bedoeld de woorden ‘bedreiging’ in de weergave van het gesprek van 30 december 2015, gelet op de weergave in het medisch dossier – laatste bijlage bij het klaagschrift) te verwijderen en van het dossier weer een kopie naar zijn nieuw huisarts te sturen. Het  RTG Den Haag: heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.003 van:

A., wonende te B., appellant,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beroep,

gemachtigde: mr. C.J. van Weering, werkzaam te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna te noemen klager - heeft op 18 februari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C.  - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 4 oktober 2016, onder nummer 2016-045 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Bij e-mailbericht van 20 februari 2017 heeft klager het Centraal Tuchtcollege laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De arts heeft daarop bij brief van 10 april 2017 bericht dat ook hij niet aanwezig zal zijn bij de zitting.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal College van 11 mei 2017.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2.       De feiten

2.1       Verweerder is sinds 1996 huisarts. Sinds 2004 praktiseert hij in D.

2.2       Klager is in de periode april 2013 tot oktober 2014 patiënt geweest in de praktijk van verweerder. Nadat klager zich in verband met verhuizing had ingeschreven bij een nieuwe huisarts heeft verweerder het analoge en digitale dossier aan de nieuwe huisarts toegezonden.

2.2       Sindsdien heeft klager tot twee keer toe contact opgenomen met verweerder met het verzoek om aanpassingen in het dossier, waarna verweerder de gevraagde aanpassingen op 26 november en 8 december 2015 heeft aangebracht in zijn eigen elektronisch dossier en een hard copy ervan naar de nieuwe huisarts heeft gezonden.

2.3       Op 30 december 2015 heeft klager verweerder gebeld en verzocht om een laatste aanpassing. Klager zei dat als verweerder dat niet zou doen klager een klacht tegen hem zou moeten indienen. Verweerder heeft opgemerkt dat als een bedreiging te beschouwen. Verweerder heeft dit gesprek (inclusief het woord ‘bedreiging’) weergegeven in het huisartsenjournaal waarover hij nog beschikte. Hierna heeft klager een klacht heeft ingediend bij het Tuchtcollege.

3.         De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij niet is ingegaan op het verzoek van klager om de vermelding in het medische dossier van klager d.d. 25 januari 2016 (kennelijk zijn bedoeld  de woorden ‘bedreiging’ in de weergave van het gesprek van 30 december 2015, gelet op de weergave in het medisch dossier – laatste bijlage bij het klaagschrift) te verwijderen en van het dossier weer een kopie naar zijn nieuwe huisarts te sturen.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Toen klager uit de praktijk van verweerder was uitgeschreven, heeft verweerder, zoals gezegd, het volledige dossier aan de nieuwe huisarts van klager toegezonden.

5.2       Verweerder is klager tegemoet gekomen en heeft de aanpassingen die klager verlangde steeds aangebracht in zijn eigen elektronische schaduwdossier, volgens verweerder ook die van 30 december 2015/25 januari 2016, en heeft de nieuwe, aangepaste versie in papieren vorm aan de huisarts van klager, respectievelijk klager verstuurd.

5.3       Verweerder had niet méér kunnen doen dan aangegeven in rechtsoverweging

5.2. Verweerder had zeker niet kunnen voldoen aan het verzoek van klager om de gewraakte passage te schrappen in het elektronisch patiëntendossier. Dit dossier berustte immers onder de nieuwe huisarts.  Het verwijt van klager treft dan ook reeds hierom geen doel.

5.4       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In zijn beroepschrift  heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

 4.3      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks

en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en

drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. C.F. van Spanje-van Klaveren, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2017.

Voorzitter  w.g.                      Secretaris  w.g.