ECLI:NL:TGZCTG:2017:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.298

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:101
Datum uitspraak: 16-03-2017
Datum publicatie: 16-03-2017
Zaaknummer(s): C2016.298
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater, inhoudende dat zij klager voor 'junk' heeft uitgemaakt, dat klager dankzij de psychiater verstoken is geraakt van de medicatie die hij wel degelijk nodig heeft (oxazepam) en dat de psychiater de behandelrelatie met hem heeft beëindigd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat niet tot de vaststelling kan worden gekomen dat de psychiater de termen junk en junkengedrag jegens klager heeft gebruikt, dat de psychiater met haar beleid om het de medicatie (oxazepam) te stoppen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager, en dat klager bij de zorgoverdracht door de psychiater niet in zijn belangen is geschaad nu dit op zorgvuldige wijze is geschied. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.298 van:

A., wonende te B., appellant,

klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.

1.         Verloop van de procedure

A.- hierna klager - heeft op 25 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 juli 2016, onder nummer G2015/102, heeft dat College de klacht afgewezen.  

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 februari 2017, waar is verschenen de psychiater, bijgestaan door mr. Grondsma. Klager is niet verschenen.

De psychiater en mr. Grondsma hebben hun standpunt nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            "2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Klager is vanaf 1998 onder behandeling van de E.. Verweerster is als psychiater verbonden aan het F.-team (F. staat voor ‘F.’) te B.. Het F.-team is een onderdeel van de E. dat de behandeling verzorgt van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening, waarbij zorgvragen bestaan op meerdere levensgebieden. Sinds 2014 is verweerster betrokken bij de behandeling van klager.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1 Eerste klachtonderdeel

Verweerster heeft klager, vanwege zijn gebruik van het middel oxazepam, voor ‘junk’ uitgemaakt. Ook heeft ze hem beticht van het vertonen van ‘junkengedrag’. Klager herkent zich hier totaal niet in en verwijt verweerster deze kwalificaties.

3.2 Tweede klachtonderdeel

Vanaf zijn 17e levensjaar gebruikt klager benzodiazepines in verband met een angststoornis. Hij kreeg hiervoor altijd oxazepam voorgeschreven, elke maand drie doosjes à 30 tabletten van 50 mg per tablet. Hiervan gebruikte hij er drie per dag. Verweerster wilde klager op een bepaald moment maar één tablet van 10 mg per dag voorschrijven. Klager stelt dat deze dosering veel te weinig is voor hem.

Vervolgens verbood verweerster klagers huisarts ook om hem nog langer oxazepam voor te schrijven, hetgeen betekent dat hij door toedoen van verweerster ook bij zijn huisarts niet meer terecht kan voor deze medicatie. Dankzij verweerster is klager verstoken geraakt van de medicatie die hij wel degelijk nodig heeft. Hierdoor is zij te kort geschoten in haar zorgverlening jegens hem.

3.3 Derde klachtonderdeel

Inmiddels heeft klager zich moeten laten verwijzen naar een ander F.-team, omdat verweerster zijn psychiater niet meer wil zijn. Klager verwijt haar dat zij de behandelrelatie met hem heeft beëindigd doordat hij een klacht tegen haar heeft ingediend.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. 

4.1 Algemeen

Klager heeft al een lang verleden bij de E.. In 1998 is hij opgenomen geweest voor een observatieperiode. Toen werd gedacht aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis. In 1999 werd er een dysthyme stoornis vastgesteld en in 2002 een impulscontrole NAO (Niet Anderszins Omschreven). In 2005 vond er een collaps na alcoholintoxicatie plaats, waarna er een gegeneraliseerde angststoornis bij klager werd vastgesteld. Schizofrenie was hierbij niet uit te sluiten. In 2006 werd er een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO vastgesteld. In 2011 kreeg klager een ernstig auto-ongeluk. Hierna liet hij zich vrijwillig opnemen met als doel: observatie op psychotische verschijnselen. Vanwege een gebrek aan ziektebesef en overige zorgen rondom zijn persoon werd klager in zorg overgedragen aan de E. bij G., de voorloper van F. In de periode hierna kreeg hij oxazepam voorgeschreven. Zijn toenmalige behandelaars spraken hun zorgen uit over de hoeveelheid oxazepam die hij op eigen verzoek kreeg voorgeschreven. Klager kreeg hierover ook problemen met zijn huisarts en wisselde daardoor van huisarts. In mei 2012 werd de oxazepam beperkt tot 10 mg maximaal 2x daags.

Vanaf oktober 2014 raakte verweerster betrokken bij de behandeling van klager. In verband met het op dat moment bestaande beeld van verslaving aan oxazepam legde verweerster het gebruik aan banden. Aangezien klager bleef vragen om meer en zelfs bedreigingen aan haar adres uitte, besloot verweerster in overleg met de huisarts het voorschrijven van oxazepam te stoppen. Zij adviseerde op 25 september 2015 de huisarts hetzelfde te doen.  

4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel: het gebruik van termen als junk en junkgedrag

Verweerster betwist dat zij de termen heeft gebruikt die klager haar toedicht. Wel heeft zij haar zorgen uitgesproken over klagers verslaving en deze ook als zodanig benoemd.

4.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel: het niet meer voorschrijven van oxazepam en dat ook opleggen aan de huisarts

Verweerster erkent dat zij het gebruik van oxazepam door klager inderdaad heeft willen afbouwen en daar afstemming over heeft gezocht met de toenmalige huisarts. Reden hiervoor was dat zij een afhankelijkheid van klager aan oxazepam constateerde en er bovendien ook geen indicatie meer was voor dit middel en klager therapie aangeboden kreeg. Uit het Farmacotherapeutisch Kompas volgt overigens ook de aanbeveling dat oxazepam niet langer dan twee maanden voorgeschreven wordt.

De beslissing van verweerster was al met al volkomen terecht.

4.4 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel: het beëindigen van de behandelrelatie

Wat betreft de beëindiging van de behandelrelatie heeft verweerster ter zitting betoogd dat dit niet alleen is ingegeven door deze tuchtklacht, maar dat de verhouding tussen haar en klager al langer ernstig verstoord is. Er hebben zich meerdere incidenten voorgedaan. Klager meldde onder meer telefonisch dat hij en zijn partner met een pistool bij haar langs zouden komen. Ondanks dat hij zich daarvoor later heeft geëxcuseerd, heeft de moeizame verhouding tussen beiden, alsmede het feit dat hij een klacht tegen haar heeft ingediend ertoe geleid dat het haar verstandiger leek de zorg aan een ander over toe dragen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

Verweerster betwist de termen junk en junkengedrag te hebben gebruikt jegens klager. Nu de lezingen hierover verschillen en het dossier geen uitsluitsel biedt, komt het college niet tot de vaststelling dat wat klager hierover stelt juist is. De gegrondheid van dit klachtonderdeel kan reeds hierdoor niet worden vastgesteld. Het eerste klachtonderdeel faalt. 

5.3 Tweede klachtonderdeel

Verweerster heeft naar het oordeel van het college goed gemotiveerd uiteengezet dat het gebruik van het middel oxazepam niet langer geïndiceerd was en er andere behandelmethodes werden aangeboden aan klager voor zijn problematiek. Haar uiteenzetting vindt bovendien steun in het medisch dossier, hetgeen niet geldt voor de stellingen van klager. Dit betekent dat verweerster met haar beleid om de genoemde medicatie te stoppen niet tuchtrechtelijk  verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager. Ook het tweede klachtonderdeel zal derhalve worden afgewezen. 

5.4 Derde klachtonderdeel

Gezien haar motivering ter zitting kan het college verweerster volgen in haar beslissing om de behandeling van klager over te dragen. Nu dit op zorgvuldige wijze is geschied door ervoor te zorgen dat er een continuüm van zorg is blijven bestaan, is klager bij de zorgoverdracht niet in zijn belangen geschaad. Ook het derde klachtonderdeel is derhalve ongegrond." 

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "Vaststaande feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klager zijn hiervoor onder 2. "De klacht" vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De psychiater heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2       Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de psychiater tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder "5. Beoordeling van de klacht" heeft overwogen over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat niet tot de vaststelling kan worden gekomen dat de psychiater de termen 'junk' en 'junkengedrag' jegens klager heeft gebruikt, dat de psychiater met haar beleid om de medicatie (oxazepam) te stoppen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager en dat klager bij de zorgoverdracht door de psychiater niet in zijn belangen is geschaad nu dit op zorgvuldige wijze is geschied. Dit betekent dat de klacht van klager in al zijn onderdelen faalt.

4.3       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden juristen en drs. M. Drost en

mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2017. Voorzitter  w.g.    Secretaris w.g.