ECLI:NL:TGZRZWO:2016:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 071/2015

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:64
Datum uitspraak: 24-06-2016
Datum publicatie: 24-06-2016
Zaaknummer(s): 071/2015
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Op grond van de Wet Verbetering Poortwachter, in werking getreden april 2002, alsmede de bepalingen van de Werkwijzer arbeidsconflicten, Stichting Expertisecentrum Re-integratie (STECR (ic. Versie 5) en de Leidraad Bedrijfsarts en Privacy geen schending van beroepsgeheim nu het feitelijk om een spoedverzuimconsult ging waarvoor het beroepsgeheim niet in volle omvang geldt. Overige klachten wel gegrond. Klachten niet slechts werkgerelateerd. Verweerster had meer oog moeten hebben voor de psychische klachten van klaagster en de risicofactoren (burn out, werk en gezin), ook in combinatie met het (op zichzelf wel bestaande) arbeidsconflict, en de mogelijke gevolgen daarvan voor klaagster. Weliswaar noteerde zij dat klaagster “te veel klachten had om haar werkzaamheden te kunnen hervatten”,  maar toen klaagster om uitleg vroeg gaf verweerster slechts als reactie “het betekent datgene wat er staat en niet anders”. Het tweede (telefoon)gesprek met klaagster en het e-mailbericht van de werkgever daarna, hadden voor verweerster aanleiding moeten zijn om duidelijker uit te spreken dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. In elk geval had zij de bedoeling van haar advies beter aan klaagster en de werkgever moeten uitleggen. Ten slotte is weliswaar verdedigbaar dat verweerster naar aanleiding van het eerste spoedconsult niet onmiddellijk aanleiding zag om in te grijpen maar aan het tweede gesprek met klaagster had zij wel een vervolg moeten geven. 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 juni 2016 naar aanleiding van de op 1 april 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B 

k l a a g s t e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, werkzaam te B,

bijgestaan door D

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de repliek met bijlagen;

- de dupliek met bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 9 oktober 2015 gehouden gehoor in het kader van het  

   vooronderzoek.

De nadien, op 3 mei 2016, bij het college ingekomen stukken van de zijde van klaagster zullen niet worden meegenomen voor de beoordeling van de zaak. Deze stukken zijn niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend en nu verweerster ter zitting heeft verklaard dat zij hierdoor in haar verdediging is geschaad, acht het college het verzuim in verband met een goede procesorde niet verschoonbaar.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 13 mei 2016, alwaar zijn verschenen

klaagster vergezeld van haar echtgenoot en verweerster met haar gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1974, heeft zich op 4 oktober 2013 ziek gemeld bij haar werkgever, E.

Klaagster werd diezelfde dag uitgenodigd in verband met de ziekmelding op het “arbeidsomstandighedenspreekuur” van verweerster te verschijnen. Verweerster was niet de eigen bedrijfsarts van de werkgever. Zij deed het spreekuur vanwege de spoedeisendheid bij afwezigheid van de eigen bedrijfsarts.

Voorafgaand aan het spreekuur heeft verweerster telefonisch contact gehad met de werkgever van klaagster. Verweerster noteerde:

heeft ouderschapsverlof, 11 uur (gehad?), contract van 31 uur.

fie: 1 educatie, 2 centrale admi 3 OR. Mevrouw geeft aan P&O aan: is volwassen, kan prioriteiten stellen, heeft 3 kids en 1 van haar man.

Heeft zich per mailo ziek gemeld; laat me met rust. WIL niet naar Zetten.

Het fie is beneden peil, is ook met haar besproken.

Ik mag in SU zeggen: er zijn gesprekken over het werk geweest. Er is een voorgeschiedenis, mevrouw geeft aan dat ze haar kwaliteiten niet kwijt kan.

Nu spoedsu: WG heeft ziekte geaccepteerd, ook dysfie. Komt met: er is reorganisatie gaande, dus al veel stress in het bedrijf.

WG lijkt alle begrip te hebebn voor thuis.”

Dezelfde dag, nog voor het spreekuur, volgde nog informatie per e-mail van de werkgever:

“(…) Even toch de belangrijkste gegevens van de medewerker die vanmiddag komt op een rij

Mevr. A

Medewerker Informatie & advies (20,5 uur)

Medewerker Educatie (10,5 uur)

Ze werkt 31 uur, waarvan 11 uur ouderschapsverlof

Ze heeft naast haar gezin beide bovenstaande functies, volgt een HBO-opleiding, zit in de Ondernemingsraad

Ze werkt vnl. in F (G) en de vrijdag in H (middag en avond)

Mocht ze arbeidsgeschikt bevonden worden dan moet ze daarna haar werkzaamheden in H hervatten! Er is op dit moment nog geen vervanger voor haar en gezien de krappe bezetting ook moeilijk in te vullen.”

Verweerster heeft vervolgens klaagster op haar spreekuur gezien. Naar aanleiding van dit contact, eveneens op 4 oktober 2013, noteerde verweerster als anamnese:

“er is een conflict, 3 kinderen/studentHAN/OR moet 20 uur werken

Had een burn out 2012.

Vindt dat ze niet wordt gezien en gehoord.

Heeft geheel op eigen kracht hervat, maar is nu moe, wordt afgedankt, is te lastig, wil te veel.

Haar probleem ligt al bij ABVAKABO, Die gaat binnenkort contact opnemen met werkgever .”

Verder noteerde verweerster als Advies:

 “Mevrouw vertelde dat er in wezen sprake is van een conflictsituatie en dat zij haar vertegenwoordiger heeft ingeschakeld voor om uit deze situatie te geraken.

Zij heeft op dit moment te veel klachten om haar werkzaamheden te hervatten.

Ik heb geen verder advies dan: probeer uit deze situatie te geraken. Eventueel met behulp van een mediator.”

Verweerster noteerde bij Planning: “Geen vervolgafspraak bedrijfsarts vanwege eerst het probleem gaan oplossen. Daarna de werkhervatting gaan opstarten.”

Op 7 oktober 2013 heeft verweerster telefonisch contact gehad met de werkgever van klaagster.

Verweerster noteerde:

“gesproken: uitgelegd: conflict. Vindt WG niet, want is allen BT die dat vindt.

Advies: gesprekken voor oplossing en dan verder, 1 a 2 wkn time out.

WG vindt: dat BA het fie en werkweigeren had moeten gebruiken.

AdviesBA: WEL in gesprek blijven, ook nu.”

Verweerster heeft op 15 oktober 2013 nog telefonisch contact gehad met klaagster. Verweerster noteerde:

Ik heb A op haar verzoek gesproken op genoemde datum. Ondanks de uitleg in het spreekuur was haar niet duidelijk wat er in mijn advies geschreven stond.

Ik heb haar nogmaals uitgelegd wat de zin: te veel klachten om het werk te kunnen verrichten” betekent. Het betekent datgene wat er staat en niet anders.

Daarnaast heb ik haar uitgelegd dat de zinsnede “eventueel met behulp van een mediator” inderdaad betekent dat er, als dat nodig is, een mediator ingezet kan worden. Tevens heb ik haar in dat telefoongesprek geadviseerd een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV als ze een meningsverschil heeft met mij over mijn werkhervattingsadvies danwel over een meningsverschil met de werkgever over de arbeidsgeschiktheid.”

Verweerster adviseerde verder dat het, om onduidelijkheden te voorkomen, in belangrijke gesprekken handig kon zijn om een notulist aanwezig te laten zijn om latere discussies te voorkomen.

Per e-mailbericht van 17 oktober 2013 vraagt de werkgever van klaagster aan verweerster om verduidelijking van haar standpunt met betrekking tot de arbeids(on)geschiktheid van klaagster.

Bij brief van 6 december 2013 berichtte het UWV klaagster dat het UWV geen deskundigenoordeel kon geven omdat er geen sprake van een geschil over de arbeids(on)geschiktheid was.

Klaagster was vervolgens met haar werkgever onder meer verwikkeld in een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Uit stukken van het UWV blijkt dat klaagster nadien met recht een beroep heeft gedaan op een ziektewetuitkering. Klaagster is nog ziek en heeft een WIA uitkering aangevraagd.  

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-:

1.    schenden beroepsgeheim;

2.    het stellen van een verkeerde diagnose;

3.    onvoldoende informatie verstrekken over de begeleiding en de gevolgen daarvan;

4.    ten onrechte niet doorverwijzen naar een andere beroepsbeoefenaar.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De bedrijfsarts is de medisch specialist op het terrein van arbeid en gezondheid. Hij/zij heeft begeleidende, coördinerende en arbocuratieve taken. Bij de ziekteverzuimbegeleiding/sociaal-medische begeleiding adviseert de bedrijfsarts werknemer en werkgever. Daartoe beoordeelt hij/zij, op basis van het gesprek met de patiënt/werknemer en een zorgvuldig uitgevoerd onderzoek, de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer en geeft vervolgens met de conclusies van zijn/haar bevindingen een aan werknemer en werkgever gelijkluidend advies over medische belastbaarheid c.q. medische mogelijkheid tot werkhervatting. Daarnaast is de bedrijfsarts ook te allen tijde de begeleider van werknemer/patiënt. Als medicus heeft de bedrijfsarts primair tot taak het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer. Het advies wordt verwoord in termen van belastbaarheid. Bedrijfsartsen respecteren daarbij de relevante regelgeving, onder andere vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter, in werking getreden april 2002, alsmede de bepalingen van de Werkwijzer arbeidsconflicten, Stichting Expertisecentrum Re-integratie (STECR) en de Leidraad Bedrijfsarts en Privacy. Ten tijde van de onderhavige casus (2013) was versie 5 van genoemde Werkwijzer, van oktober 2010, van kracht.

5.3

Ten aanzien van de eerste klacht is het college van oordeel dat verweerster niet kan worden verweten dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Het is begrijpelijk dat klaagster dit stelt, aangezien het consult van 4 oktober 2013 in het dossier werd geboekstaafd als arbeidsomstandighedenspreekuur terwijl daarover niet zonder toestemming mag worden gerapporteerd. Nu echter voldoende is komen vast te staan dat het ging om een spoedverzuimconsult op verzoek van de werkgever, mocht verweerster hieruit, ook zonder toestemming van klaagster, verklaren zoals zij heeft gerapporteerd. Dit deel van de klacht is ongegrond.

5.4

Met betrekking tot de overige klachten concludeert het college dat verweerster is tekortgeschoten in de zorg die zij als bedrijfsarts ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Het college overweegt daartoe het volgende.

Toen klaagster op 4 oktober 2013 op het spoedspreekuur verscheen was zij overbelast door een combinatie van werk- en privétaken, waarbij ook een slepende discussie over ouderschapsverlof speelde. Verweerster liet zich echter geheel leiden door het door haar geconstateerde arbeidsconflict. Zij heeft, zoals zij ook ter zitting verklaarde, in de verwachting dat de klachten dan snel over zouden gaan, geadviseerd om uit de ontstane situatie te geraken, eventueel met behulp van een mediator. Hierbij heeft zij echter, naar het oordeel van het college, de spanningsklachten ten onrechte onderbelicht gelaten. Verweerster had meer oog moeten hebben voor de psychische klachten en risicofactoren, ook in combinatie met het (op zichzelf wel bestaande) arbeidsconflict, en de mogelijke gevolgen daarvan voor klaagster. Zij heeft te snel de conclusie getrokken dat de klachten hoofdzakelijk werkgerelateerd waren. Dit klemt te meer nu er sprake was van een langdurige stresssituatie en een burn out in het verleden.

In dat licht heeft verweerster ook in het vervolg onvoldoende zorgvuldig gehandeld.

Zij had weliswaar vastgesteld, en in het dossier genoteerd, dat klaagster “te veel klachten had om haar werkzaamheden te kunnen hervatten”,  maar uit het telefoongesprek met klaagster op 15 oktober 2013 bleek dat klaagster het advies niet goed had begrepen. Verweerster kwam naar aanleiding hiervan niet verder dan de, eveneens in het dossier vastgelegde opmerking: “het betekent datgene wat er staat en niet anders”. Het telefoongesprek met klaagster en het e-mailbericht van de werkgever daarna hadden voor verweerster aanleiding moeten zijn om duidelijker uit te spreken dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. In elk geval had zij de bedoeling van haar advies beter aan klaagster en de werkgever moeten uitleggen. Ten slotte is weliswaar verdedigbaar dat verweerster naar aanleiding van het eerste spoedconsult niet onmiddellijk aanleiding zag om in te grijpen maar aan het tweede gesprek met klaagster had zij wel een vervolg moeten geven. Zij had contact kunnen zoeken met de huisarts of de eigen bedrijfsarts van klaagster, zij had dit klaagster moeten adviseren of ze had een vervolgafspraak moeten maken.  Verweerster had in haar zorg voor klaagster een eigen verantwoordelijkheid, ook al was klaagster volgens eigen opgave inmiddels verwezen naar een psycholoog.

In bovengenoemde zin zijn de drie overige klachten dan ook gegrond.

5.5

Voor zover de klachten gegrond zijn zal het college een maatregel opleggen.

Verweerster heeft de medische beperkingen van klaagster gemist, zij het bij een eenmalig contact met klaagster, maar het college rekent het verweerster zwaar aan dat zij vervolgens naar aanleiding van het tweede contact met klaagster en de vraag van de werkgever geen duidelijkere uitleg en vervolg in begeleiding heeft gegeven. Om die reden acht het college een berisping op zijn plaats.

6.    DE BESLISSING

Het college

-      verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond (zie 5.3);

-      berispt verweerster;

-      wijst de klacht voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist,

E.I. van Dijk, E.H. The-van Leeuwen en dr. A.N.H. Weel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.