ECLI:NL:TGZCTG:2016:301 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.054
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2016:301 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-09-2016 |
Datum publicatie: | 14-09-2016 |
Zaaknummer(s): | c2016.054 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat (samengevat) klager zijn klacht niet van een deugdelijke onderbouwing heeft voorzien en vervolgens onvoldoende heeft ingebracht tegen de stelling van de psychiater dat er tussen hen beiden geen behandelrelatie heeft bestaan en ook niet anderszins is gebleken dat de psychiater op enigerlei wijze bij klagers behandeling betrokken is geweest. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege op juiste gronden heeft geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht en verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.054 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, (destijds) werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. F. Westenberg, advocaat te Hoorn (NH).
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 24 maart 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag, daarna overgedragen aan het Regionaal Tuchtcollege te Groningen, tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 december 2015, onder nummer G2015/70 heeft dat College klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.
De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 augustus 2016, waar zijn verschenen klager en de gemachtigde van de psychiater, mr. F. Westenberg. Klager en mr. Westenberg hebben de wederzijdse standpunten toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2.1 Klacht
Klager stelt dat verweerster hem al jaren op diverse wijzen geestelijk en lichamelijk beschadigt en complotten tegen hem smeedt. Zij zou zich zelfs aan een poging tot moord jegens hem schuldig hebben gemaakt.
2.2 Verweer
Verweerster voert aan dat zij nooit betrokken is geweest bij de behandeling van klager. Zij distantieert zich van de aantijgingen aan haar adres, die overigens ook niet zijn onderbouwd.
2.3. Oordeel
Het College overweegt het volgende. Klager heeft zijn klacht niet van een deugdelijke onderbouwing voorzien. Vervolgens heeft hij onvoldoende ingebracht tegen de stelling van verweerster dat er tussen hen beiden geen behandelrelatie heeft bestaan. Nu ook niet anderszins lijkt dat verweerster op enigerlei wijze bij klagers behandeling betrokken is geweest, luidt de conclusie dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht jegens verweerster.”
3. Beoordeling van het beroep
3.1 Het (aanvullend) beroepschrift van klager bevat bezwaren tegen de gang van zaken tijdens de procedure in eerste aanleg en tegen de inhoudelijke beoordeling van zijn klacht door het Regionaal Tuchtcollege. Naar het Centraal Tuchtcollege begrijpt, beoogt klager met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen.
3.2 De psychiater heeft verwezen naar het verweerschrift dat zij heeft ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege. Het verweer van de psychiater komt (kort gezegd) erop neer dat zij nooit betrokken is geweest bij de behandeling van klager. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager in het beroep refereert de psychiater zich aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege. Voor zover het Centraal Tuchtcollege klager ontvankelijk acht in het beroep, verzoekt de psychiater het Centraal Tuchtcollege het beroep te verwerpen.
Ontvankelijkheid van klager in het beroep
3.3 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat in het beroepschrift van
24 januari 2016 (ontvangen op 27 januari 2016) samen met het aanvullend beroepschrift van 4 april 2016 (ontvangen op 6 april 2016) in voldoende mate de gronden van het beroep zijn te lezen. Klager zal daarom in zijn beroep worden ontvangen.
Ontvankelijkheid van klager in zijn klacht
3.4 Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat (samengevat) klager zijn klacht niet van een deugdelijke onderbouwing heeft voorzien en vervolgens onvoldoende heeft ingebracht tegen de stelling van de psychiater dat er tussen hen beiden geen behandelrelatie heeft bestaan en ook niet anderszins is gebleken dat de psychiater op enigerlei wijze bij klagers behandeling betrokken is geweest.
3.5 Het Centraal Tuchtcollege oordeelt als volgt. In deze tuchtprocedure gaat het om het vaststellen van mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de psychiater, waarvoor klager de feiten zelf moet aandragen. Klager heeft noch in eerste aanleg noch in beroep (voldoende) duidelijk aangevoerd wat hij de psychiater verwijt en op welke feiten en gronden zijn klacht berust. Dit betekent dat de klacht onduidelijk en onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft derhalve op juiste gronden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
3.6 Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep zal worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter;
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen;
drs. A.C.L. Allertz en drs. E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en
mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2016.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.