ECLI:NL:TGZRAMS:2015:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2014/310

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2015:90
Datum uitspraak: 20-10-2015
Datum publicatie: 20-10-2015
Zaaknummer(s): 2014/310
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Verweerster is medisch adviseur bij CIZ. Klager verwijt verweerster dat zij partijdig en nalatig heeft gehandeld door een stuk niet mee te nemen in de beoordeling van de vraag of klager recht heeft op vergoeding van hulp. Voorts verwijt klager dat zij haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 11 september 2014 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde I , werkzaam bij F te D.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     het proces-verbaal van het op 17 december 2014 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;

De klacht is ter openbare terechtzitting gezamenlijk maar niet gevoegd behandeld met de klachtzaak tegen E, arts, geregistreerd onder nummer 14/204. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door I, werkzaam bij F te D.

De zaak wordt met instemming van partijen behandeld door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam.  

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Bij besluit van 22 oktober 2013 heeft het F (hierna: ‘F’) te G een indicatiebesluit genomen waarin staat dat klager aanspraak kan maken op 4 tot 6,9 uren (klasse 3) individuele begeleiding per week in de periode van 22 oktober 2013 tot 21 april 2014 en 2 tot 3,9 uren individuele begeleiding per week (klasse 2) van 22 april 2014 tot 21 oktober 2028.

2.2       Klager heeft op 19 november 2013 bezwaar gemaakt bij het F, Unit Bezwaar en Beroep te D tegen het aantal toegekende uren voor individuele begeleiding.

2.3       Het bezwaar van klager is bij besluit van 26 maart 2014 ongegrond verklaard en het indicatiebesluit van 22 oktober 2013 is gewijzigd onder de overweging – samengevat – dat klager niet langer aanspraak heeft op AWBZ-zorg. Weliswaar is klager bekend met psychiatrische problematiek waardoor hij matige tot ernstige beperkingen ondervindt op het gebied van sociale redzaamheid, gedrag, psychisch functioneren (concentratie) en psychisch welbevinden, maar omdat er nog behandeling uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) mogelijk is, bestaat er geen aanspraak op AWBZ-zorg. Dat behandeling mogelijk is, wordt gebaseerd op een brief van de behandelaar van klager, H, van 24 maart 2014, waarin deze arts schrijft dat de huidige behandeling bestaat uit het zoeken naar behandelmogelijkheden. Bij wijze van overgangsperiode is de eerder toegekende AWBZ-zorg gehandhaafd tot 6 weken na de datum van de beslissing op bezwaar.

2.4       Klager heeft tegen het besluit van 26 maart 2014 beroep ingesteld bij de Rechtbank I, afdeling bestuursrecht, locatie J.

2.5       Voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting op 8 september 2014 in voornoemde procedure heeft klager het afsluitend rapport van psychiater K en arts H (voornoemd) van 28 augustus 2014 – dat eiser diezelfde dag per e-mail had ontvangen – aan de rechtbank gestuurd.

2.6       Op 2 september 2014 ontving het F via de rechtbank de door klager in het geding gebrachte aanvullende informatie. Dezelfde dag heeft de rechtbank het F verzocht om schriftelijke te reageren op deze aanvullende informatie vóór de zitting van 8 september 2014.  De behandelend jurist van het F heeft verweerster gevraagd om het afsluitende rapport van 28 augustus 2014 op korte termijn te beoordelen.

2.7       Op 4 september 2014 heeft verweerster op de per e-mail ontvangen afsluitende rapportage van psychiater K en arts H van 28 augustus 2014 gereageerd. Verweerster heeft laten weten dat de status van de informatie niet duidelijk was. De rapportage is inhoudelijk niet beoordeeld.         

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht richt zich tegen de reactie van verweerster van 4 september 2014.  Volgens klager heeft verweerster partijdig en nalatig gehandeld door de herkomst van de afsluitende rapportage van 28 augustus 2014 niet te verifiëren en deze informatie niet te beoordelen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag liggende stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2       Verweerster is als medisch adviseur werkzaam bij het F. Het F indiceert AWBZ-zorg. Aan verweerster is, in het kader van een tussen het F en klager gevoerde beroepsprocedure ter zake het indicatiebesluit van 22 oktober 2013, de vraag voorgelegd om de actuele medische informatie van klager van 28 augustus 2014 te beoordelen.  Klager had een voor verweerster kenbaar belang bij een zorgvuldige beoordeling van de verstrekte informatie.

 5.3      Klager heeft de stelling dat verweerster partijdig zou zijn onvoldoende onderbouwd. Het College heeft hiervoor geen aanwijzing. In zoverre is de klacht ongegrond.

5.4       Verweerster heeft de verstrekte informatie niet beoordeeld omdat de status van de informatie niet duidelijk was. Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat binnen het F standaardnormen gelden voor de te beoordelen (medische) informatie ter voorkoming van fraude en dat zij bij de beoordeling van informatie altijd zeer alert is op deze mogelijkheid.

5.5       Het College begrijpt dat verweerster was bedacht op fraude. In de onderhavige zaak kon zij echter niet volstaan met de mededeling dat de status van de informatie haar niet bekend was. Het College heeft geen begin van verdenking van fraude kunnen constateren, terwijl de herkomst en authenticiteit van de informatie voor verweerster eenvoudig was te achterhalen. In deze situatie had het op de weg van verweerster gelegen, mede gezien het belang voor klager bij een zorgvuldige beoordeling, om de herkomst en status van de informatie te onderzoeken en deze informatie (na bevestiging van de herkomst en status) te beoordelen. De klacht is in zoverre gegrond.

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.6       De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het College neemt hierbij in aanmerking dat het handelen van verweerster mede haar oorzaak vindt in niet aan verweerster toe te rekenen omstandigheden. Binnen het F gelden immers standaardnormen waaraan te beoordelen (medische) informatie dient te voldoen. Het College acht daarom de maatregel van waarschuwing passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege:

- Verklaart de klacht gegrond;

- Legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gewezen op 8 september 2015 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

R. Vogelenzang, H. Donkers, C.M. Sonnenberg, leden-arts,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

mr. J.M. Sodderland-Elzas, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 20 oktober 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. mr. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. mr. J.M. Sodderland, secretaris