ECLI:NL:TGZCTG:2015:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2014.032

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:26
Datum uitspraak: 20-01-2015
Datum publicatie: 20-01-2015
Zaaknummer(s): C2014.032
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij niet tijdig een leesbaar transcript van zijn medisch dossier aan hem heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de orthopedisch chirurg gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval heeft nagelaten aan klager zo spoedig mogelijk een transcript van het medisch dossier te verstrekken als in artikel 7:456 lid 1 BW is bedoeld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en legt de maatregel van waarschuwing op.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.032 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag

tegen

C., orthopedisch chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. M. Christe, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 28 mei 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de orthopedisch chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van

4 november 2013, onder nummer 13124, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De orthopedisch chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 november 2014, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. Salomons voornoemd, en de orthopedisch chirurg, bijgestaan door mr. Christe voornoemd.

Mrs. Salomons en Christe hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd:

(…) 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager, die al 20 jaar aanhoudende schouderklachten had, kwam op 4 september 2008 voor het eerst in contact met verweerder, als orthopedisch chirurg werkzaam bij E., kliniek F. te D., een in operaties aan de gewrichten en overige aandoeningen van het bewegingsapparaat gespecialiseerde kliniek. Op 4 september 2008, 9 september 2009 en op 1 juli 2010 is klager door verweerder geopereerd, echter zonder succes: klagers klachten kwamen terug, verergerden en hij hield erge pijn. Op 18 april 2011 is klager geopereerd door een collega van verweerder G.. In de periode 2008 tot en met 2012 is klager nog gezien door verweerder, G. en H. alsmede door drie ook aan die kliniek verbonden fysiotherapeuten. Omdat klager aanhoudende klachten hield en zeer ontstemd was met name over het handelen van verweerder, heeft hij op 31 maart 2011 een klacht tegen verweerder ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie van E., welke commissie op 27 september 2012 een beslissing over de klachten tegen verweerder heeft genomen. Mede in verband met klagers voornemen om zich wegens de aanhoudende klachten tot een andere behandelaar te wenden, heeft klager via de functionaris van de klachtencommissie, getuige I., zijn medisch dossier opgevraagd, waarvan hem meerdere malen een kopie is verstrekt. Omdat klager meteen al constateerde dat het dossier handgeschreven notities bevatte, waarvan met name die van verweerder voor klager onleesbaar waren, heeft hij in de periode van december 2012 tot 11 februari 2013 herhaaldelijk via diezelfde klachtenfunctionaris tevergeefs om uitgetypte versies van alle handgeschreven notities uit dat dossier gevraagd. Nadat ook de klachtencommissie in haar uitspraak tot de conclusie kwam dat het dossier nauwelijks leesbaar is en een onvolledige indruk maakt, en klager nog steeds geen leesbaar dossier had ontvangen, heeft klager zich tot het tuchtcollege gewend met de klacht dat verweerder weigert díe gedeelten van het dossier die handgeschreven notities over consulten bevatten in verband met de onleesbaarheid van een groot gedeelte ervan, te vervangen door uitgetypte versies.

Op 8 mei 2013 heeft verweerder klager twee transscripties van de handgeschreven notities uit het medisch dossier doen toekomen: één in chronologische volgorde en één gebundeld per behandelaar, niet omdat verweerder daartoe wettelijk verplicht is, zo heeft hij uitdrukkelijk gesteld, maar om klager ter wille te zijn.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager heeft ter zitting bevestigd dat zijn klacht thans beperkt blijft tot het niet tijdig verstrekken van een leesbaar dossier.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft weersproken dat de handgeschreven notities niet voldoende leesbaar zijn. Voorts stelt hij dat het enkele feit dat notities mogelijk niet goed leesbaar zijn niet rechtvaardigt dat dat klachtonderdeel door de klachtencommissie gegrond is verklaard omdat die notities ook niet bedoeld zijn om te kunnen worden gelezen door de patiënt, maar door de hulpverlener zelf, de waarnemers of andere hulpverleners die bij de behandeling betrokken zijn of de behandeling overnemen. Verweerder huldigt het standpunt dat het dossier voor die kring van mogelijk belanghebbenden voldoende inzichtelijk is. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij pas na ontvangst van het klaagschrift op de hoogte was van het verzoek van klager tot het afgeven van een leesbare versie van het dossier.

            5. De overwegingen van het college

Artikel 7:454 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt: “De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te dien aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is.”.

In artikel 7:456 eerste volzin van het BW is te lezen dat de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden bedoeld in artikel 7:454 BW verstrekt.

Het college onderschrijft ten volle de constatering in de uitspraak van de klachtencommissie d.d. 27 september 2012 - voor zover in deze zaak relevant - dat vele handgeschreven aantekeningen in het dossier nauwelijks leesbaar zijn. Dat de patiënt zelf als de meest belanghebbende recht heeft op het ook voor hem inzichtelijk en dus leesbaar zijn van het dossier, spreekt naar het oordeel van het college voor zich en vloeit voort uit het recht voor de patiënt als beschreven in artikel 7:454 BW, daargelaten natuurlijk het feit dat de behandelaar in zijn eigen vakjargon aantekening mag houden van voor de behandeling belangrijke feiten en omstandigheden en niet verplicht is of kan worden telkens die feiten en omstandigheden in voor de patiënt begrijpelijke taal te verwoorden.  

Verweerder heeft ter zitting gesteld pas op 21 maart 2013, na het indienen van de klacht van klager bij het tuchtcollege, op de hoogte te zijn gesteld van klagers verzoek om leesbare getypte versies van de in klagers ogen onleesbare handgeschreven notities uit het dossier. Getuige I. heeft ter zitting bevestigd dat zij niet eerder met verweerder over het herhaaldelijk aan haar gericht verzoek met verweerder heeft gesproken, omdat de kliniekmanager en de aansprakelijkheidsadviseur van de kliniek haar hadden geadviseerd niet aan klagers verzoek gehoor te geven. (Ter zitting heeft zij desgevraagd overigens wel betoogd, dat zij achteraf gezien dit verzoek beter en eerder met verweerder had moeten kortsluiten.) Dit zo zijnde, rest het college te beoordelen of verweerder aan zijn plicht heeft voldaan als bedoeld in artikel 7:456 eerste volzin van het BW, om “zo spoedig mogelijk” getypte versies van de onleesbare notities uit het dossier aan klager te verstrekken, nu verweerder bij schrijven van

8 mei 2013 de twee transscripties van de handgeschreven notities aan klager heeft doen toekomen. Het college is van oordeel dat, ook al houdt het college rekening met het feit dat er ook notities van twee andere behandelaren in getypte vorm moesten worden omgezet, niet gezegd kan worden dat verweerder “zo spoedig mogelijk” aan het verzoek heeft voldaan, zeker niet nu hij niet met klager heeft kortgesloten, waarom hij niet op kortere termijn aan zijn verzoek zou kunnen voldoen. De tijd die verweerder daarvoor heeft genomen, ruim zes weken, is naar het oordeel van het college, gelet op voornoemde omstandigheden waarin verweerder afhankelijk was van de medewerking van twee andere collega’s, echter ook niet dermate lang, dat gezegd moet worden dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

De opmerking van de zijde van verweerder aan het adres van klager in het begeleidend schrijven daarbij dat verweerder het verstrekken van die transscripties als een soort service aan klager beschouwt, omdat hij hiertoe niet verplicht is, onderschrijft het college met verwijzing naar het hierboven in de uitspraak overwogene met betrekking tot de functie van het medisch dossier en het recht van ook een patiënt daarop, in het geheel niet.

Het college komt op grond van al het vorenoverwogene tot de conclusie de klacht ongegrond is. (…).

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “ 2. De feiten ” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              Het hoger beroep van klager richt zich tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de orthopedisch chirurg niet “zo spoedig mogelijk” als in artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bedoeld aan het verzoek van klager om hem getypte versies van de onleesbare handgeschreven notities uit zijn medisch dossier te verstrekken, heeft voldaan, maar dat de tijd die de orthopedisch chirurg daarvoor heeft genomen (ruim zes weken) niet dermate lang is dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2       Klager heeft zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De orthopedisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       In artikel 7:454 lid 1 BW is bepaald dat de hulpverlener een dossier inricht met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te dien aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan patiënt noodzakelijk is. In artikel 7:456 lid 1 BW is bepaald dat de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 7:454 BW verstrekt.

4.4       Tussen partijen is niet in geschil dat de orthopedisch chirurg aan klager een afschrift van zijn medisch dossier heeft verstrekt en dat daarin handgeschreven passages zijn opgenomen die voor klager (en voor andere derden) niet leesbaar zijn. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de orthopedisch chirurg daarmee niet aan zijn wettelijke verplichting heeft voldaan, aangezien uit artikel 7:454 lid 1 BW jo. 7:456 lid 1 BW voortvloeit dat de patiënt recht heeft op een afschrift van het medisch dossier dat voor hem inzichtelijk en dus leesbaar is. De orthopedisch chirurg diende, op verzoek van klager, een getypte transcriptie van de handgeschreven delen van het medisch dossier aan klager te verstrekken. Het geschil tussen partijen heeft betrekking op de vraag of hij dit, zo spoedig mogelijk als in artikel 7:456 lid 1 BW is bedoeld, heeft gedaan. Het Centraal Tuchtcollege overweegt in dit kader het volgende.

4.5       Klager is op 4 september 2008, 9 september 2009 en 1 juli 2010 door de orthopedisch chirurg, werkzaam bij E., kliniek F. te D. (hierna: E.), geopereerd wegens langdurig aanhoudende schouderklachten. Bij brief van 31 maart 2011 heeft klager bij de onafhankelijke klachtencommissie van E. een klacht jegens de orthopedisch chirurg ingediend. In de uitspraak van 27 september 2012 heeft die klachtencommissie die klacht in overwegende mate gegrond verklaard en, voor zover hier van belang, de volgende aanbeveling aan de directie van E. gedaan:

•         Bevorderen dat het medisch dossier van klager, voor zover incompleet, alsnog wordt aangevuld, zodat klager als gevolg van het ontbreken van gegevens niet in zijn belangen wordt getroffen.

•          In algemene zin erop toezien dat het medisch dossier wordt bijgehouden conform de eisen die de professionele standaard met zich brengt.

Voorts heeft de klachtencommissie, voor zover hier van belang, overwogen:

(…) Klachtonderdeel 9:        antidateren in het patiëntendossier

Dit klachtonderdeel ziet in de eerste plaats op het antidateren van het medisch dossier en daarnaast in algemeen zin op het feit dat dossier slecht bijgehouden en nauwelijks leesbaar zou zijn. Bij raadpleging van het dossier is het voor de commissie onduidelijk wie op welke datum notities heeft gemaakt in het dossier. Zo heeft de arts verklaard dat de aantekening bij 21-10-2010 niet klopt omdat een secretaresse die datum zou hebben toegevoegd. De commissie heeft voorts vastgesteld dat het dossier nauwelijks leesbaar is en een onvolledige indruk maakt.

(…)

De orthopedisch chirurg heeft erkend dat hij de beslissing van de klachtencommissie heeft ontvangen en dat hij daarvan heeft kennisgenomen. Dit blijkt onder meer uit een brief van de chirurg aan de klachtencommissie d.d. 4 december 2012, in welke brief hij op de uitspraak van de klachtencommissie reageert.

4.6       Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat op basis van de bij de klachtencommissie ingediende klacht en de daaropvolgende uitspraak van

27 september 2012 in elk geval vanaf het moment van die uitspraak voor de orthopedisch chirurg kenbaar was, althans had moeten zijn, dat klager een leesbare transcriptie van het medisch dossier wenste te ontvangen en dat klager daarop ook recht had. Het had daarom, ook zonder een daartoe strekkend verzoek van klager, naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie op de weg van de orthopedisch chirurg gelegen zodanige transcriptie aan klager te verstrekken. Dat de manager van E. dit de orthopedisch chirurg heeft afgeraden, zoals de orthopedisch chirurg stelt, leidt niet tot een ander oordeel. De orthopedisch chirurg heeft in relatie tot klager als zijn patiënt een eigen verantwoordelijkheid. Aan deze verantwoordelijkheid kan hij zich niet met een beroep op het beleid van de kliniek onttrekken.

4.7       Ook indien juist zou zijn dat het verzoek van klager de orthopedisch chirurg voor het eerst op 21 maart 2013 heeft bereikt en dat - in afwijking van het voorgaande - pas op dat moment voor de orthopedisch chirurg kenbaar was dat klager een getypt transcript van het medisch dossier wenste te ontvangen, kan niet worden aangenomen dat de orthopedisch chirurg heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem verwacht had mogen worden. Tussen de datum waarop de orthopedisch chirurg – in dat geval- de klacht heeft ontvangen (21 maart 2013) en de datum waarop de orthopedisch chirurg een getypt transcript van het medisch dossier aan klager heeft verstrekt (8 mei 2013), zijn ruim zes weken gelegen. Anders dan de orthopedisch chirurg stelt, valt deze looptijd niet te wijten aan het feit dat het medisch dossier ook handgeschreven notities van twee collega’s van hem bevat. Uit de overgelegde correspondentie blijkt immers dat klager expliciet alleen om een getypt transcript van de handgeschreven passages van de orthopedisch chirurg heeft verzocht.

Het verstrekken van het transcript na verloop van een termijn van ruim zes weken kan niet worden aangemerkt als het zo spoedig mogelijk verstrekken als in artikel 7:456 lid 1 BW is bedoeld.

4.8       De conclusie van het voorgaande is dat het Centraal Tuchtcollege van oordeel is dat de orthopedisch chirurg tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door na te laten zo spoedig mogelijk een leesbaar transcript van het medisch dossier aan klager te verstrekken. Het beroep van klager is gegrond. Het Centraal Tuchtcollege acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.9       Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

en opnieuw rechtdoende:

verklaart de klacht gegrond;

legt de orthopedisch chirurg de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en dr. R.M. Bloem en dr. W.J. Rijnberg, leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2015.

                        Voorzitter   w.g.                     Secretaris w.g.