ECLI:NL:TGZRAMS:2014:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/315T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2014:81
Datum uitspraak: 12-08-2014
Datum publicatie: 12-08-2014
Zaaknummer(s): 2013/315T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de tandarts dat hij opeens is vertrokken en de behandeling abrupt heeft beëindigd zonder een goede overgangsregeling en dat hij niet is aangesloten bij een klachtregeling. Voorts verwijten zijn de tandarts dat hij hen op onzorgvuldige wijze heeft behandeld door ondeugdelijk plaatwerk te leveren, te behandelen zonder informed consent en zonder een behandelplan. Verweerder heeft geen verweer gevoerd, omdat hij onvindbaar is.

  REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 augustus 2013  binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B ,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

zonder bekend woon- of werkadres,

v e r w e e r d e r,

niet verschenen.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift binnengekomen bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag op 23 augustus 2013 en bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam op 28 augustus 2013;

-                     het aanvullend klaagschrift binnengekomen op 19 september 2013;

-                     de brief van klaagster d.d. 6 maart 2014;

-                     de brief van D, tandheelkundig adviseur, van 17 april 2014;

-                     de brief van klaagster d.d. 1 mei 2014.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld op 17 juni 2014. Klaagster en verweerder zijn niet verschenen. Klaagster was afwezig met bericht. Verweerder is opgeroepen op de bij het college bekende adressen, waaronder het adres dat laatstelijk als werkadres in het BIG-register is vermeld en op welk adres hij niet (meer) bekend is.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1  Klaagster heeft zich in november 2011 voor het eerst gewend tot verweerder, die toen werkzaam was bij E te B.  Hij heeft de elementen 11, 12, 21 en 22 verwijderd en een tijdelijke voorziening geplaatst.  Op 21 maart 2012 heeft hij een 9-delige brug geplaatst op 3 pijler elementen.

2.2  Verweerder heeft nog een aantal keren op verzoek van klaagster deze brug in de mond beslepen. Uiteindelijk is klaagster in juli 2012 naar een andere tandarts gegaan.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder voorafgaand aan de behandeling geen vooronderzoek heeft gedaan en geen foto’s heeft gemaakt van het gebit van klaagster. Hij heeft daardoor een verkeerde diagnose gesteld. Het plaatsen van het brugdeel was zinloos en het paste niet goed. Klaagster heeft daardoor veel pijn geleden. In mei 2012 was verweerder bovendien plotseling verdwenen.  Ter onderbouwing van haar klacht heeft verweerster een rapportage in het geding gebracht van tandarts D d.d. 6 februari 2013. Zijn conclusie luidt dat verweerder ten onrechte geen parodontaal en röntgenologisch onderzoek heeft verricht voorafgaand aan de behandeling, met als gevolg dat verweerder tot een onjuiste diagnose is gekomen. Verder meent hij dat de begroting (een 8-delige brug met vier brugpijlers en 4 brugtussendelen) wezenlijk afwijkt van de rekening t.b.v. de geplaatste 9-delige brug met drie brugpijlers en zes brug(tussen)delen. Ook is volgens hem de behandelplanning en de uitvoering van de behandelingen beneden de professionele standaard en de nazorg onvoldoende. De heer D heeft aan het college de 9-delige brug doen toekomen alsmede het tijdelijke cement dat verweerder aan klaagster had verstrekt om zonodig de brug zelf vast te zetten.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft niet gereageerd op de klacht.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college acht de klachten gegrond. Van verweerder mag worden verwacht dat hij handelt als een redelijk bekwame beroepsgenoot, rekening houdend met hetgeen in zijn beroepsgroep als norm wordt aanvaard. Verweerder heeft hier niet naar gehandeld.

5.2 Gelet op de door hem verrichte tandheelkundige handelingen bij klaagster, te weten  het verwi jderen van elementen, het vervaardigen van een tijdelijke voorziening en het plaatsen van een brug, had verweerder parodontaal en röntgenologisch onderzoek moeten verrichten voorafgaand aan de behandelingen. Het college sluit op dit punt aan bij de rapportage van tandarts D. Verweerder heeft verder door het ontbreken van behoorlijk vooronderzoek een verkeerde diagnose gesteld en vergeefs een brug geplaatst. Het gebit van klaagster was immers ongeschikt om een brug in te plaatsen. Ook hier neemt het college de bevindingen van tandarts D over. De stelling van klaagster dat het brugdeel niet goed paste en dat zij hierdoor veel pijn heeft geleden, is niet bestreden. Daarom gaat het college uit van de juistheid daarvan, te meer daar in de patiëntenkaart staat vermeld dat de brug op het model wiebelde en desondanks toch geplaatst is. Tot slot is gebleken dat klaagster terecht stelt dat verweerder op een gegeven moment is verdwenen. Ook het college heeft geen contact kunnen krijgen met verweerder. Zijn huidige woon- en werkadres zijn niet bekend. Het college acht dat klachtwaardig. Klaagster heeft op haar klachten geen reactie gekregen van verweerder en aan het college heeft hij geen verantwoording afgelegd, terwijl in de beroepsgroep als norm geldt dat klachten van patiënten door de tandarts serieus worden genomen en dat daarop wordt gereageerd en dat de tandarts zich bij het college toetsbaar opstelt.

6. De op te leggen maatregel

6.1 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.

6.2 Het college acht de maatregel van schorsing voor de duur van een jaar passend om de volgende redenen. Het tandheelkundig handelen van verweerder jegens klaagster is onder de maat geweest. Bovendien is verweerder in de loop van het jaar 2012 voor klaagster onvindbaar geraakt en is dat gebleven. Dit is onzorgvuldig jegens klaagster en het past een tandarts niet. Kennelijk heeft verweerder bovendien zijn inschrijving in het BIG-register niet up to date gehouden. Op het laatst vermelde werkadres is hij onbekend. Hierdoor kan hij geen verantwoordelijkheid afleggen voor zijn handelen, hetgeen hem door het college zwaar wordt aangerekend. Verweerder onttrekt zich zo aan de tuchtrechtspraak.   

6.3  Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing op na te melden wijze bekend worden gemaakt.

7. De beslissing

Het regionaal tuchtcollege:

- schorst de inschrijving van verweerder in het BIG-register voor de duur van één jaar;

- bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften het Nederlands tandartsenblad en Dentz ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus gewezen op 17 juni 2014 door:

mr. M. van Walraven, voorzitter,

H.C. van Renswoude, R. Müller en B.D. Stibbe, leden-tandarts,

mr. C.E. Polak, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 juli 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. M. van Walraven, voorzitter

w.g J.W. Rouwendal, secretaris