ECLI:NL:TGDKG:2018:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 735.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:39
Datum uitspraak: 06-04-2018
Datum publicatie: 09-04-2018
Zaaknummer(s): 735.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: waarschuwing. De gerechtsdeurwaarder had geen uitdrukkelijke (schriftelijke) toestem­ming van het kind om de opdracht uit te voeren. De opdracht is aangenomen via de moeder, waarbij gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van de mededelingen van de moeder. Anders dan de overtuiging van de gerechtsdeurwaarder dat de (impliciete) toestemming is gelegen in de familiebetrekkingen, was de uitdrukkelijke toestemming van het (inmiddels) meerderjarig kind wel degelijk vereist.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/611694 DW RK 16/735 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ]

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 juli 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 5 augustus 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 februari 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 27 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een op 29 januari 2016 afgege­ven grosse van een notariële akte, houdende een aanvullende overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap, verleden door de notaris op 25 augustus 2005, alsmede een aan de akte gehechte en daarvan onlosmakelijk onderdeel vormende echtscheidingsconvenant, getekend op 13 juni 2005, aan klager betekend.

-           Klager wordt in voornoemd exploot bevolen om achterstallige kinderalimen­tatie te betalen, berekend tot en met mei 2016.

-           Op 2 juni 2016 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de gerechts­deurwaarder waarin hij mededeelde dat er ten onrechte namens zijn dochter bevel was gedaan om de termijnen vanaf maart 2016 te voldoen. Namens de gerechtsdeurwaarder is gevraagd aan klager om dit op schrift te stellen.

-           Dezelfde dag (2 juni 2016) heeft klager de gerechts­deurwaarder een e-mail doen toekomen, die tevens een officiële klacht bevatte.

-           Bij schrijven van 16 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de vordering verminderd met de termijnen vanaf maart 2016.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat hij:

a:         onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder (schriftelijke) opdracht van de dochter van klager, [   ] (hierna: het kind), een dwangbevel aan hem te betekenen;

b:         klager telefonisch onbeschoft te woord heeft gestaan;

c:         nimmer een reactie heeft gegeven na indiening van een officiële klacht bij de gerechtsdeurwaarder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de Kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij geen uitdrukkelijke (schriftelijke) toestem­ming van het kind had om de alimentatie na maart 2016, de maand waarin het kind meerderjarig werd, te vorderen. De opdracht is aangenomen via de moeder, waarbij gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van de mededelingen van de moeder, terwijl niet is gebleken dat daar een (schriftelijke) machtiging aan ten grondslag heeft gelegen. Anders dan de overtuiging van de gerechtsdeurwaarder dat de (impliciete) toestemming is gelegen in de familiebetrekkingen, was de uitdrukkelijke toestemming van het (inmiddels) meerderjarig kind wel degelijk vereist. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b, waarin klager stelt telefonisch onbeschoft et woord zijn gestaan overweegt de Kamer als volgt. De ge­rechts­deurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot deze onheuse bejegening uitdrukkelijk ontkend. Klager heeft niet nader heeft onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan en uit de door klager overgelegde correspondentie blijkt niet van enige onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarder. Klachtwaardig handelen kan dan ook niet worden vastgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de Kamer als volgt. Klager heeft zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder op 2 juni 2016 bij hem (per e-mail) inge­diend. De e-mail van klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 3 juni 2016 naar zijn opdrachtgeefster doorgestuurd. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 16 juni 2016 een e-mail doen toekomen waarin aan klager kenbaar wordt gemaakt dat de vordering is verminderd met de termijnen vanaf maart 2016. Dit is een tijdige en reactie op de klacht. Klager heeft niet toegelicht dat hiermee niet of onvoldoende aan zijn klacht tegemoet is gekomen.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart onderdeel a) van de klacht gegrond en de overige onderdelen ongegrond.

-          legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. W.M. de Vries en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.