ECLI:NL:TGDKG:2018:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632621 / DW RK 17/734

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:31
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): C/13/632621 / DW RK 17/734
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vordering zorgverzekeraar. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 juli 2017 met zaaknummer C/13/618404 / DW RK 16/1206 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/632621 / DW RK 17/734 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 november 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 november 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 11 juli 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 19 juli 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 december 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2017 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 april 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is door de zorgverzekeraar van klager belast met het innen van opstaande bedragen. Het betreft de dossiers met nummers 11912231 en 23519160.

-           In het dossier met nummer 11912231 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 18 december 2014 een brief verzonden waarin aangekondigd wordt klager in rechte te betrekken indien hij niet betaalt;

-           Op 18 en 19 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager geschreven dat hij vijf dagen de tijd krijgt om zijn bezwaar tegen de vordering met stukken te onderbouwen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet voortvarend heeft gehandeld door klager niet in rechte te betrekken, waardoor klager geen reconventionele vordering kon instellen tegen de zorgverzekeraar. Daarnaast beklaagt klager zich over de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde korte termijnen: op 18 november 2015 is een termijn van 14 dagen voor reactie gegeven en op 19 november 2015 een termijn van 5 dagen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, hetgeen op grond van de wet niet mogelijk is. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) wordt de aan het kantoor van GGN verbonden gerechtsdeurwaarder die heeft aangevoerd verantwoordelijk te zijn voor het dossier van klager als beklaagde  aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Dit is niet het geval. Hiertoe dient het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft de opdracht ontvangen een openstaand bedrag op klager te innen. Na aanmaning heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld de opdracht te hebben gekregen om hem te dagvaarden indien de vordering niet zou worden voldaan. Uit het feit dat de gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid had om klager te dagvaarden, kan klager geen recht ontlenen dat hij ook daadwerkelijk zal worden gedagvaard. Uit het verweerschrift blijkt dat de vordering is geretourneerd naar [  ], omdat [  ] de gerechtelijke weg niet wilde inslaan. Klager zal daarom zelf het initiatief moeten nemen de gang naar de rechter te maken indien hij de vordering wil betwisten. Dat hij daarvoor geen middelen heeft, valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.3 Op 18 november 2015 en 19 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder brieven verstuurd waarin, anders dan in de klacht is vermeld, in beide gevallen gevraagd wordt binnen vijf dagen informatie op te sturen. De brief van 18 november 2015 is naar de postbus van klager gezonden en op 19 november 2015 is deze brief naar het huisadres gezonden. Klager is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.   

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat anders dan de gerechtsdeurwaarder stelt, het dossier van klager niet is teruggestuurd naar de zorgverzekering. De gerechtsdeurwaarder heeft het dossier doorgestuurd naar het kantoor te Rotterdam. Ter onderbouwing overlegt klager een tweetal brieven waaruit blijkt dat de vordering gewoon doorloopt. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klager nog steeds niet gedagvaard, ondanks aanzeggingen hiertoe.   

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat de zorginstelling van klager, nadat het verweerschrift bij de klacht was ingediend, heeft verzocht het dossier van klager toch weer op te pakken en in een zogenaamd bewakingsdossier te plaatsen. De door klager in verzet bijgevoegde brieven hebben betrekking op een andere vordering. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.