ECLI:NL:TGDKG:2018:30 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626081 DW RK 17/323

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:30
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): C/13/626081 DW RK 17/323
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Anders dan de voorzitter in de beslissing van 14 maart 2017 in rechtsoverweging 4.3 heeft overwogen, overweegt de kamer dat de vergissing van de gerechtsdeurwaarder om één van de drie dossiers na het vonnis van de kantonrechter niet te sluiten wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar is. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft voldaan aan artikel 4 van de Verordering beroeps- en gedragsregels van de Gerechtsdeurwaarders en kennelijk gebruik heeft gemaakt van een niet sluitend computersysteem. De gerechtsdeurwaarder had tevens alvorens klager te dagvaarden beter moeten onderzoeken of de vordering nog daadwerkelijk open stond. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder dit heeft gedaan. Verzet gegrond met oplegging van geldboete € 250,--.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 maart 2017 met zaaknummer C/13/610091 / DW RK 16/616 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/626081 / DW RK 17/323  ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 juni 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen [  ]. Bij verweerschrift, ingekomen per

e-mail op 15 augustus 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 maart 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 maart 2017. Bij brief, ingekomen op 24 maart 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 23 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 april 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     De gerechtsdeurwaarder is door [  ] (de opdrachtgever) belast met het incasseren van twee vorderingen op klager.

-     Deze vorderingen hebben betrekking op twee facturen. De eerste factuur betreft een bedrag van € 85,98 en ziet op de levering van twee boeken onder dossiernummer 4139956. De tweede factuur betreft een bedrag van

€ 185,95 en ziet op de levering van vijf boeken en is neergelegd in het dossier met nummer 4139950 (in de minnelijke fase) en 5137690 (vanaf de dagvaarding).

-     Op 30 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard inzake het dossier met nummer 5137690.

-     Bij akte van 7 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een eisvermeerdering gedaan, inhoudende toevoeging van de vordering in het dossier met nummer 4139956.

-     Bij vonnis van 27 oktober 2015 heeft de kantonrechter de vorderingen van de gerechtsdeurwaarder, ingesteld namens de opdrachtgever, afgewezen.

-     Op 18 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager inzake dossiernummer 4139956 gesommeerd om tot betaling over te gaan.

-     Op 26 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard inzake het dossier met nummer 4139956.

-     Bij akte van 2 augustus 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de vordering ingetrokken.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijst voor zijn klacht naar de door hem overgelegde ‘repliek’ (eigenlijk een conclusie van antwoord) met bijlagen van 15 juni 2016 die volgens klager zijn volledige klacht beschrijven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. [  ] is de naam van een gerechtsdeurwaarderskantoor en een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van

12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), wordt de aan het kantoor verbonden en in de aanhef van deze beschikking vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Klager heeft voor de inhoud van zijn klacht verwezen naar zijn ‘repliek’ in de tweede zaak die [  ] tegen hem heeft aangespannen. Dat stuk is echter primair opgesteld als verweer tegen de vordering van [  ]. Het is niet aan de tuchtrechter om in dat stuk uitvoerig te zoeken naar klachten tegen de gerechtsdeurwaarder, zodat alleen beslist zal worden op klachten die eenvoudig uit de ‘repliek’ zijn te destilleren. De (tuchtrechtelijk relevante) verwijten die in de repliek aan de gerechtsdeurwaarder worden gemaakt, zijn dat klager opnieuw is gedagvaard voor een vordering van [  ] die al door de rechter was afgewezen en dat die dagvaarding niet aan de eisen voldoet omdat de factuur waarvan betaling wordt gevorderd, niet is bijgevoegd.

4.3 Het is begrijpelijk dat het belastend voor klager is geweest om opnieuw te worden gedagvaard voor een vordering die al door de rechter was afgewezen. In het civiele recht geldt echter – anders dan in het strafrecht – niet het beginsel van ‘ne bis in idem’; in civiele zaken is het met andere woorden niet verboden een vordering opnieuw in te stellen. De civiele rechter zal van geval tot geval moeten beslissen of een eerder afgewezen vordering opnieuw voor beoordeling in aanmerking komt. Dat de gerechtsdeurwaarder, zoals klager stelt, doelbewust de vordering opnieuw heeft ingesteld, blijkt niet. Daarvoor kan in elk geval geen aanknopingspunt worden gevonden in de stelling van klager dat een nieuwe vordering instellen goedkoper was dan hoger beroep. In dit geval was hoger beroep niet mogelijk, omdat de vordering onder de appelgrens lag. Mede in dat licht is het betoog van de gerechtsdeurwaarder, dat het dossier met nummer 4139956 na het vonnis abusievelijk niet is gesloten, waarna in dat dossier weer een aanmaning is uitgegaan en, nadat op de aanmaning niet was gereageerd, een dagvaarding, niet ongeloofwaardig. De vergissing is weliswaar, in de woorden van de gerechtsdeurwaarder, een slordige fout, maar leidt niet tot een tuchtrechtelijk gegrond verwijt.

4.4 Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht geldt dat het niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter behoort om over de geldigheid van een dagvaarding te oordelen. Daar gaat de civiele rechter over. Voor zover klager ten slotte bedoeld heeft in deze tuchtzaak schadevergoeding te vorderen, geldt daarvoor hetzelfde; dit behoort niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het er sterk op lijkt dat de gerechtsdeurwaarder op eigen initiatief, dus zonder opdracht van de opdrachtgever, heeft besloten een tweede kort geding op te starten voor een vordering die reeds door de rechter was afgewezen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klager heeft tegen het tweede onderdeel van de klacht geen gronden in verzet aangevoerd, zodat de beslissing van de voorzitter op dit onderdeel van de klacht in stand dient te blijven.

7.2 Anders dan de voorzitter in de beslissing van 14 maart 2017 in rechtsoverweging 4.3 heeft overwogen, overweegt de kamer dat de vergissing van de gerechtsdeurwaarder om één van de drie dossiers na het vonnis van de kantonrechter niet te sluiten wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar is. De gerechtsdeurwaarder stelt dat het misverstand is ontstaan door vermeerdering van de eis in het ene dossier en overheveling van de vordering van het ene naar het andere dossier. Uit artikel 4 van de Verordening Beroeps- en gedragsregels van de Gerechtsdeurwaarders volgt dat de gerechtsdeurwaarder ervoor dient te zorgen dat de inrichting en de organisatie van zijn kantoor voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening en dat hij er op toe ziet dat zijn medewerkers over de bekwaamheid beschikken die is vereist voor het verrichten van de aan hen opgedragen werkzaamheden. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder hier niet aan heeft voldaan en kennelijk gebruik heeft gemaakt van een niet sluitend computersysteem. De gerechtsdeurwaarder had tevens alvorens klager te dagvaarden beter moeten onderzoeken of de vordering nog daadwerkelijk open stond. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder dit heeft gedaan.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing, waarbij de kamer het opleggen van na te melden maatregel geboden en passend acht.  

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder een geldboete ter hoogte van € 250,-- op, waarbij de in artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.