ECLI:NL:TGDKG:2018:17 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 545.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:17
Datum uitspraak: 23-01-2018
Datum publicatie: 06-03-2018
Zaaknummer(s): 545.2017
Onderwerp: KBvG
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Maatregel: geldboete conform de door het Gerechtshof vastgestelde norm. Onvoldoende studiepunten behaald.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 januari 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/629471 / DW RK 17/545 ingesteld door:

[   ]

gevestigd te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ].

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 mei 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 juli 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 november 2017, alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 januari 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Ten aanzien van permanente educatie:

-          De Verordening bevordering vakbekwaamheid KBvG verplicht ieder lid zich bij te scholen. Aan deze verplichting is voldaan als een lid binnen een aaneensluitende periode van twee kalenderjaren, in dit geval de periode 2015-2016, minimaal 30 opleidingspunten heeft behaald.

-          Bij e-mail van 10 januari 2017 is de gerechtsdeurwaarder door klaagster op de hoogte gesteld van zijn tekort (van 6 punten) aan het verplichte aantal PE-punten over de periode 2015-2016.

-          Bij e-mails van 12 en 13 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om de resterende punten in de eerste maanden van 2017 in te halen.

-          Bij brief van 8 februari 2017 heeft klaagster het verzoek van de gerechtsdeurwaarder afgewezen.

-          Bij brief van 15 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de beslissing van klaagster om zijn verzoek af te wijzen.

-          Bij brief van 2 mei 2017 heeft klaagster de beslissing op het bezwaar aan de gerechtsdeurwaarder gezonden, waarin staat dat het bestuur geen aanleiding ziet anders te beslissen.

Ten aanzien van KBvG Normen voor Kwaliteit:

-          Ingevolge artikel 21 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit is iedere gerechtsdeurwaarder (lid van de KBvG) verplicht zorg te dragen voor toetsing van zijn kantoor en dient hij, naar aanleiding hiervan, te beschikken over een positief toetsingsverslag en een positieve beoordeling.

-          Bij e-mails van 10 juni, 1 september en 29 december 2016 is de gerechtsdeurwaarder door de KBvG eraan herinnerd dat zijn positieve beoordeling afliep. De positieve beoordeling van de gerechtsdeurwaarder was geldig tot 3 december 2016.

-          Op 13 januari 2017 is er vanuit het bestuur van de KBvG telefonisch contact geweest met de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft om respijt verzocht en heeft aangegeven niet over de middelen te beschikken voor een toetsing.  

-          Bij brief van 9 februari 2017 is het verzoek van de gerechtsdeurwaarder om respijt afgewezen. De gerechtsdeurwaarder is gelijktijdig gewezen op de mogelijkheid om tegen dit besluit bezwaar aan te tekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft geen bezwaar aangetekend.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder zich niet te hebben gehouden aan de uit de Verordening bevordering vakbekwaamheid KBvG voortvloeiende verplichting om het benodigde aantal PE-punten (30) voor het jaar 2015-2016 te behalen en te handelen in strijd met artikel 21 van de Verordening en het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit. 

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2  Vast is komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder over de periode 2015-2016

6 opleidingspunten te weinig heeft behaald. De Kamer acht de klacht daarom gegrond. De door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde redenen voor het niet behalen van de achterstallige punten (in december 2016), vrijwaren hem geenszins van de verplichting die de Verordening hem oplegt. Dat de achterstallige punten inmiddels zijn ingehaald, maakt dat niet anders.

4.4 Nu onweersproken is dat de gerechtsdeurwaarder in de betreffende periode onvoldoende opleidingspunten heeft behaald, ziet de Kamer grond voor het opleggen van een boete. Geheel in de lijn met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS: 2008:BF2209) ziet de Kamer grond om de gerechtsdeurwaarder een boete van € 200,00 per niet behaalde punt op te leggen.

4.5 Om de kwaliteit bij de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarders te bevorderen zijn alle gerechtsdeurwaarders (die lid zijn van de KBvG), op grond van artikel 21 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit, verplicht in het bezit te zijn van een positief toetsingsverslag van hun gerechtsdeurwaarderkantoor.

4.6 Onweersproken staat vast dat de gerechtsdeurwaarder vanaf 3 december 2016 tot op heden niet beschikt over een positief toetsingsverslag. De gerechtsdeurwaarder handelt daarmee in strijd met artikel 21 van de Verordening.

4.7 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat de overtreding thans voortduurt. Maar ook heeft hij, anders dan zijn verweerschrift doet vermoeden, het voornemen zijn werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder niet langer voort te zetten. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard zijn ontslag reeds te hebben ingediend. Gelet op de financiële moeilijkheden, de concurrentie en zijn leeftijd is sluiting van zijn kantoor dan ook onontkoombaar, aldus de gerechtsdeurwaarder. De (eventuele beschikbare) middelen zullen dan ook niet worden ingezet voor een toetsing, maar om zijn personeel te betalen.

4.8 De door de gerechtsdeurwaarder geschetste gang van zaken, kunnen er niet toe leiden dat de tekortkoming de gerechtsdeurwaarder niet kan worden aangerekend. De tekortkoming beslaat een behoorlijke periode van bijna 11 maanden, waarin de gerechtsdeurwaarder zijn verplichting niet is nagekomen. De kamer acht de klacht dan ook gegrond. Hoewel de overtreding zowel een schorsing, als een boete zouden rechtvaardigen, heeft het opleggen van een schorsing, gelet op zijn reeds ingediend ontslag, niet het beoogde resultaat. Uit het ontslag volgt immers al dat de gerechtsdeurwaarder deze overtreding in de toekomst niet opnieuw zal begaan. Hoewel hetzelfde over een geldboete gezegd kan worden, moet in aanmerking genomen worden dat collega-gerechtsdeurwaarders kosten hebben moeten maken om zich te laten auditen. De beklaagde gerechtsdeurwaarder, die zich niet heeft laat auditen, behaalt hiermee enig financieel voordeel omdat hij deze kosten niet heeft hoeven te maken. De maatregel van een geldboete wordt in dit geval dan ook opgelegd om dat voordeel enigszins teniet te doen, welk voordeel wordt begroot op

€ 1.500,00. De Kamer ziet daarom grond om de gerechtsdeurwaarder een boete van

€ 1.500,00 opleggen.

4.9 In beschouwing nemende dat de omstandigheden van dien aard zijn dat de gerechtsdeurwaarder zich in de positie bevindt dat sluiting van zijn praktijk onontkoombaar is – een realiteit die de KBvG kan beamen – ziet de Kamer echter aanleiding om het totaal van de hiervoor genoemde boetebedragen te halveren

4.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond.

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel op tot betaling van een geldboete van

€ 1.350,00 met aanzegging dat de Kamer de ex artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet door haar te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de boete moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.