ECLI:NL:TGDKG:2017:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 226.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:98
Datum uitspraak: 16-05-2017
Datum publicatie: 13-07-2017
Zaaknummer(s): 226.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag onder de (ex-)werkgever niet opgeheven, terwijl er geen dienstverband meer bestond en hem door zijn opdrachtgever was meegedeeld de ten uitvoerlegging te beëindigen. Ook had de gerechtsdeurwaarder geen mededeling (meer) mogen doen over de omvang van klagers restantschuld aan de (ex-)werkgever. Klacht gegrond. Berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 16 mei 2017 zoals bedoeld in  artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/604368 / DW RK 16/226 ingesteld door:

[   ],

wonende te Amsterdam,

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 februari 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 april 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 april 2017. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 mei 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                      op 8 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd on­der diens werkgever, hierna: de           (ex-)werkgever;

-                       bij e-mail van 28 februari 2015 (de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat in het verweerschrift per abuis staat vermeld dat dit 15 juni 2015 was) heeft de (ex-)werkgever aan de gerechtsdeurwaarder laten weten dat klager uit dienst was getreden per 1 maart 2015. De (ex-)werkgever heeft tevens laten weten dat zeer waarschijnlijk geen gelden aan klager verschuldigd waren, nu met deze gelden de vorderingen van preferente beslagleggers moesten worden voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag niet opgeheven;

-           op 16 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV;

-           de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft op 24 augustus 2015 laten weten dat de gerechtsdeurwaarder de tenuitvoerlegging van het tegen klager gewezen vonnis kon beëindigen;

-           daarop heeft de gerechtsdeurwaarder het derdenbeslag onder het UWV opge­heven en de verdere tenuitvoerlegging van het vonnis gestaakt;

-           op 11 januari 2016 heeft de (ex-)werkgever telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder met de mededeling dat alsnog een betaling aan klager zou worden gedaan;

-           de gerechtsdeurwaarder heeft de (ex-)werkgever laten weten dat een dergelijke betaling nog onder het beslag zou vallen;

-           bij brief van 25 janauri 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de advocaat van klager meegedeeld dat een eventuele nabetaling volledig onder het beslag zou vallen en dat de openstaande vordering op dat moment € 12.012,15 bedroeg;

-           klager heeft op 18 februari 2016 een brief gestuurd aan de gerechtsdeur­waar­der. In deze brief beklaagt hij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder aan zijn (ex-)werkgever heeft laten weten dat klager nog een schuld had, terwijl de gerechtsdeurwaarder het beslag onder het UWV reeds in augustus 2015 had opgeheven. Voorts heeft klager meegedeeld dat hij met de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een vergelijk had getroffen. Tot slot heeft klager de gerechtsdeurwaarder gevraagd op grond waarvan hij zich gerechtigd acht om informatie over klager aan zijn (ex-)werkgever te verstrekken. Klager beschouwt dat als een aantasting van zijn privacy;

-           bij schrijven van 25 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder gerea­geerd.  Hij heeft klager meegedeeld dat formeel juridisch een nabetaling nog onder het beslag zou vallen. Omstreeks augustus 2015 werd van de opdrachtgever de opdracht ontvangen om de gelegde beslagen op te heffen. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij daaraan gehoor gegeven, maar kreeg hij tevens de opdracht om het dossier van klager aan te houden.  Voorts is aan klager meegedeeld dat hij bij de opdrachtgever had geïnformeerd en dat inderdaad een vergelijk was getroffen. De opdrachtgever wenste het restant van de vordering niet meer bij klager te verhalen.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er –samengevat- over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)         in de brief van 25 februari 2015 niet heeft toegelicht op grond waarvan hij gerechtigd was om de (ex-)werkgever te informeren over de omvang van de schuld van klager. De gerechtsdeurwaarder was daartoe niet gerechtgd. Hij had eerst contact met zijn opdrachtgever moeten opnemen (klager noemt dit onderzoeksplicht) alvorens de (ex-)werkgever te antwoorden;

b)         het loonbeslag ten onrechte niet heeft opgeheven, nadat hij wist dat klager  niet meer bij de (ex-)werkgever werkzaam was;

c)         wellicht in augustus 2015 op eigen houtje contact heeft gelegd met zijn op­dracht­gever. Volgens klager valt anders niet te verklaren dat de gerechtsdeurwaarder in augustus 2015 wel het beslag onder het UWV heeft opgegeven, maar zich na het bericht van de werkgever in januari 2016 genoodzaakt achtte om alsnog contact met zijn opdrachtgever op te nemen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Volgens de gerechtsdeurwaarder is er zorgvuldig gehandeld. Voor zover er informatie is verstrekt aan een derde, betreft dit uitsluitend informatie die al aan de (ex-)werkgever was verstrekt bij het leggen van het beslag. Aan de (ex-)werkgever is slechts meegedeeld welk bedrag van de vordering op klager nog openstond en dus mogelijk nog onder het beslag kon vallen. Volgens de gerechtsdeurwaarder bestond er geen noodzaak om het derdenbeslag onder de (ex-)werkgever op te heffen nadat het diensverband was beëindigd. In 2015 bestond er nog geen digitaal beslagregister en was het gebruikelijk om een beslag niet op te heffen in een dergelijk geval.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2  De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 25 februari 2016 gesteld dat hij eind augustus 2015 opdracht kreeg om beide beslagen door te halen. Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder het beslag onder de (ex-)werkgever niet heeft opgeheven, terwijl daar wel reden voor was.  Er bestond immers geen dienstverband meer en door zijn opdrachtgever was hem meegedeeld de ten uitvoerlegging te beëindigen.

5.3 Klager mocht er na het treffen van de regeling tot finale kwijting met de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder ook van uitgaan dat  geen gelden meer onder het beslag zouden vallen. De gerechtsdeurwaarder had na de mededeling van de (ex-)werkgever over de nabetaling eerst contact met zijn opdrachtgever moeten opnemen, alvorens de (ex-)werkgever mee te delen dat de nabetaling nog onder het beslag zou vallen. Ook had hij geen mededeling meer mogen doen over de omvang van klagers restantschuld.

5.4 De Kamer is van oordeel dat het niet opheffen van het beslag onder de

(ex-)werkgever en het aan de (ex-) werkgever doorgeven van informatie met betrekking tot een schuld van klager tuchtrechtelijk laakbaar is. De klacht is gegrond en er is aanleiding na te melden maatregel op te leggen.

5.5 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.