ECLI:NL:TGDKG:2017:97 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 130.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:97
Datum uitspraak: 09-05-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 130.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 26 januari 2016 met zaaknummer 413.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/603133 / DW RK 16/130  ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 mei 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 juni 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 26 januari 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 5 februari 2016. Bij e-mailbericht, ingekomen op

15 februari 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 mei 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 12 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever met betrekking tot het medehuurderschap en de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie aan klaagster medegedeeld.

-           Klaagster heeft bij e-mail van 23 december 2014 haar bezwaar met betrekking tot de vordering aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. De gerechts-deurwaarder heeft bij e-mail van 29 december 2014 op dit schrijven gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: in zijn brief van 12 november 2014 onjuiste informatie heeft vermeld;

b: niet heeft gereageerd op haar e-mail van 23 december 2014.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de brief van

12 november 2014 kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever aan klaagster heeft medegedeeld. Dit kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen met zich mee brengen.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij een e-mail met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij wel degelijk binnen een redelijke termijn, te weten op 29 december 2014, op de e-mail van klaagster van 23 december 2014 heeft gereageerd.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat haar broer tot 9 januari 2016 woonachtig was op het adres [  ]. De broer van klaagster heeft de huur pas in februari 2015 opgezegd, dit kan worden gecontroleerd in de Gemeentelijke Basisadministratie. Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder in december 2014 weliswaar tijdig heeft gereageerd op haar e-mails, maar dat dit over de loop van het jaar niet het geval was.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat uit  het e-mailbericht van klaagster van 18 november 2014 blijkt dat de opdrachtgever niet akkoord is gegaan met het verzoek van klaagster om medehuurder van de desbetreffende woning te worden, omdat geen sprake is van een duurzame gezamenlijke huishouding. Dat klaagster en haar broer op dat moment beiden gebruik maakten van de desbetreffende woning maakt voorgaande niet anders. De gerechtsdeurwaarder heeft slechts de standpunten van de opdrachtgever aan klaagster medegedeeld. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.