ECLI:NL:TGDKG:2017:95 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1135.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:95
Datum uitspraak: 09-05-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 1135.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Nu de gerechtsdeurwaarder beschikt over het arrest waarin klager sub 1 is veroordeeld in de proceskosten, is zij terecht overgegaan tot het in rekening brengen van de nakosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/599506 / DW RK 15/1135 ingesteld door:

1. [  ] ,

2. [  ],

wonende te [  ],

klagers,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 15 december 2015, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 januari 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is aangevuld bij e-mailbericht van 6 maart 2017. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017 alwaar klager sub 2 en zijn echtgenote, mevrouw [  ], alsmede de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 mei 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij arrest van het gerechtshof te Den Bosch van 22 september 2015 is klager sub 1 als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

-           Bij brief van 24 september 2015, gericht aan de gemachtigde van klager sub 1, heeft de gemachtigde van de opdrachtgever klager sub 1 verzocht de proceskosten als genoemd in het arrest van 22 september 2015, alsmede de nakosten op zijn rekening te storten.

-           Op 29 september 2015 heeft klager sub 2 de proceskosten conform het arrest van 22 september 2015 aan de gemachtigde van de opdrachtgever overgemaakt.

-           Bij exploot van 9 oktober 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder het arrest van 22 september 2015 aan klager sub 1 betekend met gelijktijdig bevel om binnen twee dagen de nakosten van € 273,00 te voldoen, alsmede de kosten van het exploot.

-           Tussen de advocaat van klagers en de advocaat van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft veelvuldig e-mailcorrespondentie plaatsgevonden over de verschuldigdheid van de nakosten.

-           Op 13 november 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd onder de [  ] ten laste van klager sub 1. Dit beslag is op 17 november 2015 overbetekend aan klager sub 1.

-           Op 16 november 2015 heeft klager sub 2 het totaal verschuldigde bedrag aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt, waarna het dossier op 17 november 2015 is gesloten.

-           Bij brief van 20 november 2015 hebben klagers een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend met betrekking tot de nakosten en de executiekosten.

2. De klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: een bedrag  aan nakosten in rekening brengt, terwijl daarover niets in het arrest van het gerechtshof te Den Bosch van 22 september 2015 stond;

b: is overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen ter incassering van voornoemde nakosten, waardoor de kosten onnodig zijn opgelopen;

c: geen reactie geeft op een bij haar ingediende klacht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de Kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt als zij zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde aanmerkt terwijl klager zijn klacht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder heeft gericht (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Klagers hebben hun klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarder genoemd in de aanhef van deze beslissing. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om de klacht te richten aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarders die werkzaam zijn bij haar kantoor, aangezien zij alle betreffende ambtshandelingen hebben verricht. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam wordt de door klagers met naam genoemde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing reeds rekening gehouden.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de Kamer dat de partij die beschikt over een vonnis of arrest waarin ten laste van zijn wederpartij een proceskostenveroordeling is uitgesproken, uit hoofde van dat vonnis of arrest beslag kan leggen voor de nakosten. Enkel wanneer bij de executie over de hoogte van de nakosten een geschil ontstaat, dienen de nakosten door de rechter te worden begroot. Hieruit volgt dat in beginsel de executie kan worden aangevangen zonder dat de nakosten, bij voorbaat in het vonnis of arrest, of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot.

4.3 Nu de gerechtsdeurwaarder beschikt over het arrest van 22 september 2015 van het gerechtshof te Den Bosch, waarin klager sub 1 is veroordeeld in de proceskosten, is zij terecht overgegaan tot het in rekening brengen van de nakosten. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder ook meermalen aan de toenmalige advocaat van klagers medegedeeld. Omdat betaling van de nakosten uitbleef heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen deze kosten te executeren. De gerechtsdeurwaarder is verplicht om dergelijke ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Dat de toenmalige advocaat van klagers zijn standpunt dat de nakosten niet in rekening mogen worden gebracht is blijven volhouden, was geen reden om niet tot executie over te gaan. Op 14 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder voorts opdracht gekregen om beslag op de kadastrale objecten [x] en [y] te [  ] te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat zij beslag op de onroerende zaken, gelet op de hoogte van de vordering, niet proportioneel vond en dat zij dit aan haar  opdrachtgever heeft medegedeeld, waarna beslag is gelegd op de bankrekening. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de titel te executeren met het leggen van executoriaal beslag onder de Rabobank ten laste van klager sub 1.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat de inhoud van het schrijven van klagers van 20 november 2015 geen vraagstelling behelst, maar een mededeling van aansprakelijkstelling en een betwisting van de nakosten. De gerechtsdeurwaarder was dan ook niet gehouden hierop te reageren. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder steeds afdoende op schrijven van (de gemachtigde van) klagers heeft gereageerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.