ECLI:NL:TGDKG:2017:91 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 6.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:91
Datum uitspraak: 06-06-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 6.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Schorsing in de uitoefening van het ambt
Inhoudsindicatie: Eindbeslissing na tussenbeslissing. In geschil is of de dagvaarding aan klager is betekend. Een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot is een authentieke akte die op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. Het exploot zou zijn afgegeven aan een persoon op het advocatenkantoor die er al jaren niet meer werkt. Indien, zoals in deze zaak het geval is, gegronde twijfel ontstaat over de vraag of de gerechtsdeurwaarder zijn exploot daadwerkelijk op het aangegeven adres heeft gelaten, dan mag verwacht en verlangd worden dat de gerechtsdeurwaarder zijn ambtshandeling met nadere informatie onderbouwt. De gerechtsdeurwaarder heeft echter aangegeven dat hij, voordat hij zijn exploot had uitgebracht, het origineel al had ondertekend en de verdere invulling daarvan aan een medewerker op kantoor had overgelaten. Wat er toen op het origineel is ingevuld, dus aan wie het afschrift is gelaten, kan de gerechtsdeurwaarder uit eigen wetenschap niet verklaren.  Het afgeven van het origineel van het exploot door de deurwaarder aan zijn opdrachtgever, in welk exploot is vermeld dat daarvan afschrift is achtergelaten aan de in het exploot genoemde persoon, terwijl niet vaststaat dat dit afschrift aan deze persoon is afgegeven, is een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp. In het rechtsverkeer moet er op kunnen worden vertrouwd dat hetgeen de gerechtsdeurwaarder binnen de kring van zijn bevoegdheid in het exploot verklaart, zonder twijfel juist is. Nu dit niet het geval is acht de Kamer termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/600786 / DW RK 16/6 ingesteld door:

[  ] ,

advocaat te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 januari 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 januari 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 februari 2017. Bij tussenbeslissing van 21 maart 2017 heeft de Kamer de zaak aangehouden teneinde de gerechtsdeurwaarder in persoon te horen. De klacht is vervolgens behandeld ter openbare terecht­zitting van 25 april 2017 alwaar de gerechtsdeur­waar­der is verschenen. Klaagster heeft voorafgaand de zitting schriftelijk aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 juni 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 19 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een exploot van dagvaarding betekend aan het (voormalige) kantoor van klaagster. In het exploot staat vermeld dat het afschrift is achtergelaten aan: “[  ] aldaar werkzaam”.

-           Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder is tussen 14 en 16 september 2015 per e-mail gecorrespondeerd over de betekening van de dagvaarding.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, door te verklaren dat er een dagvaarding is betekend terwijl die dagvaarding nooit is ontvangen. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat de dagvaarding is betekend aan een persoon die sedert 2011 niet meer op het (voormalige) kantoor van klaagster werkzaam was. Niemand van het kantoor heeft de dagvaarding in ontvangst genomen. Ten tijde van het betekenen van de dagvaarding werkten er drie personen in het pand, een collega-advocaat, een secretaresse en klaagster zelf. De betreffende dag dat de dagvaarding betekend zou zijn, was de secretaresse tot 16.30 uur op kantoor aanwezig, en de collega van klaagster tot tegen zessen. De collega van klaagster had die dag geen afspraken of zittingen staan. Beiden waren dus de gehele dag aanwezig. Klaagster stelt dat dit een bijzonder ernstige kwestie is. Er moet blindelings vertrouwd kunnen worden op hetgeen een gerechtsdeurwaarder op ambtseed verklaart c.q. noteert. Deze gang van zaken had voor haar cliënten een hele kwalijke afloop kunnen hebben wanneer de rechtbank niet zo alert was geweest om contact met klaagster op te nemen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1  Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het tuchtrecht in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door de gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsuitoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld. Deze norm staat vermeld in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet op grond waarvan gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen  een behoorlijk (kandidaat)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot is een authentieke akte die op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. Uit het voorgaande vloeit voort dat hetgeen door de gerechtsdeurwaarder in een dergelijk exploot wordt verklaard overeenkomstig de feitelijke situatie dient te zijn.

4.3 In dit geval ontkent klaagster overtuigend dat het exploot van dagvaarding op

19 augustus 2015 is achtergelaten op haar (voormalige) kantoor. Klaagster ondersteunt dit met het feit dat de medewerker aan wie het exploot zou zij achtergelaten, ten tijde van het betekenen van het exploot al een aantal jaren niet meer werkzaam was op het betreffende kantoor. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat hij destijds, anders dan zijn huidige praktijk, nooit originele exploten meenam tijdens zijn route. De originele exploten liet hij voorzien van zijn handtekening achter op kantoor. Wanneer de gerechtsdeurwaarder een exploot had betekend, belde hij de naam van degene aan wie hij het exploot had achtergelaten door aan een medewerker van kantoor. De betreffende medewerker noteerde de naam op het exploot waarna het exploot werd gescand en geboekt in het repertoire. Vervolgens werden de exploten door de medewerker per post aan de opdrachtgever verzonden. In het onderhavige geval is gebleken dat het originele exploot nooit is aangekomen. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder een nieuw origineel aangemaakt aan de hand van het in het repertoire gescande origineel van het exploot. De gerechtsdeurwaarder kan ter zitting geen (kopie van het) origineel exploot overleggen waaruit blijkt dat hij het exploot daadwerkelijk bij [  ] heeft achtergelaten. De Kamer acht het zeer onwaarschijnlijk dat een medewerker van het advocatenkantoor de naam van een medewerker die al jaren niet meer werkzaam is op het kantoor heeft doorgegeven aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel onderbouwd dat hij het exploot daadwerkelijk aan het kantoor van klaagster heeft betekend.

4.4 Indien, zoals in deze zaak het geval is, gegronde twijfel ontstaat over de vraag

of de gerechtsdeurwaarder zijn exploot daadwerkelijk op het aangegeven adres

heeft gelaten, dan mag verwacht en verlangd worden dat de gerechtsdeurwaarder

zijn ambtshandeling met nadere informatie onderbouwt. De gerechtsdeurwaarder

heeft echter aangegeven dat hij, voordat hij zijn exploot had uitgebracht, het

origineel al had ondertekend en de verdere invulling daarvan aan een medewerker op kantoor had overgelaten. Wat er toen op het origineel is ingevuld, dus aan wie het

afschrift is gelaten, kan de gerechtsdeurwaarder uit eigen wetenschap niet verklaren.

4.5 Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat het originele exemplaar van de dagvaarding is zoekgeraakt en dat er een nieuw (dus tweede) origineel is

vervaardigd. Dat blijkt echter op geen enkele wijze uit het exploot. Op dat nieuw

vervaardigde exemplaar had de gerechtsdeurwaarder zulks dienen te relateren.

4.6 De gerechtsdeurwaarder beschikte aan de hand van zijn in zijn auto aanwezige TomTom over gegevens van zijn op 19 augustus 2015 gereden route, maar hij heeft die gegevens niet bewaard, zelfs niet toen hij wist dat er over het doen van het exploot twijfel was ontstaan. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer voorts

aangegeven dat gegevens, aan wie hij het afschrift van zijn exploot had gelaten, door

zijn kantoormedewerker op een lijst zijn genoteerd, maar die lijst heeft hij in deze

klachtprocedure niet overgelegd. Het vervaardigen van het tweede origineel heeft hij

daarnaast aan een medewerker overgelaten, waarbij hij niet heeft gecontroleerd of dat op juiste wijze was gebeurd. De gerechtsdeurwaarder sluit namelijk niet uit dat zijn

medewerker toen een fout heeft gemaakt.   

4.7 Het afgeven van het origineel van het exploot door de deurwaarder aan zijn opdrachtgever, in welk exploot is vermeld dat daarvan afschrift is achtergelaten aan de in het exploot genoemde persoon, terwijl niet vaststaat dat dit afschrift aan deze persoon is afgegeven, is een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp. In het rechtsverkeer moet er op kunnen worden vertrouwd dat hetgeen de gerechtsdeurwaarder binnen de kring van zijn bevoegdheid in het exploot verklaart, zonder twijfel juist is. Nu dit niet het geval is acht de Kamer termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing voor de duur van één week op. Tot oplegging daarvan wordt overgegaan na het onherroepelijk worden van deze beslissing en op een aan de gerechtsdeurwaarder meegedeelde datum van ingang.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr.  A.E. de Vos en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.