ECLI:NL:TGDKG:2017:89 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1006.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:89
Datum uitspraak: 06-06-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 1006.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager stelt dat hij slachtoffer is van hypotheekfraude en tevens onder meer dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag op het inkomen van zijn echtgenote heeft gelegd. Klager stelt dat hij en zijn vrouw op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd en dat zij enkel als getuige aanwezig was bij de ondertekening van de hypotheekakte. De Kamer stelt vast dat dit niet uit de akte blijkt, want daarin worden klager en zijn echtgenote beiden als geldnemer/hypotheekgever aangeduid en ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens de ban voor de gehele schuld. De Kamer overweegt verder dat indien klager problemen heeft met de bank, hij zich tot de bank dient te wenden. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 augustus 2016 met zaaknummer C/13/604192 DW RK 16/217 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/615095 / DW RK 16/1006 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 april 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 30 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 augustus 2016. Bij brief, ingekomen op

12 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 april 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De woning van klager is op 8 december 2014 op een executieveiling verkocht.

-           Bij brief van 26 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht het verschil tussen de verkoopopbrengst en de hypotheek van € 183.752,22 te betalen.

-           Op 24 december 2014 is beslag gelegd op het inkomen van de echtgenote van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: hij slachtoffer is van fraude van de hypotheek afdeling van [  ].

b: de gerechtsdeurwaarder ongevraagd een telefoongesprek heeft opgenomen.

c: zijn huis is verkocht zonder zijn toestemming en wetenschap.

d: de koper van het huis de privacy van zijn familie heeft geschonden en hun eigendommen heeft beschadigd.

e: de gerechtsdeurwaarder beslag op het inkomen van zijn echtgenote heeft gelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klager onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Uit het verweerschrift blijkt dat klager een betalingsachterstand in zijn hypotheekbetalingen heeft laten ontstaan. Klager wenste niet mee te werken aan onderhandse verkoop van zijn woning, zodat de woning uiteindelijk op een executieveiling is verkocht. De gerechtsdeurwaarder is vervolgens belast met de executie van de restschuld van de hypotheek. Uit het verweerschrift blijkt verder dat [  ] fraude en onzorgvuldig handelen voor en/of tijdens de veiling uitdrukkelijk van de hand wijst. [  ] heeft klager gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij [  ] of een procedure te starten bij de rechtbank. De  gerechtsdeurwaarder is pas  ingeschakeld na de executieveiling van de woning van klager, zodat klachtonderdelen a, c en d reeds hierom niet kunnen slagen. In een tuchtprocedure in het kader van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt immers slechts geoordeeld over de juistheid van het handelen van de betreffende gerechtsdeurwaarder en niet over het handelen van anderen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b ontkent de gerechtsdeurwaarder stellig dat het telefoongesprek met klager op 25 augustus 2015 is opgenomen. Uit de telefoonnotitie blijkt ook niet dat klager kenbaar heeft gemaakt dat hij het gevoel had dat het gesprek werd opgenomen. Evenmin blijkt dat hij het gesprek voortijdig heeft beëindigd, zoals klager stelt. Nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van enige tuchtrechtelijk laakbare gedraging van de gerechtsdeurwaarder, dient de klacht op dit punt als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e verwijst de voorzitter naar de uitspraak van heden geregistreerd onder nummer C/13/609693 DW RK 16/592. In deze uitspraak is de klacht, ingediend door de echtgenote van klager en met gelijke strekking, door de kamer als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat:

a: de gerechtsdeurwaarder telefoongesprekken zonder toestemming heeft opgenomen;

b: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag op het inkomen van zijn vrouw heeft gelegd;

c: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag op het vakantiegeld heeft gelegd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Klager stelt dat hij en zijn vrouw op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd en dat zij enkel als getuige aanwezig was bij de ondertekening van de hypotheekakte. De Kamer stelt vast dat dit niet uit de akte blijkt (ingebracht in de samenhangende zaak van [  ], zaaknummer C/13/615092 DW RK 16/1005), want daarin worden klager en zijn echtgenote beiden als geldnemer/hypotheekgever aangeduid en ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens de ban voor de gehele schuld. De Kamer overweegt verder dat indien klager problemen heeft met de [  ], hij zich tot de [  ] dient te wenden. De tuchtrechter oordeelt slechts of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.