ECLI:NL:TGDKG:2017:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1005.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:88
Datum uitspraak: 06-06-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 1005.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat er ten onrechte beslag op haar inkomen en het vakantiegeld is gelegd ten aanzien van een vordering op haar echtgenoot. Klaagster stelt enkel als getuige aanwezig te zijn geweest bij e ondertekening van de hypotheekakte. Dit blijkt echter niet uit de akte. Ook klaagster wordt in die akte aangeduid als geldnemer/hypotheekgever en is volgens diezelfde akte hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Dat de notaris de akte naar zeggen van klaagster niet juist heeft opgesteld kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 30 augustus 2016 met zaaknummer C/13/609693 DW RK 16/592 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/615092 / DW RK 16/1005 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 10 juni 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 juli 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 30 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 augustus 2016. Bij brief, ingekomen op

12 september 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 april 2017 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 17 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een grosse van een hypotheekakte aan klaagster betekend.

-           Op 24 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op het inkomen van klaagster gelegd.

-           Op 15 januari 2016 heeft de advocaat van klaagster verzocht om herberekening van de beslagvrije voet.

-           Bij e-mail van 18 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster verzocht om nadere bewijsstukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen.

-           Op 10 februari 2016 heeft klaagster enige bewijsstukken ingediend.

-           Op 11 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast en het teveel geïnde bedrag teruggestort. Hiervan is klaagster op de hoogte gesteld, waarbij tevens is verzocht om nadere bewijsstukken.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij:

a: beslag heeft gelegd op haar inkomen ten aanzien van een vordering betreffende haar echtgenoot;

b: beslag heeft gelegd op haar vakantiegeld.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klaagster onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat  klaagster kennelijk met haar echtgenoot op de hypotheekakte als hoofdelijk schuldenaar vermeld staan. Dit betekent dat beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de hypotheekschuld. Dat klaagster op huwelijksvoorwaarden met haar echtgenoot is gehuwd maakt dit niet anders. De grosse van een hypotheekakte is een executoriale titel. Op de gerechtsdeurwaarder rust de plicht om de executie daarvan  ter hand te nemen indien daarom wordt verzocht. De opdrachtgever heeft het recht zich voor de gehele schuld te verhalen op het vermogen van elk der hoofdelijke schuldenaren. Dat kan ook betekenen dat slechts bij één van de hoofdelijk schuldenaren verhaal wordt gezocht. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de Hoge Raad in het arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3068) heeft bepaald dat indien het maandelijkse inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld wordt opgebouwd steeds boven de beslagvrije voet uitkomt, de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld geheel vatbaar is voor beslag. Dit is anders in de gevallen waarin het maandelijkse inkomen in die maanden  beneden de beslagvrije voet is gebleven of waarin de schuldenaar in de periode waarin het vakantiegeld werd opgebouwd een wisselend inkomen heeft genoten, waardoor het inkomen in sommige maanden beneden de beslagvrije voet bleef en in andere maanden daar bovenuit kwam. Het vakantiegeld is in de genoemde gevallen slechts vatbaar voor beslag voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld. Hierbij tellen ook de maanden mee waarin er nog geen beslag op het inkomen lag. Doorslaggevend is of er beslag op het inkomen rust in de maanden waarin de uitbetaling van de het vakantiegeld plaatsvindt. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het inkomen van klaagster boven de beslagvrije voet blijft, zodat de uitkering van het vakantiegeld geheel onder het beslag valt. Indien klaagster het niet eens is met dit standpunt van de gerechtsdeurwaarder, dient zij zich te wenden tot de gewone rechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij op huwelijkse voorwaarden is getrouwd en financieel volledig onafhankelijk is van haar echtgenoot. Klaagster heeft de betreffende hypotheekakte slechts als getuige ondertekend. Klaagster verzoekt om alle in beslag genomen gelden, inclusief haar vakantiegeld, onmiddellijk terug te laten storten.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Uit de hypotheekakte blijkt niet dat klaagster enkel als getuige aanwezig was bij de ondertekening van de hypotheekakte. Ook klaagster wordt in die akte aangeduid als geldnemer/hypotheekgever en is volgens diezelfde akte hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Dat de notaris de akte naar zeggen van klaagster niet juist heeft opgesteld kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.