ECLI:NL:TGDKG:2017:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 806.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:81
Datum uitspraak: 20-06-2017
Datum publicatie: 06-07-2017
Zaaknummer(s): 806.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat er door een onjuiste renteberekening te weinig is geïncasseerd. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 19 juni 2016 met zaaknummer C/13/604400 DW RK 16/244 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/612656 / DW RK 16/806  ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 juli 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 juli 2016. Bij e-mailbericht, ingekomen op

25 juli 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 mei 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is zonder kennisgeving niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven om een vonnis van 3 april 2002 ten uitvoer te leggen en voor haar te incasseren.

-           De voorganger van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft de zaak van klaagster in 2004 in behandeling genomen. In 2009 is de zaak gesloten. Op dat moment was een groot deel van de wederpartij ontvangen, maar niet alles.

-           In 2010 is het dossier opnieuw ingevoerd, nog steeds bij de voorganger van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, met klaagster als eiseres en opdrachtgeefster.

-           Bij schrijven van 31 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een afrekening doen toekomen.

-           De gerechtsdeurwaarder is nadien door klaagster benaderd met het verzoek om uitleg. Deze uitleg heeft de gerechtsdeurwaarder gegeven.

-           Medio november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder met klaagster besproken om een nieuwe renteberekening te laten maken. Klaagster heeft deze renteberekening niet ontvangen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er (als opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder) samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het dossier ondeugdelijk heeft afgewikkeld en wanprestatie heeft geleverd door een onjuist rentepercentage te berekenen en waardoor te weinig is geïncasseerd.

De gerechtsdeurwaarder geeft geen respons op de e-mail van klaagster waarin zij aangeeft dat de gerechtsdeurwaarder de zaak maar blijft oprekken en ook niet op de e-mail waarin zij meedeelt dat zij een officiële klacht zal indienen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het tuchtrecht in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door de gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsuitoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld. Deze norm staat vermeld in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet op grond waarvan gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen  een behoorlijk

(kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Dit is in deze zaak niet het geval. Klaagster verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening over de vraag of het dossier op een deugdelijke manier is afgewikkeld, meer in het bijzonder of er in verband met de foutief berekende rente al dan niet te weinig is geïncasseerd. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien daarvan ingenomen standpunt is verdedigbaar, althans het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijk geschil te beoordelen, al was het maar omdat de onderhavige klachtprocedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Klaagster zal zich met dit meningsverschil moeten wenden tot de gewone rechter. Het verdient vermelding dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat foutieve rente is berekend. De gerechtsdeurwaarder heeft aangeboden om dit geschil zo spoedig mogelijk met klaagster op te lossen en heeft aangevoerd dat daar concrete mogelijkheden voor zijn.

4.3. Voor wat betreft het niet reageren op twee e-mails van klaagster merkt de voorzitter nog het volgende op. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij binnen een redelijke termijn op de e-mails van klager heeft gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft inderdaad geen reactie gegeven op de e-mail van klaagster waarin zij aangeeft een officiële klacht zou gaan indienen. Dat was echter, naar zijn zeggen, omdat deze e-mail enkel een mededeling bevatte en hij heeft dit niet gezien als een uitnodiging om in contact te treden. Dit standpunt van de gerechtsdeurwaarder is verdedigbaar, althans is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

4.4. Op grond van het voorgaande is derhalve niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, zodat de door klaagster ingediende klacht hierop afstuit.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks meerdere verzoeken hiertoe, nog steeds geen juiste renteberekening heeft gemaakt. De termijn die de gerechtsdeurwaarder heeft genomen om een nieuwe berekening te maken, te weten van juli 2015, het moment dat klaagster de gerechtsdeurwaarder erop had geattendeerd dat de berekening niet klopte, tot december 2015 is te lang. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij de juiste “tools” heeft om een juiste renteberekening te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gehandeld volgens het gestelde in de titel dat maandelijks een rentepercentage van 1% berekend moet worden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft immers niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat het dossier van klaagster in maart 2004 door de voorganger van de gerechtsdeurwaarder in behandeling is genomen en in december 2009 (op verzoek van klaagster) is gesloten. Vervolgens is het dossier van klaagster begin 2010 opnieuw ingevoerd door de voorganger van de gerechtsdeurwaarder en is de zaak eind juli 2015 door de gerechtsdeurwaarder gesloten. De gerechtsdeurwaarder erkent dat een foutieve rente is berekend en dat klaagster recht heeft op meer geld, maar dat het, gelet op de overname van het dossier en de omstandigheid dat het een oud dossier betreft, niet makkelijk is om een juiste renteberekening te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangegeven dat hij de dag voor de zitting heeft getracht telefonisch contact met klaagster te krijgen om tot een oplossing te komen en eventueel een schikking te treffen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

  7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. Ch.A. van Dijk en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.